Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van minister Dekker op de conferentie Gebiedsontwikkeling op 23 november 2005 in Den Haag.

Koninklijke Hoogheid, Dames en heren,
Van harte welkom op deze bijeenkomst. Voor ik toekom aan de voorbeeldprojecten en het werk van de commissie Bakker, schets ik - als u mij toestaat - graag nog eens kort de context waarin we met z'n allen bezig zijn. Bij mijn aantreden heb ik direct ingezet op een meer ontwikkelingsgerichte aanpak van het ruimtelijk beleid. De overheid moet meer moeten aanhaken bij het initiatief van burgers, bedrijven en maatschappelijke groeperingen, meer uitgaan van kansen voor ruimtelijke ontwikkeling dan van belemmeringen.

In de Nota Ruimte, het nieuwe kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, heb ik gekozen voor een sturingsfilosofie die mede-overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties grotere vrijheid én verantwoordelijkheid geeft voor de inrichting van ons land. De bemoeienis van het Rijk beperkt zich voortaan tot de ruimtelijke ontwikkelingen die het nationaal en internationaal belang van ons land raken. Ik herhaal nog maar eens mijn uitgangspunt: "decentraal wat kan, centraal wat moet".
Het idee van gebiedsgerichte ontwikkeling sluit hier goed bij aan. Plannen en belangen van de markt, de overheid en maatschappelijke groeperingen worden voor een regionaal samenhangend gebied bij elkaar gebracht. Alle partijen zijn samen verantwoordelijk voor een gedeeld einddoel, ook financieel. Wonen, bedrijvigheid, infrastructuur, water en natuur moeten elkaar vinden in een sluitend plan.

Koninklijke Hoogheid, dames en heren,
We kunnen vandaag veel mooie woorden wijden aan het belang van dergelijke gebiedsontwikkeling, maar uiteindelijk gaat het om de uitvoeringspraktijk. Daar hebben we al veel voor gedaan. Via de programma-aanpak voor de nationale prioriteiten versnellen we de uitvoering van de Nota Ruimte en worden overheidsverantwoordelijkheden scherp verdeeld. Met de oprichting van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) versterk ik de rijksbetrokkenheid en
-coördinatie in gebieden waar het rijk gronden in bezit heeft. En als het gaat om het instrumentarium wijs ik graag op de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Grondexploitatiewet. Naar het zich laat aanzien zullen beide wetten in 2007 operationeel zijn. Inmiddels wordt ook hard gewerkt aan de Omgevingsvergunning, die onder meer gericht is op de stroomlijning van ruimtelijke procedures.

We hebben dus niet stil gezeten! Immers: pas anderhalf jaar geleden hebben we met zijn allen in Schiedam het startschot gegeven voor gebiedsontwikkeling als werkwijze. Bewust heb ik gekozen voor een praktijkgerichte aanpak: learning by doing. Want van fouten kunnen we leren en succesvolle praktijkervaringen moeten worden verspreid. In de vorm van 14 veelbelovende voorbeeldprojecten hebben de provincies ons het benodigde materiaal aangereikt. Daar ben ik hen dankbaar voor. Ook omdat zij hun nek hebben durven uitsteken door zeker niet alleen de gemakkelijke opgaven in te dienen. Dat getuigt van moed. En ik stel dat zeer op prijs.

De voorbeeldprojecten beslaan een brede waaier aan initiatieven. Die diversiteit hebben we letterlijk vertaald in een waaier van de 14 voorbeeldprojecten. U krijgt die waaier aan het eind van de middag uitgereikt. De beelden die U achter mij ziet, maken daar ook deel van uit.

De verschillen tussen de projecten zijn legio. In schaalgrootte (enerzijds het programma West-Brabant met een aantal onderliggende projecten en anderzijds een concreet intergemeentelijk project als Zuidlanden). In fasering (Meerstad en Blauwe Stad zijn al in uitvoering, de As Lelystad-Dronten bevindt zich nog in de initiatieffase). Maar ook verschillen in aard en herkomst van de opgave en in de organisatie en de regie.
De diversiteit aan projecten wordt ook weerspiegeld door de ondersteuningsactiviteiten van mijn ministerie. Ook die bestrijken een breed terrein: PPS, regionaal kostenverhaal en verevening, regionaal ontwerp, juridische procedures, procesarchitectuur en nog veel meer. Maar ik denk met name ook aan de nuttige themabijeenkomsten en masterclasses waar best practises zijn gedeeld, waar partijen elkaar hebben leren kennen en waar kennis is uitgewisseld.

Om ook het proces van leren en kennis delen "van buiten" te faciliteren heb ik een commissie van bijstand ingesteld, de U inmiddels welbekende commissie Bakker. De taak van de commissie was er niet één van inspecteren of beoordelen. Integendeel. Ik heb de commissie gevraagd U en mij met raad en daad terzijde te staan. Want ik ben doordrongen van de eisen die gebiedsontwikkeling aan ons stelt en dan is hulp van deskundigen meer dan welkom. Een belangrijke doelstelling van de commissie was om alle partijen - rijk, regio, markt, maatschappelijke groeperingen - vanuit een concrete praktijksituatie een spiegel voor te houden: hoe wordt er gewerkt? Hoe opereren de betrokken partijen? Wat gaat goed en wat is voor verbetering vatbaar? Daarom heeft de commissie alle voorbeeldprojecten bezocht.

Ook zelf heb ik verschillende projecten bezocht. Een aantal zaken viel mij op. We komen daar vanmiddag nog over te spreken, maar ik los alvast een schot voor de boeg. Ik heb veel enthousiasme en energie geproefd. Mijn indruk is dat provincies de handschoen hebben opgepakt en op vele fronten actief in de weer zijn om gebiedsontwikkeling in de praktijk te brengen. Zowel in de bestuurlijke organisatie van bovenregionale projecten als in de (voorbereiding van) de uitvoeringspraktijk.
Denk aan Meerstad, de Blauwe Stad of het Hart van de Heuvelrug die deels of geheel klaar zijn voor de uitvoering. Projecten die nu al heel nuttig zijn gebleken voor initiatieven die nog niet zover zijn. Denk aan het Wieringerrandmeer waar nu een stevige, inspirerende visie ligt. Denk aan de IJsseldelta waar in een jaar tijd een enorme voortgang in planvorming is geboekt. En denk ook aan Waterdune in Zeeuws Vlaanderen waar een veelbelovende publiek-private samenwerking wordt ontwikkeld.
Hoewel deze resultaten ook onder het huidige wettelijk regime konden worden geboekt, ben ik mij er ook van bewust dat de behoefte aan nieuwe ruimtelijke instrumenten groot is. Het is daarom goed dat de nieuwe WRO en de Grondexploitatiewet snel beschikbaar komen. Ook heb ik gemerkt dat er een grote vraag is naar de uitwisseling van kennis en ervaringen en naar nieuwe vaardigheden. Vooral op financieel-economisch terrein. Ik zal daar vanmiddag nog iets meer over zeggen.
De werkbezoeken maken mij in ieder geval duidelijk dat er al veel in beweging is gezet. En dat bij veel partijen. Daarom zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet.

Koninklijke Hoogheid, Dames en heren,
Net als U ben ik zeer benieuwd naar de conclusies en aanbevelingen van de commissie Bakker. Graag wil ik ook Uw mening hierover horen. Bent U het ermee eens? Gaan ze te ver of niet ver genoeg, hebben ze zaken over het hoofd gezien? Daarnaast zou ik U graag bevragen over de weg die we nu hebben te gaan. Ik spreek bewust over een weg. Want gebiedsontwikkeling is geen trucje. Het vergt een lange adem.

Daarom moeten we vandaag zien als een tussenstop in onze zoektocht naar succesvolle gebiedsontwikkeling. Niet om uit te rusten maar om aan te scherpen. Meer dan een jaar samen hard werken mag immers wel tot een scherper inzicht hebben geleid. Wat is de essentie? Wat zijn de do's en don't's?

Vanmiddag hoop ik het met u in grote lijnen eens te worden over analyse en aanbevelingen van de commissie Bakker. Zodat we een aanzet kunnen geven voor een gezamenlijke agenda voor 2006. Ik hoop en verwacht daarbij dat we de lijn van de afgelopen periode kunnen doortrekken. Ik wens u allen een leerzame en goede middag.

Zie ook:


* Dossier Gebiedsontwikkeling

* Voorbeeldprojecten Gebiedsontwikkeling: http://www.project.vrom.nl/gebiedsontwikkeling.asp
* Dossier Nota Ruimte