MINVenW: Lightrailmaterieel mogelijk op bestaande spoorlijnen
Ministerie venw
http://www.minvenw.nl
Het ministerie heeft samen met de provincies en kaderwetgebieden vastgesteld dat het
mogelijk is op bepaalde bestaande spoorlijnen nieuw lightrail materieel te laten rijden.
En dat dit mogelijk is binnen de bestaande veiligheidseisen. Dit maakte minister Peijs
vandaag bekend tijdens het startsein voor het boren van de tunnel van de Randstadrail en
in een brief aan de Tweede Kamer. Op vijf lijnen in Nederland kunnen per direct nieuwe
lichte / light spoorvoertuigen rijden. Het gaat om de lijnen waar nu slechts met
dieselvoertuigen kan worden gereden en het proefbaanvak Gouda-Alphen a/d Rijn.
Het ministerie wil bepaalde lijnen, de zogenaamde contractsectorlijnen, decentraliseren
naar provincies en kaderwetgebieden. De decentrale overheden hebben aangegeven dat zij
eerst de mogelijkheid van lichte treinen over bestaand spoor onderzocht wilden hebben.
Gezamenlijk is vastgesteld dat de inzet van nieuw lightrail materieel binnen de bestaande
veiligheidseisen kan. Dure aanpassingen van het spoor zijn door dit besluit niet nodig.
Met goedkope oplossingen kan de veiligheid gegarandeerd worden. Besloten is die
goedkopere oplossingen nader uit te werken. De minister pleitte er ook voor dat de
decentrale overheden de handen ineenslaan om samen te zorgen voor een aanbesteding die
voor de industrie interessant is. Als iedereen weer bij een ander bedrijf
lightrailvoertuigen laat bouwen, wordt het namelijk een hele dure grap, aldus Peijs.
Daarom is gezamenlijk optrekken van belang. Het initiatief ligt bij de bestuurders van de
decentrale overheden.
Provincies en kaderwetgebieden worstelden met wet-en regelgeving en veiligheidseisen
omtrent lightrailmaterieel en spoor. Daarom is door het ministerie samen met het
Interprovinciaal Overleg (IPO), de Samenwerkende Kaderwetgebieden (SKVV) en ProRail eind
2004 een project gestart om gezamenlijk de (on)mogelijkheden van de inzet van nieuwe,
lichte treinen op de hoofdspoorwegen inzichtelijk te maken. De projectgroep heeft de
huidige beleidskaders en wetgeving inzichtelijk gemaakt en gedeeld met de afzonderlijke
decentrale overheden. Vervolgens is een analyse gemaakt van de ambities van de overheden,
de exploitatievorm en welke mogelijkheden er zijn om deze te realiseren.
Voor vijf andere (contractsector)lijnen waar nu met elektrische voertuigen wordt gereden
stelde de projectgroep in haar eindrapport vast dat het detectieprobleem met goedkope
oplossingen (zoals aanpassing van het toelatingsmodel dat ProRail hanteert of een
materieeloplossing aan boord van de trein) kan worden opgelost. ProRail gaat de
oplossingen hier voor uitwerken.
Peijs wil dat er tussen de diverse decentrale overheden en de openbaarvervoersector
samengewerkt wordt. Hierbij hoort ook het delen van kennis en ervaringen. Dit omdat zowel
de OV-bedrijven als de overheid volgens haar uiteindelijk allemaal hetzelfde doel scherp
voor ogen dienen te hebben: een beter openbaar vervoer. Elke werkdag reizen een paar
miljoen Nederlanders met de trein, bus, tram, metro en regiotaxi. Voor de reiziger is het
niet relevant bij wie hij precies in bus of trein zit. Zo moeten alle partijen dus ook
denken en met elkaar samenwerken. Volgens de Nota Mobiliteit kan de reizigersgroei in de
spits in de Randstad groeien met 45% bij de trein en met in het overige openbaar
vervoer met 20%.
Lisa Neves Gonçalves (070) 351 7716