Informatie over het verwerken van maaisel en oogstrestanten
Vanaf heden is de wetgeving met betrekking tot de
hergebruiksmogelijkheden van berm- en waterloopmaaisel,
oogstrestanten, heideplagsel (en maaisel) en tarragrond gewijzigd.
Er is hier sprake van een vrijstelling van het `stortverbod buiten
inrichtingen milieubeheer', zoals bedoeld in artikel 10.2 van de Wet
milieubeheer.
De vrijstelling is aan een aantal voorwaarden verbonden. De genoemde
afvalstromen moeten schoon en onverdacht zijn, moeten gelijkmatig
worden verdeeld over het land en de toepassing mag niet significant
bijdragen aan de verspreiding van nutriënten en zware metalen.
Berm- en waterloopmaaisel
Berm- en waterloopmaaisel dient indien mogelijk in de berm te blijven
liggen. Als dit niet mogelijk is bestaat de mogelijkheid om dit
maaisel te verwerken op gronden van de eigenaar, met dien verstande
dat deze grond maximaal 100 meter van de exacte locatie waar de
betreffende vegetatie groeide is gelegen.
Indien het niet mogelijk is om aan het bovenstaande te voldoen, is het
mogelijk om het maaisel te verwerken op een ander perceel van
hetzelfde bedrijf, mits gelegen binnen een afstand van 1 kilometer van
de plaats van het vrijkomen van het maaisel.
Oogstrestanten
Ten aanzien van oogstrestanten geldt het criterium dat de
oogstrestanten het bedrijf niet mogen hebben verlaten. Ze mogen dus
wel op een ander perceel van hetzelfde bedrijf worden ondergewerkt,
maar niet op het perceel van een buurman. Indien oogstrestanten op een
perceel land worden aangetroffen, moet nagegaan kunnen worden waar de
restanten vandaan komen. Voor oogstrestanten geldt een
onderwerkplicht.
Tarragrond
Tarragrond van aardappelen en bieten mag (indien aan de voorwaarden
wordt voldaan) worden toegepast op percelen waarop hetzelfde jaar of
de drie jaren daaraan voorafgaand aardappelen of bieten zijn geteeld.
Het op of in de bodem brengen van tarragrond op percelen waar de
laatste drie jaar geen aardappels of bieten zijn geteeld valt buiten
de vrijstellingsregeling.
Gemeente Gorssel