Contactpersoon
-
Datum
23 november 2005
Ons kenmerk
DGTL/05.009113
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Toezeggingen in algemeen overleg over het programma Beter Geregeld en over
administratieve lasten van Verkeer en Waterstaat op 7 september 2005
Geachte voorzitter,
In vervolg op de vragen van de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat
in het
Algemeen Overleg op 7 september 2005 over het programma Beter Geregeld
(Kamerstukken II, 29 515, nr. 86) en over de administratieve lasten voor
(Kamerstukken II,
29 515, nr. 88 alsmede Kamerstukken II, 29 362, nr. 42) van het ministerie
van Verkeer en Waterstaat, bericht ik u het volgende.
1. Aan de orde kwam de controle bij overbelading van vrachtwagens voor vee-
vervoer. In Nederland zou een zwaardere belading zijn toegestaan dan in
buurlanden. De goeden in de sector veevervoer zouden lijden onder de
kwaden omdat de controle in
Nederland te wensen over zou laten.
Hierover kan ik u het volgende melden. De uitgevoerde controles wijzen
uit dat de veevervoerders voldoen aan de Nederlandse eisen voor het
totaalgewicht (maximaal 50 ton) en aan de eisen voor de individuele
aslasten. Bekend is dat in andere EU landen andere maximum toegelaten
totaalgewichten gelden. Het is aan de overheden van die landen om het
toezicht op de naleving van de eigen nationale regels vorm te geven.
1. Aan de orde kwam de top 10 ergernissen aan administratieve lasten van de
Eigen Vervoerders Organisatie (EVO). De vraag werd gesteld wat ik de EVO
heb te bieden.
Voorop staat dat er veel goed en constructief overleg is met de branche
en met name ook met de EVO, waarbij men vroegtijdig over de te verwachten
ontwikkelingen geïnformeerd wordt. Nederland is voor zover overzien kan
worden niet strenger dan de buurlanden bij de implementatie van EU
richtlijnen. Zoveel mogelijk wordt getracht de ruimte te benutten die de
richtlijnen de lidstaten biedt. Een aantal onderwerpen uit de EVO top 10
behoort niet tot de verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer
en Waterstaat, zoals fiscale zaken, de afvalstoffenwetgeving en de
vervoersstatistieken. Voor zover het onderwerpen betreft waar Verkeer en
Waterstaat bij betrokken is, kan ik het volgende melden.
Met betrekking tot de gemiddelde arbeidstijd van maximaal 48 uur kende
het wegvervoer altijd een uitzonderingspositie. Met de komst van de
richtlijn 2002/15/EG geldt voor deze sector nu ook een limitering van de
arbeidstijd. Bij de implementatie wordt - binnen de mogelijkheden van de
richtlijn - zoveel mogelijk rekening gehouden met de belangen van de
betrokkenen. De meest betrokken partijen is dan ook gevraagd aan te geven
welke inhoudelijke en praktische elementen betrokken zouden moeten worden
bij de implementatie van de richtlijn 2002/15/EG, mede in het licht van
de bepalingen van richtlijn 2003/88/EG.
Overigens vallen de meeste medewerkers, die werkzaam zijn in de
logistieke sector waarvan de EVO de belangen behartigd, al vele jaren
onder de algemene arbeidsrichtlijn. Door de richtlijn 2002/15
(organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in
het wegvervoer uitoefenen) worden het arbeidstijdenregime van chauffeurs
nu met het algemene regime nagenoeg gelijkgetrokken.
Er wordt naar gestreefd om de consequenties van de "richtlijn
vakbekwaamheid chauffeurs in het vrachtvervoer" zoveel mogelijk aan te
laten sluiten bij de verplichtingen in het kader van het rijbewijs.
Hierdoor worden extra lasten voor de burger zoveel mogelijk voorkomen.
Voor wat betreft de verplichte nascholing wordt er naar gestreefd om deze
zo flexibel mogelijk in te vullen ten voordele van het bedrijfsleven en
op maat voor de chauffeurs, binnen de mogelijkheden die de richtlijn
2003/59 (vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van
bepaalde voor goederen- en personenvervoer) biedt.
De verplichting tot medische keuring vloeit voort uit een veroordeling
van Nederland door het Europese Hof van Justitie. Hierdoor is nu bij
iedere verlenging van rijbewijs C en D een medische keuring verplicht.
Overigens is een 5 jaarlijkse medische keuring al in diverse CAO's voor
het beroepsgoederenvervoer opgenomen.
1. Over de landelijke vrijstelling voor venstertijden voor
waardetransporten werd geïnformeerd naar te verwachten concrete
maatregelen. Daarover kan ik u het volgende mededelen.
Medio dit jaar heeft het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB)
mij geadviseerd om de wettelijke regels zo aan te passen dat geld- en
waarde-transporten niet langer gebonden zijn aan de venstertijden die
gemeenten hebben vastgesteld. Begin oktober 2005 heb ik middels een
schrijven positief gereageerd op het advies van het MOB. In mijn brief
kondig ik aan de regelgeving aan te passen. Ik streef ernaar om begin
januari 2006 samen met de gemeenten vanuit hun rol als wegbeheerder de
beslissing te nemen over het in gang zetten van de benodigde
wetswijziging. Aan de VNG heb ik in een separate brief de vraag
voorgelegd om in beeld te brengen welke fysieke belemmeringen
(toegangssystemen) in de individuele steden nog resteren en hoe deze
zullen worden ondervangen voor de verschillende geld- en
waardetransporteurs in Nederland. De VNG maakt inmiddels geen deel meer
uit van het MOB, maar is wel essentieel voor het vereiste zicht op de
uitvoeringsconsequenties van de maatregel.
1. De administratieve lasten van de afvalvervoerders in de binnenvaart werd
aan de orde gesteld. De registratieverplichting voor afvalvervoerders is
ingevoerd op grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen. Mede
gedwongen door de uitspraak van de Raad van State zijn er nadere eisen
gesteld aan de registratieverplichting, namelijk betrouwbaarheid,
kredietwaardigheid en vakbekwaamheid. VROM heeft de afgelopen maanden de
uitvoering van deze registratieverplichting verlicht. Sinds de invoering
van de registratieverplichting zijn de volgende besluiten genomen:
2. Voor wat betreft de vakbekwaamheid is voor de binnenvaart bepaald dat
in plaats van een apart bewijs van vakbekwaamheid kan worden volstaan
met het vakbekwaamheidbewijs dat door de Inspectie Verkeer en
Waterstaat reeds wordt geregistreerd ten behoeve van het verkrijgen
van een vergunning voor beroepsvervoer per binnenvaartschip.
3. De eis van E 18.000 aan eigen vermogen van de ondernemer blijft
bestaan. Alternatieven - aangedragen door de binnenvaartsector - zijn
onderzocht, maar blijken geen garantie voor kredietwaardigheid te
bieden.
4. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer heeft procedureafspraken gemaakt met het Ministerie van
Justitie om voor binnenvaartondernemers het verkrijgen van een
verklaring van goed gedrag via de gemeenten te vergemakkelijken. Toen
de binnenvaartbranche aangaf nog problemen te ondervinden met een
aantal gemeenten, heeft VROM contact opgenomen met het ministerie van
Justitie om de problemen aldaar op te lossen.
Het is dus gedeeltelijk gelukt om de administratieve lasten van de
afvalstoffenregistratie te beperken. Alle mogelijke oplossingen in de
zin van praktische uitwerking van de regelgeving zijn onderzocht en
waar mogelijk toegepast. Verder vermindering van administratieve
lasten kan alleen indien de regelgeving wordt aangepast.
Dit zal niet zonder meer kunnen, omdat deze regelgeving het resultaat
is van een interpretatie door de Raad van State van een Europese
richtlijn. Aangezien de
interpretatie door de Raad van State strenger is dan de interpretatie
in de ons
omringende landen, lijkt een internationale harmonisatie (in de CCR)
conform de Nederlandse interpretatie niet erg kansrijk.
1. In het algemeen overleg heb ik u toegezegd snel te komen met een brief
over de relatie tussen de omgevingsvergunning en de op basis van de
Waterwet te realiseren watervergunning. De brief kunt u binnenkort
tegemoet zien.
1. Over de Algemene Periodieke Keuring van voertuigen (APK) werden diverse
vragen gesteld. Ik heb toegezegd dat u voor de begrotingsbehandeling een
brief tegemoet kunt zien. In de brief - die ik u binnenkort doe toekomen
- zal ik ingaan op gevolgen voor het milieu en de verkeersveiligheid bij
verlaging van de frequentie van de APK.
1. Ten slotte kwamen twee onderwerpen aan de orde, de problematiek van het
onverzekerd rijden en de problematiek inzake de verzekeringsplicht voor
verkeersregelaars en verkeersbrigades, waarover ik u inmiddels heb
bericht in mijn brief van
5 oktober 2005 (Kamerstukken II, 29 398, nr. 32).
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat