Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
SV/F&W/2005/88826
Onderwerp Datum Contactpersoon
Poortwachtertoets reïntegratie 23 november 2005
In het advies van 15 april 2005 over de toekomst van de Werkloosheidswet (WW) 1 heeft de
Sociaal-Economische Raad (SER) zich onder meer uitgesproken over de reïntegratie van WW-
gerechtigden met grote kansen op de arbeidsmarkt. De SER stelt daarbij een aanpak voor waarbij
bij het voortduren van werkloosheid tegelijkertijd sprake is van een toename van het beschikbare
reïntegratie-instrumentarium, een verzwaring van de reïntegratieverplichtingen voor de
uitkeringsgerechtigde en een verschuiving van het reïntegratie-initiatief van de uitkeringsgerechtigde
naar de uitvoeringsorganisatie. Gedurende de eerste maanden ligt het initiatief voor reïntegratie-
inspanningen vooral bij betrokkene zelf. Na drie maanden vindt een poortwachtertoets plaats op
deze reïntegratie-inspanningen. Bij een negatieve uitkomst zal dit leiden tot een sanctie. In dit kader
adviseert de SER ook te komen tot meer maatwerk door de ketenpartners.
Het kabinet heeft in zijn kabinetsstandpunt over de WW en het ontslagrecht 2 ingestemd met het
voorstel van de SER om na drie maanden van werkloosheid een toetsmoment in te lassen, waarbij
wordt beoordeeld in hoeverre de reïntegratie-inspanningen die betrokkene heeft verricht als
adequaat zijn te bestempelen. Het kabinet heeft voorts te kennen gegeven zich te kunnen vinden in
het voorstel om in samenwerking met de uitvoeringsorganisaties operationele en realiseerbare
voorstellen voor een effectieve poortwachtertoets te formuleren. Gelet hierop heb ik overleg
gevoerd met de uitvoeringsorganisaties (het CWI en UWV) en met de RWI. De door mij
voorgestelde vormgeving van de poortwachtertoets heeft de instemming van deze partijen.
In deze brief zal ik allereerst ingaan op enkele uitgangspunten uit het advies van de SER met
betrekking tot het reïntegratiebeleid en de poortwachtertoets in het bijzonder. Vervolgens zal ik
ingaan op ontwikkelingen in de procesgang en de samenwerking tussen de ketenpartners UWV en
het CWI. Daarna volgt een beschrijving van de concrete uitwerking van de poortwachtertoets. Tot
slot zal worden ingegaan op de positie van overheidswerkgevers, de juridische vormgeving, de
effectiviteit en de ingangsdatum van de poortwachtertoets.
1 SER-advies "Toekomstbestendigheid werkloosheidswet", publicatienummer 05/05, Den Haag 2005.
2 Kamerstukken II, 2004-2005, 30109, nr. 1.
2
Uitgangspunten voor de vormgeving van de poortwachtertoets
In het door de SER geschetste model van de poortwachtertoets en het kabinetsstandpunt zijn de
volgende uitgangspunten van belang voor de vormgeving van de poortwachtertoets:
· de SER pleit voor differentiatie en maatwerk bij reïntegratie;
· met het oog op een effectieve inzet van het reïntegratie-instrumentarium bepleit de SER dat bij
uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt in een zo vroeg mogelijk
stadium een risico- en klantprofiel wordt opgesteld en dat op basis daarvan een
reïntegratietraject met daarbij behorende verplichtingen wordt afgesproken;
· voor personen met relatief grote kansen op de arbeidsmarkt bepleit de SER een aanpak
waarbij er een onderscheid in verplichtingen is tussen de eerste en tweede periode van
werkloosheid, de verantwoordelijkheid en het initiatief liggen in de eerste periode van
werkloosheid vooral bij de WW-gerechtigden zelf;
· daarmee is niet gezegd dat de situatie deze eerste periode geheel en al vrijblijvend is, ook in de
eerste periode blijven de formele verplichtingen gelden, aldus de SER: bij de start van de
uitkering moet UWV aangeven welke verplichtingen gelden en welke sancties aan het niet
nakomen verbonden kunnen zijn;
· na afloop van de eerste uitkeringsperiode dient de zogeheten poortwachtertoets plaats te
vinden; op basis van de schriftelijke afspraken wordt teruggekeken op de inspanningen van de
betrokkene én worden nieuwe afspraken gemaakt naar de toekomst toe (voor de tweede
periode);
· indien wordt geconstateerd dat de betrokkene niet gedaan heeft wat van hem mag worden
verwacht, wordt een sanctie opgelegd. Het toetsmoment ligt drie maanden na aanvang van
werkloosheid. Een consequentie van de poortwachtertoets is dat afhankelijk van de
inspanningen van betrokkene, de uitkering geheel of gedeeltelijk geweigerd kan worden;
· de uitkeringsinstantie koppelt daartoe het sanctie-instrumentarium aan de reïntegratie-
inspanningen aldus de SER en richt de controle zo in dat verwijtbaar gedrag snel opgespoord
wordt;
· handhaving vraagt om maatwerk, risicoprofielen kunnen hiervoor een goede aanzet zijn aldus
de SER;
· operationele en realiseerbare voorstellen voor een effectieve toets worden in samenwerking
met de uitvoeringsorganisaties geformuleerd;
· de SER geeft aan dat voorkomen moet worden dat de toets leidt tot administratieve lasten
voor de uitvoeringsinstantie en de uitkeringsgerechtigde.
Ontwikkeling procesgang UWV en het CWI
Van belang is dat de door de SER voorgestelde poortwachtertoets ingebed wordt in de
samenwerking tussen UWV en het CWI. De ketenpartners zijn gezamenlijk experimenten gestart
om invulling te geven aan het streven naar `werk boven uitkeren' en het verbeteren van de
klantgerichte samenwerking, waarbij differentiatie en maatwerk centraal staan. Voor deze
gedifferentieerde aanpak hebben UWV en het CWI een procesgang ontwikkeld waarin op basis
van een verbeterde diagnosestelling aan de poort (A/B-routering, de routeplanner naar werk en het
Ankermodel) de individuele arbeidsmarktsituatie, de nalevingsbereidheid en het banenaanbod, van
de cliënt in kaart worden gebracht. Belangrijk is dat de klantprofilering niet alleen plaatsvindt op
basis van statistische modellen en een professionele beoordeling maar dat de profilering ook plaats
vindt op basis van het daadwerkelijke sollicitatiegedrag van de werkzoekende en risicoprofielen.
3
Binnen dit dienstverleningsmodel staat maatwerk voorop. Voor iedere klant de juiste aanpak.
Centraal staan de eigen verantwoordelijkheid en de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.
Binnen deze recent door het CWI en UWV ontwikkelde samenwerkingsafspraken en procesgang
wordt bij de poort niet langer de afstand tot de arbeidsmarkt vastgesteld (`fase-indeling'), maar is
het antwoord op de vraag of iemand werk kan zoeken bepalend, ongeacht of het vinden van werk
binnen een half jaar lukt (A/B-routering).
In route A ligt de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid, het zoeken, solliciteren en faciliteren en
in tweede instantie op gericht ondersteunen van de cliënt. Nadat de routering is vastgesteld wordt
aandacht gegeven aan de meest effectieve manier om de eigen reïntegratieactiviteiten en het daarop
afgestemde dienstverleningspakket vorm te geven.
Hiertoe is het zogeheten dienstverleningskwadrant ontwikkeld. Op basis hiervan wordt vastgesteld
wat de gewenste dienstverlening en contactfrequentie is afhankelijk van het aanbod van banen (de
kansen van betrokkene op de arbeidsmarkt) en de nalevingbereidheid.
Voor route B geldt dat er sprake is van belangrijke belemmeringen om werk te zoeken en in dat
geval wordt de klant overgedragen aan de reïntegratiecoach van het UWV en worden in dat kader
schriftelijke afspraken met betrekking tot de reïntegratie gemaakt.
Beschrijving poortwachtertoets WW
Gelet op dit uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid dat ten grondslag ligt aan de
poortwachtertoets, zal deze toets zich richten op de A-populatie, die zelf werk kan vinden. Binnen
de A-populatie is echter sprake van een grote diversiteit aan uitkeringsgerechtigden, met
verschillende competenties, vaardigheden en individuele behoeften. Dit betekent dat niet uitsluitend
WW-gerechtigden met grote kansen op de arbeidsmarkt onder de poortwachtertoets worden
gebracht, maar ook personen, waarvoor het aanbod van banen beperkt is en die wat minder
kansrijk zijn of waarbij risico's op het niet naleven van verplichtingen groter zijn. Deze diversiteit in
de doelgroep vereist maatwerk bij reïntegratie.
Er zijn situaties denkbaar waarin een cliënt meer begeleiding nodig heeft gelet op het banenaanbod
en de kansen op de arbeidsmarkt of dat stringentere afspraken noodzakelijk zijn en intensiever op
naleving toegezien dient te worden.
Dit heeft tot gevolgd dat er na de diagnosestelling op grond van het diensverleningskwadrant twee
opties zijn:
a. betrokkene `scoort' goed op kansen en op nalevingbereidheid (`groen')
b. betrokkene is minder kansrijk en/of `scoort' lager op nalevingbereidheid (`oranje').
Optimaal zoek- en
sollicitatiegedrag
Groen Oranje
Voldoende banen Onvoldoende banen
Oranje Oranje
Onvolledig zoek- en
sollicitatiegedrag
---
Deze diversiteit en op maatwerk gerichte benadering bij reïntegratie stelt ook bijzondere eisen ten
aanzien van vormgeving van de poortwachtertoets. Voorkomen moet worden dat de
poortwachtertoets zo wordt vormgegeven dat deze de op maatwerk gerichte aanpak van het CWI
en UWV doorkruist of leidt tot onnodige en ineffectieve administratieve lasten voor de
uitkeringsgerechtigden en de uitvoeringsinstanties. Ook is gekeken naar de uitdrukkelijke wens van
de SER om als uitgangspunt te nemen dat het initiatief gedurende de eerste drie maanden van
werkloosheid bij de WW-gerechtigde zelf ligt. Dit uitgangspunt is van toepassing op de
hoofdstroom (groen), tenzij betrokken minder kansrijk is of lager scoort op nalevingbereidheid
(oranje). In dat geval moeten er binnen het model ook andere afspraken met de cliënt kunnen
worden gemaakt, in die zin dat er sprake is van aangescherpte kaders (met meer contactmomenten
of extra aandacht voor naleving) waarbinnen de cliënt zijn eigen verantwoordelijkheid kan nemen.
Voorts is van belang dat de poortwachtertoets voldoende concreet is, wil er de gewenste
preventieve werking van uitgaan. Bij de uitwerking van de poortwachtertoets staan daarom de
volgende twee basale elementen centraal:
· afspraken met cliënten en de gevolgen van het niet nakomen daarvan worden schriftelijk
vastgelegd;
· toetsing van de afspraken na 3 maanden en zonodig gevolgd door een sanctie.
Deze elementen krijgen op de volgende wijze gestalte in de procesgang:
· Diagnose aan de poort: Het CWI stelt vast of betrokkene zelf werk kan zoeken, welke
risico's er zijn voor wat betreft de nalevingsbereidheid en wat de kansen op werk zijn.
· Schriftelijke afspraken: Op basis van deze diagnose worden schriftelijk afspraken gemaakt,
die de invulling van de wettelijke verplichtingen vormen. De werkmap die de cliënt krijgt zou
daarvoor als basis kunnen dienen. Ook de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen
worden duidelijk gemaakt.
· Eigen verantwoordelijkheid: Uitgangspunt voor de ketenpartners wordt dat
verantwoordelijkheden, zeker in de eerste periode, zo veel mogelijk bij de WW-gerechtigde
blijven. Dus betrokkene op afstand volgen en zijn eigen (digitale) werkplan laten invullen en
uitvoeren3. De cliënt kan uiteraard altijd het CWI om ondersteuning verzoeken. De eigen
verantwoordelijkheid en de ondersteuningsbehoefte van de cliënt vormen het uitgangspunt,
tenzij op grond van de diagnose van de nalevingsbereidheid en de kansen op de arbeidsmarkt,
een intensievere benadering wenselijk is.
· Toetsing: Na de eerste periode van drie maanden wordt door het CWI op basis van de
schriftelijke afspraken teruggekeken op de inspanningen van de betrokkene én worden nieuwe
afspraken gemaakt naar de toekomst toe (voor de tweede periode).
· Sanctionering: Alleen indien geconstateerd wordt dat de betrokkene niet gedaan heeft wat
redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht (bijvoorbeeld indien de afspraken niet zijn
nagekomen) bestaat aanleiding voor het CWI om een kennisgeving aan UWV te zenden en
wordt door het UWV een maatregel opgelegd. Indien de cliënt de afspraken met het CWI
nakomt, wordt dit in ieder geval als voldoende aangemerkt.
3 Cliënt krijgt een werkmap waarin de verschillende stappen zijn bijgehouden. Hij houdt zelf de voortgang van
de verschillende (sollicitatie)activiteiten (digitaal) bij en bepaalt zelf voor een groot deel de instrumenten die hij
wil gebruiken.
---
Binnen het hiervoor geschetste model van de poortwachtertoets kunnen dus verschillende accenten
worden gelegd al naar gelang de kansen op de arbeidsmarkt en de nalevingbereidheid.
Samenvattend leidt dit tot het volgende onderscheid:
Groen: Dit is de hoofdstroom. De verantwoordelijkheid en het initiatief ligt voor deze categorie bij
de cliënten zelf. Zij worden na de intake op afstand door CWI gevolgd en gefaciliteerd en ook de
poortwachterstoets kan op afstand plaatsvinden. Na drie maanden vindt een klantcontact plaats
dat (tevens) wordt benut om de eerste periode te bezien. Indien wordt vastgesteld dat betrokkene
zijn afspraken na is gekomen, en er geen bijzonderheden zijn, wordt vooruitgekeken naar de
komende periode. In deze situatie wordt er geen kennisgeving door het CWI aan het UWV
gezonden. Indien afspraken niet of in onvoldoende mate zijn nagekomen, wordt de ondersteuning
geïntensiveerd en een kennisgeving aan het UWV gezonden. UWV zal vervolgens beoordelen of er
een maatregel moet worden opgelegd.
Oranje: Dit is de uitzondering. De risico's voor de nalevingbereidheid of de kansen op de
arbeidsmarkt vormen aanleiding voor scherpere afspraken. De contacten met de cliënt zullen
frequenter zijn en zullen meer aan het loket plaatsvinden. Dit betekent dat het CWI minder op
afstand opereert en de controle zodanig inricht dat verwijtbaar gedrag tijdig aan het licht komt en
zonodig gesanctioneerd kan worden. De afspraken worden ook hier in ieder geval na drie
maanden getoetst. Deze toetsing na drie maanden laat overigens onverlet dat de verplichtingen op
grond van de WW ook gelden gedurende de eerste drie maanden en dat op basis daarvan ook
reeds voor het toetsmoment gesanctioneerd kan worden.
Onderwijs- en overheidswerkgevers
Onderwijs- en overheidswerkgevers nemen ten opzichte van de marktsector, als eigenrisicodrager
voor de WW een enigszins afwijkende positie in. Op grond van de WW4 is de
overheidswerkgever niet alleen eigenrisicodrager voor de WW-uitkeringlasten maar ook voor de
reïntegratie.
De verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van werkloze onderwijs- en overheidswerknemers
ligt dus bij de overheidswerkgever5. Dit betekent dat de werkgever zelf reïntegratieactiviteiten kan
ontplooien, maar ook dat de werkgever reïntegratiediensten kan inkopen bij derden. Alhoewel de
reïntegratieverantwoordelijkheid bij de overheidswerkgever ligt, blijft ook sprake van
dienstverlening door de ketenpartners. Naast de uitkeringsintake verzorgt het CWI een werkintake
(ondermeer de inschrijving en diagnosestelling). Gedurende de looptijd van de uitkering controleert
UWV de naleving van de registratieplicht en aan de hand van werkbriefjes of in voldoende mate
getracht is passend werk te vinden. Tijdens de werkintake zal het CWI moeten vragen of de ex-
werkgever onderwijs- of overheidswerkgever is en daarom verantwoordelijk voor de reïntegratie
is. De dienstverlening van het CWI kan dan zo vormgegeven worden dat deze complementair is
aan de inspanningen van de overheidswerkgever. Dit betekent dat een poortwachtertoets ook voor
deze sector een toegevoegde waarde kan hebben. Op verzoek van de onderwijs- of
overheidswerkgever kan voor de (ex)overheidswerknemers een vergelijkbare toets verricht
worden. Hierover zullen dan wel expliciete afspraken gemaakt moeten worden.
4 Artikel 72a van de WW
5 die op of na 1 juli 2005 hun eerste werkloosheidsdag hebben
6
Juridische vormgeving
De poortwachtertoets vereist geen nieuwe wetgeving, maar wordt ingepast binnen de huidige
wetgeving. De WW en de Wet SUWI bieden voldoende aanknopingspunten om een
poortwachterstoets WW vorm te geven. Verplichtingen voor de WW-gerechtigden zijn in de wet
opgenomen en kunnen langs deze weg door het UWV ook worden gesanctioneerd. Indien een
cliënt de gemaakte afspraken niet of in onvoldoende mate is nagekomen, stuurt het CWI een
kennisgeving aan het UWV. UWV legt vervolgens een maatregel op.
Effectiviteit poortwachterstoets
Zoals hiervoor beschreven is, gaat van de introductie van de poortwachtertoets in de WW een
belangrijke signaalwerking uit richting de uitkeringsgerechtigde en de uitvoeringsinstantie.
Tegenover het recht op uitkering staat de verplichting om alle mogelijke middelen en instrumenten
te benutten die er toe bijdragen dat een uitkeringsgerechtigde weer zelfstandig in zijn
levensonderhoud kan voorzien. De uitvoering zal hier mede in het kader van de poortwachter strikt
op toezien. De poortwachtertoets WW introduceert weliswaar geen nieuwe (wettelijke)
verplichtingen, maar benadrukt meer dan in de huidige situatie het belang van verplichtingen en de
gevolgen van niet naleving van verplichtingen. Daarnaast is het vaste toetsingsmoment nieuw. Ook
hiervan gaat een belangrijke prikkel uit. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de kosten-baten-
afweging van de hier voorgestelde poortwachtertoets. Een eventuele besparing op de
uitkeringslasten WW zal samenhangen met de gedragseffecten van uitkeringsgerechtigden. Deze
zijn echter niet te kwantificeren.
De uitvoeringskosten als gevolg van de intensievere controle en het geleverde maatwerk zullen
beperkt zijn gelet op het feit dat de poortwachtertoets ingebed wordt in de op maatwerk gerichte
samenwerking tussen UWV en CWI met betrekking tot reïntegratie.
De toename van de uitvoeringskosten bij UWV bedraagt volgens UWV maximaal circa 1 mln,
samenhangend met het intensievere sanctiebeleid. Bij CWI leidt de toets niet tot extra
uitvoeringskosten omdat de poortwachtertoets ingebed wordt in de reeds voorziene op maatwerk
gerichte samenwerking, die gefinancierd wordt uit het reguliere budget.
Invoeringsdatum
De beoogde datum van invoering van de poortwachtertoets is 1 januari 2007. Dit hangt onder
meer samen met de invoering van de andere diagnosemethodiek aan de poort (A/B-routering, de
routeplanner naar werk en het Ankermodel) medio 2006 en de ontwikkeling van het digitale
klantdossier. Om administratieve lasten als gevolg van de poortwachterstoets voor de
uitvoeringsinstanties én de uitkeringsgerechtigde zo veel mogelijk te beperken, is de ontwikkeling
van een digitale werkmap en het digitale klantdossier noodzakelijk. De verwachting is dat deze
ontwikkelingen eind 2006 definitief vorm zullen krijgen.
7
De evaluatie van de poortwachtertoets kan in 2010 plaatsvinden tegelijk met andere elementen uit
het SER-advies, zoals de Inkomensvoorziening voor oudere werklozen en de bevoegdheid voor
UWV om te ontheffen van de sollicitatieplicht.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid