Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op vragen gesteld door de leden van de vaste commissie van Buitenlandse Zaken tijdens het wetgevingsoverleg over de begroting van Buitenlandse Zaken van 16 november jl., waarvan wij uw Kamer beantwoording voor de begrotingsbehandeling toezegden. De antwoorden op de overige vragen zullen uw Kamer zo spoedig mogelijk worden toegezonden.

De Minister van De Minister voor
Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Vragen gesteld tijdens wetgevingsoverleg begrotingsonderzoek van 16 november jl.

Vraag 1
Kunt u een overzicht geven van alle niet-afgesloten gezamenlijke hulpacties waar het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan heeft bijghedragen?

Antwoord
Hieronder het overzicht van nog niet afgesloten activiteiten met de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO), stand per 15 november 2005.

|        |Activiteit       |Bijdrage   |Status                          |
|1999    |Kosovo-actie     |E 0,9      |Aanvullend accountantsonderzoek |
|        |                 |miljoen    |loopt                           |
|jan.    |Droogte-hongersno|E 5 miljoen|Rapportage wordt beoordeeld     |
|2003    |od Zuidelijk     |           |                                |
|        |afrika           |           |                                |
|juli    |Darfur           |E 5 miljoen|Rapportage in 2006              |
|2004    |                 |           |                                |
|jan.    |Tsunami          |E 5 miljoen|Rapportage in 2006              |
|2005    |                 |           |                                |
|okt.    |Pakistan         |E 2 miljoen|Voorstellen SHO in beoordeling  |
|2005    |                 |           |                                |
Vraag 2
Kunt u aangeven welke activiteiten u onderneemt ter bescherming van de regenwouden in Kalimantan?

Antwoord
Nederland heeft zowel op het hoogste politieke als op hoogambtelijk niveau, haar zorg uitgesproken over de Indonesische plannen om op Kalimantan 's wereld grootste oliepalmplantages (1,8 miljoen ha2) aan te leggen hetgeen een grote dreiging betekent voor de kwetsbare en unieke natuurwaarden van het gebied;

De Minister-President heeft onze zorg, en die worden gedeeld door de internationale gemeenschap - en marge van de Topbijeenkomst van de Verenigde Naties in New York in september - besproken met de Indonesische president Yudhoyono. President Yudhoyono zei dat zich in Kalimantan meerdere uitdagingen tegelijk aandienden: de (gevolgen van) bosbranden, nauwe samenwerking met de Maleisische autoriteiten en de protectie van bepaalde bossoorten. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft deze kwestie onlangs opgebracht bij de Indonesische ambassadeur in Den Haag.

Verder heeft de Nederlandse Ambassadeur in Jakarta deze kwestie onder de aandacht gebracht in recente gesprekken met de Indonesische minister van Milieu, Rachmat Witoelar, de minister van Landbouw, Anton Apriyanto, en de minister van Bosbouw, Ka'ban. Hij heeft daarbij benadrukt dat Nederland geld beschikbaar heeft gesteld voor de bescherming van het gebied, dat vanwege zijn grote en unieke biodiversiteit uniek maar ook zeer kwetsbaar is. Nederland heeft een demarche over deze kwestie geïnitieerd, die is uigevoerd door de trojka van EU-ambassadeurs in Jakarta bij milieuminister Witoelar.

Minister Witoelar gaf aan dat zowel op lokaal- als op regeringsniveau de discussie over de aanleg van de plantages nog niet afgerond is en dat duurzame ontwikkeling een essentieel punt vormt in de besprekingen. Hij gaf daarbij aan overeenstemming te hebben met het ministerie van Landbouw dat geen ongerept bos zal worden gekapt. Landbouwminister Apriyanto bevestide in de gesprekken dat bossen met hoge natuurwaarden zullen worden gespaard. Hij gaf tevens aan dat de genoemde 1,8 miljoen hectare slechts een macro-benadering is en het werkelijke plantagegebied kleiner zal zijn, omdat veel gebieden (met hoge natuurwaarden) door hun hoge ligging ongeschikt zijn voor oliepalm. Bosbouwminister Ka'ban meldde dat de Indonesische overheid 5 miljoen hectare houtplantages ('forest plantations') wil aanleggen voor de papier- en pulpindustrie. De papierindustrie is - naast export en conversie in plantages - één van de belangrijkste redenen voor houtkap in Indonesië. Het is de bedoeling om met de aanleg van deze houtplantages de (illegale) houtkap verder terug te brengen.

Ook zijn de zorgen via een demarche onder de aandacht gebracht van de Maleisische autoriteiten, die daarbij aangaf oog te hebben voor de noodzaak voor een duurzame ontwikkeling van het tropisch regenwoud maar ook voor de economische druk waarvoor Maleisië zich geconfronteerd ziet.

Het behoud van unieke natuurwaarden en omvangrijke biodiversiteit is van groot belang en Nederland zal de problematiek waar mogelijk onder de aandacht blijven brengen. Verder wordt in dit verband gewerkt aan financiering en uitvoering van een voorstel voor korte termijn gezien de urgentie van het probleem, maar ook op langere termijn gericht op tegengaan van ontwatering door het blokkeren van drainage kanalen in Mawas en Sebangau op Kalimantan, het tegengaan van illegale houtkap en herbebossing. Brandhaarden worden in kaart gebracht en een brandbestrijdingssysteem wordt opgezet om de jaarlijks terugkerende branden tegen te gaan. Hierbij wordt overlegd met de provinciale overheid van Centraal Kalimantan, de universiteit van Palangka Raya in Centraal Kalimantan en 4 Indonesiche NGO's.

Vraag 3
Kunt u aangeven of de de visumprocedures voor die studenten uit China en Taiwan niet kunnen worden vereenvoudigd? Kunt u de Kamer informeren over de aantallen studenten uit China en Taiwan die wel of niet terugkeren?

Antwoord
De Nederlandse overheid hecht eraan dat buitenlandse studenten in Nederland komen studeren, ook studenten van Chinese komaf maken veel gebruik van deze mogelijkheid.

Onderzoek door de Nederlandse vertegenwoordigingen in China in 2003 wees uit dat de kwaliteit van het Engels van ongeveer 19 % van de studenten ontoereikend was om een studie in Nederland te kunnen volgen en dat er regelmatig met documenten werd gefraudeerd. Dat houdt dat er niet-gekwalificeerde studenten op Nederlandse onderwijsinstellingen kwamen, dat sommige studenten onder valse voorwendselen naar Nederland kwamen, dat er studenten voorafgaande of tijdens de studie in Nederland "verdwenen" en dat niet alle studenten na afloop van de studieperiode terugkeerden naar China.

Om deze redenen is in 2003 en 2004 kritisch gekeken naar de manier van selectie van de studenten en de daaropvolgende afgifteprocedure voor MVV's. Dit heeft er toe geleid dat de Nederlandse onderwijsinstellingen sinsdien kritischer te werk zijn gegaan bij de selectie van studenten: het Netherlands Education Support Office in Peking selecteert sindsdien op basis van opleiding, verificatie van diploma's en taaltest de juiste studenten voor de onderwijsinstellingen in Nederland. Wanneer die vervolgens zijn geaccepteerd door de betreffende onderwijsinstelling, geldt de speciale verkorte MVV procedure die efficient en effectief is ingericht. De posten in China geven vervolgens op zeer korte termijn (indien nodig dezelfde dag) de MVV af. In het licht van het bovenstaande ben ik van mening dat in het MVV proces voor studenten een juiste balans is gevonden tussen zorvuldige selectie van studenten, het voorkomen van misbruik voor illegale migratie en klantvriendelijkheid voor de geselecteerde studenten. Ik zie dan ook geen aanleiding of mogelijkheden voor het korter maken van de procedure.

Op dit moment zijn mij geen signalen meer bekend van misbruik van de speciale MVV-procedure voor studenten uit het vasteland van China. Tot nu toe zijn in China in 2005 766 aanvragen studie kort verblijf afgegeven en 8 voor lang (MVV). Recente ervaring van andere EU lidstaten die een minder zorvuldige selectie kennen door de onderwijsinstellingen, leert overigens dat misbruik van studentenvisa in China nog steeds voorkomt.

Terugkeer van studenten naar Taiwan leverde en levert voor zover bekend geen problemen op.

Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van landen waar in 2006 wordt ingezet op versterkte coördinatie en harmonisatie van donorhulp?

Antwoord
Bijgaand is een lijst gevoegd met de concrete invulling die de posten nastreven op het gebeid van harmonisatie per land. Deze lijst is voornamelijk gebaseerd op de indicatoren van de Parijs-Verklaring voor effectiviteit van de hulp. Een toelichting op de afzonderlijke elementen:

Toename in (multi-donor) begrotingssteun
Begrotingssteun is per definitie een zeer geharmoniseerde vorm van hulp, omdat het op één lijn is gebracht met de beleidsprioriteiten van het partnerland en volledig gebruik maakt van de lokale (begrotings)systemen.

Meer gebruik van lokale systemen voor procurement en Public Finance Management Naast begrotingssteun kunnen ook andere hulpvormen (deels) gebruik maken van de lokale (begrotings)systemen.

Meer programmatische hulp verstrekken
Programmatische hulp betreft hulp die niet is geoormerkt, en waar donoren gebruik maken van één gemeenschappelijke procedure.

Technische assistentie meer via geharmoniseerde financiering verstrekken Een bijzondere vorm van programmatische hulp kan een gemeenschappelijk mandje zijn voor het verlenen van technische assistentie.

Vermindering gebruik parallelle structuren
Zogenaamde parallelle project implementatie eenheden zijn structuren die door donoren worden opgezet voor de uitvoering van een project. Deze eenheden ondermijnen de capaciteitsopbouw aan de kant van het partnerland.

Hulp voorspelbaar maken
Voorspelbare hulp is van belang voor partnerlanden ten behoeve van hun begrotingsplanning en -uitvoering.

Meer analytisch werk gezamenlijk uitvoeren dan wel delen. Donoren kunnen efficiënter te werk gaan, indien zij studies en analyse met elkaar delen dan wel gezamenlijk uitvoeren.

Deelnemen aan een Joint Assistance Strategy proces De zogenaamde Joint Assistance Strategies zijn een gemeenschappelijk strategisch antwoord van donoren op de nationale ontwikkelingsstrategieën van de partnerlanden. Deze strategieën zijn bij voorkeur gebaseerd op gedeelde dan wel gezamenlijke analyse. Hiermee wordt voorkomen dat het partnerland wordt overladen met tal van individuele niet gecoördineerde strategieën.

Deelnemen aan betere werkverdeling onder donoren
Binnen het kader van Joint Assistance Strategies maken donoren in afstemming met de overheid afspraken over een efficiëntere werkverdeling over en binnen de sectoren. Deze vorm van harmonisatie, ook wel complementariteit genoemd, leidt tot minder actieve donoren per sector. Het betekent dat donoren zich uit bepaalde overbezette sectoren gaan terugtrekken.

Toenemend gebruik van silent partnerships
Indien donoren een financiële bijdrage wensen te blijven leveren aan een bepaalde sector, bijvoorbeeld vanwege inputdoelstellingen, dan kunnen zij besluiten om deze financiering te laten verlopen via een andere leidende donor en zelf een 'stille' donor te worden. Het partnerland hoeft dan met minder donoren de dialoog te voeren. In bijgevoegd overzicht is per land aangegeven op welke deelterreinen in 2006 ingezet wordt op verbetering van coördinatie en harmonisatie. Daarbij is gebruik gemaakt van de indicatoren zoals die bij de Parijs Verklaring zijn opgenomen. Een korte toelichting van de indicatoren is eveneens gegeven. De landencontext bepaalt voorts de invulling en scope van deze deelterreinen en verschilt dus van land tot land. Een dergelijke differentiering is moeilijk in een tabel weer te geven. In 26 van de 36 landen wordt ingezet op versterkte coördinatie / harmonisatie. Dit aantal is hoger dan de 18 originele koplopers genoemd in het Nederlandse meerjarenplan harmonisatie. Veel inspanningen richten zich op gezamenlijk uitvoeren van analytisch en diagnostisch werk ( te denken valt aan het bepalen van de kwaliteit van overheidsbegrotingen, armoede beleidsplannen e.d.) en een efficiëntere werkverdeling tussen donoren.

|Lijst met invulling per land waar in 2006 wordt ingezet op versterkte harmonisatie (op basis van|      |        |
|Paris-indicatoren)                                                                              |      |        |
|Antwoord op vraag 11, Artikel 8,      |        |        |         |         |        |       |      |        |
|Samson                                |        |        |         |         |        |       |      |        |
|1 |2 |3 |4 |5 |6 |7 |8 |9 |10 |11 | | |Promotie
Parijs Verkl. |Begrotings-steun |Gebruik Lokale Systemen |Programma-hulp |Mandje voor Technische Assistentie |Afbouw Parallelle Implementatie Eenheden |Voorspel-bareHulp |Gezamenlijk Analytisch Werk |Joint Assistance Strategy |Werk-verdeling-onderdo-noren |Silent Partnerships | |Albanië | | | | |X | | |X | | |X | |Afghanistan | | | | | | | |X | |X | | |Bangladesh | | | | | | |X |X | |X | | |Bolivia | |X |X |X |X |X |X | | |X | | |Burkina Faso |X | | |X |X |X |X | | |X | | |Colombia | | | |X | |X | |X |X |X |X | |Egypte | | |X | |X | | |X | |X | | |Ethiopië | | | |X |X |X | |X | |X |X | |Ghana | | | | | | |X |X |X |X |X | |Guatamala | | | | | | | | | | |X | |Kaapverdië | |X |X | | |X |X |X |X | | | |Kenia | | | | | |X |X | |X |X |X | |Macedonië | | |X |X | |X | |X | |X | | |Mali | |X |X |X | | |X | |X |X |X | |Mongolië |X | | | | | | |X | |X |X | |Mozambique |X |X |X |X |X |X |X |X | |X | | |Nicaragua |X |X |X |X |X |X |X |X | |X |X | |Palestijnse geb | |X |X |X |X | |X |X | |X | | |Rwanda | |X | | | |X |X |X |X |X |X | |Senegal | |X | | | | |X |X |X | |X | |Suriname | | |X | | | | | |X |X | | |Tanzania | |X |X |X |X |X |X |X |X |X | | |Uganda |x |x |x | | | |x |x |x |x | | |Vietnam |X |X | |X |X | |X |X |X |X | | |Yemen | | |X |X |X |X |X |X | |X | | |Zambia | |X |X |X |X |X |X |X |X |X |X | |Totaal |6 |12 |13 |13 |12 |13 |17 |20 |12 |22 |12 | | Vraag 5
Kunt u de Kamer informeren over de voornemens van de regering ten aanzien van hulp aan Oeganda?

Antwoord
Over mijn beleidsvoornemens ten aanzien van Oeganda in het licht van de ontwikkelingen aldaar informeerde ik u met mijn brief van 21 november 2005 (kenmerk DEK/HI-061/05).

Vraag 6
In de beantwoording van vraag 95 uit de vorige vragenlijst over de begroting wordt aangegeven dat 1 miljoen dollar wordt bijgedragen aan een G8-toekomstfonds. Wat is hiervan de reden? In welke landen van de golfregio wordt dit geld ingezet? Kan de G8 dit niet zelf betalen? Nederland zit immers niet in de G8.

Antwoord
De G8 Foundation for the Future is opgericht om hervormingen in de Bredere Midden-Oosten en Noord-Afrika (BMENA) regio te steunen en te bevorderen. Het is de praktische uitwerking van het G8 Forum for the Future. Hieraan nemen naast G8-landen ook alle landen uit de BMENA-regio deel. De Foundation for the Future staat open voor ieder land dat hieraan wil bijdragen. Het grootste deel van de bijdragen komt van de G8 landen zelf, zoals de VS (35 miljoen dollar). Nederland draagt (net als bijvoorbeeld Denemarken, dat 2 miljoen dollar bijdraagt) aan de Stichting bij omdat dit de mogelijkheid biedt om actief hervormingen in de Golfregio te ondersteunen. De Nederlandse bijdrage zal worden gefinancierd uit het Programma Ondersteuning Buitenlands beleid. Het gaat hier om een non-ODA bijdrage.

De (onafhankelijke) Board van de Stichting zal bestaan uit personen die ervaring hebben met het werk van non-gouvernementele organisaties en kennis hebben van de regio. Contribuerende landen kunnen iemand voordragen als lid van de Board. Niet-gouvernementele organisaties maar ook academische instellingen of professionele organisaties uit de gehele BMENA-regio kunnen projectvoorstellen indienen die ten doel hebben vrijheid en democratie in de regio te versterken. De Board zal hierover beslissen. Tijdens de G8 Forum for the Future bijeenkomst in Bahrein op 11 en 12 november jongstleden is nog geen overeenstemming bereikt over de basisbeginselen van de Foundation met betrekking tot de kenmerken waaraan de te ondersteunen NGO's moeten voldoen. Hierdoor is momenteel nog niet duidelijk wanneer het programma van start zal gaan en wanneer de bijdragen aan het fonds worden verwacht.


---- --