Kamerbrief inzake bezoek aan Kaapverdië en Senegal
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Sub-Sahara Afrika
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum |22 november 2005 |Behand|Mirjam Tjassing | | | |eld | | |Kenmer|DAF-1161/05 |Telefo|070-348 6229 | |k | |on | | |Blad |1/4 |Fax |070-348 6607 | |Bijlag| |mirjam.tjassing@minbuza.nl | |e(n) | | | |Betref|Bezoek aan Kaapverdië en Senegal | | |t | | |Graag bied ik u hierbij het verslag aan van mijn bezoek aan Kaapverdië en Senegal.
Kaapverdië
Van 6 tot en met 8 november bracht ik een bezoek aan Kaapverdië, en wel aan de eilanden Santiago (met de hoofdstad Praia) en Sao Vicente. Mijn bezoek stond in het teken van de voorbereiding van de promotie van Kaapverdië uit de groep van Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) in 2008 en had tot doel de boodschap toe te lichten dat Nederland de relatie met Kaapverdië op zo kort mogelijke termijn op een andere leest wil schoeien. De promotie van Kaapverdië is het gevolg van een uitstekend en consequent uitgevoerd sociaal-economisch beleid van de Kaapverdiaanse regering, waardoor Kaapverdië op twee van de drie promotiecriteria, dat wil zeggen inkomen per hoofd van de bevolking en de plaats op de VN-index voor menselijk kapitaal, positief scoort. Met betrekking tot het derde criterium, kwetsbaarheid, geldt dat Kaapverdië nog onvoldoende scoort, maar dit was voor de VN geen reden om de promotie niet door te laten gaan.
Ik ben met Kaapverdië overeengekomen om de relatie reeds met ingang van 2006 te verbreden tot politieke, economische en culturele samenwerking. De nieuwe, bredere relatie met Kaapverdië zal tot ontplooiing komen naast de oude, voornamelijk uit ondersteuning van de milieusector bestaande, relatie die uitgefaseerd zal worden. Door middel van deze tweesporenbenadering wordt toegewerkt naar een naadloze overgang in 2008, wanneer Kaapverdië zal ophouden een partnerland te zijn.
Op basis van de verschillende gesprekken met de Kaapverdische autoriteiten is een initieel werkplan, onderverdeeld in politieke, economische en culturele samenwerking, overeengekomen. Dit werkplan zal na de verkiezingen in Kaapverdië, in januari 2006, verder uitgewerkt worden.
Op het gebied van politieke samenwerking heeft Nederland aangeboden zijn invloed aan te wenden ter assistentie van Kaapverdië bij zijn positiebepaling in internationale fora (onder andere de Europese Unie (EU), de Wereld Handelsorganisatie (WTO) en de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS). Deze assistentie zou gericht kunnen zijn op herziening van de relatie tussen Kaapverdië en de EU, op ondersteuning van de onderhandelingspositie van Kaapverdië in de Economic Partnership Agreement (EPA)-onderhandelingen tussen ECOWAS en de EU, en op ondersteuning van Kaapverdië bij het beheer van de buitenlandse schulden. Op het gebied van economische samenwerking zal Kaapverdië een investeringsplan gaan opstellen voor die sectoren die een groeipotentieel hebben. Nederland zal hier desgevraagd assistentie bij verlenen. Verder zal ik de mogelijkheden onderzoeken om beroepsonderwijs, gericht op economische sectoren met groeipotentieel, te ondersteunen. Vanwege het gedeelde belang van Kaapverdië en Nederland in de bestrijding van drugscriminaliteit, zal gekeken worden op welke wijze op dat gebied intensiever kan worden samengewerkt.
Voor ieder land ter wereld, maar zeker voor een land dat de MOL-status ontgroeit, is economische ontwikkeling van vitaal belang. Daarom legde ik tijdens mijn bezoek de nadruk op economische ontwikkeling en het ondernemingsklimaat. Zowel in Praia (eiland Santiago) als in Mindelo (eiland Sao Vicente) had ik een ontmoeting met de private sector. Tijdens deze bezoeken bracht ik het Nederlandse bedrijfsleveninstrumentarium ORET en PSOM onder de aandacht en besprak ik met het bedrijfsleven de knelpunten in het ondernemingsklimaat. In Mindelo bracht ik verder nog bezoeken aan het nationale havenbedrijf ENAPOR en het scheepsreparatiebedrijf Cabnave en was onder de indruk van de gezonde staat van deze bedrijven.
Met de minister van Justitie, mevrouw Fontes Lima, besprak ik de gevolgen van de internationaal georganiseerde drugssmokkel voor de veiligheid van Kaapverdië. In dit verband ondertekende ik tijdens mijn bezoek een financieringsovereenkomst met UNODC voor de bestrijding van corruptie en witwaspraktijken op Kaapverdië. Nederland draagt E 600.000,- bij.
Natuurlijk kwamen tijdens mijn bezoek ook de resultaten van het huidige OS-programma aan de orde. Zo maakte ik kennis met een groep boeren en tuinders, vrijwel geheel bestaand uit vrouwen, die met behulp van door Nederland gefinancierde nieuwe technieken hun landbouw hadden geïntensiveerd. Zo verbouwden zij niet meer alleen voor eigen consumptie, maar richtten zij zich ook op de lokale toeristische sector. In Mindelo bracht ik een bezoek aan een mede door Nederland gefinancierd waterhergebruikproject, gericht op hergebruik van afvalwater voor de lokale land- en tuinbouw. Tot slot bracht ik een bezoek aan het mede door Nederland gefinancierde nationale visserij-instituut, waar ik onder andere de mogelijkheden besprak om van visserij een meer winstgevende sector te maken.
Aan het eind van mijn bezoek aan Kaapverdië heb ik een overeenkomst gesloten ter waarde van E 4 miljoen voor algemene begrotingssteun in 2005 en 2006.
Senegal
Op 9 november bracht ik een bezoek aan Senegal. Dit bezoek had tot doel enkele accenten in de OS-relatie tussen Nederland en Senegal te benadrukken. Deze accenten betroffen goed bestuur, politieke stabiliteit, accountability, ondernemingsklimaat en donorharmonisatie.
Tijdens mijn bezoek ontmoette ik president Wade, met wie ik onder andere van gedachten wisselde over het belang van een goed ondernemingsklimaat. Hij maakte van de gelegenheid gebruik Nederland te bedanken voor de steun aan de milieusector en benadrukte het belang van het tegengaan van kusterosie in Senegal evenals het belang van een gezamenlijke aanpak van illegale migratie. Bij de President, evenals bij de minister van Buitenlandse Zaken Gadio, heb ik, in het kader van het tegengaan van straffeloosheid, de kwestie van de ex-president van Tsjaad Habré aan de orde gesteld. Deze heeft politiek asiel gekregen in Senegal, maar België heeft om zijn uitlevering verzocht in verband met een rechtzaak. Beiden gaven aan de uitkomst van het juridische proces in Senegal eerst te zullen afwachten. Met minister van Buitenlandse Zaken Gadio heb ik ook gesproken over de verschillende crisislanden in de regio: Ivoorkust, Liberia, Sierra Leone, Guinee-Bissau, Guinee en Togo. Gadio benadrukte het belang van ondersteuning van Security Sector Reform (SSR) in de regio, met name Guinee-Bissau. Ook gaf hij aan voornemens te zijn een ambassade in Nederland te openen. Met de minister van Milieu Lô is gesproken over de sectorale begrotingssteun die Nederland geeft en de noodzaak daarbij meerdere donoren te betrekken. Ook zijn de PSOM- en ORET-instrumenten onder de aandacht gebracht. Met de minister van Economie en Financiën Diop heb ik van gedachten gewisseld over de follow-up van de VN-top in New York (MDGs, PRSP, donorharmonisatie), ondernemingsklimaat (PSOM en ORET), corruptiebestrijding, de G8 schuldenregeling en de WTO-onderhandelingen in Hong Kong.
Tijdens een werklunch wisselde ik met een even gevarieerd als interessant gezelschap van gedachten over de onderliggende factoren voor (in)stabiliteit in Afrika. Benadrukt werd onder andere dat zolang er door overheden geen verantwoording werd afgelegd aan de bevolking en er niet werd samengewerkt met het maatschappelijk middenveld, er altijd bronnen voor conflict zouden blijven bestaan.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --