De Nederlandse Bank
Speech president Wellink over 'De nieuwe positie van DNB in Europa'
Speech
Datum 21/11/2005
Locatie De Havixhorst in De Wijk (Drenthe)
Spreker Dr. A.H.E.M. Wellink, President De Nederlandsche Bank
Organisatie leeg DNB
Het is een genoegen te spreken voor Drentse en Overijsselse
ondernemers. Ik spreek niet vaak voor een gezelschap dat heeft
meebetaald aan versterking van de lokale infrastructuur, via de
verdubbeling van de N37 tot A37. De betere bereikbaarheid van deze
regio heeft een groot voordeel. Want zodra we de autobaan verlaten
zijn wij getuige van de prachtige en rustige omgeving: de weelderige
landerijen, met statige landhuizen, zoals het prachtige Havixhorst.
Als je door dit vredige landschap wandelt, realiseer je niet dat deze
rust zwaar is bevochten. Talrijke oorlogen zijn gevoerd op Europese
bodem, waarbij Nederland en Drenthe niet altijd zijn gespaard. Het
wordt wel eens vergeten dat de tijd waarin wij nu leven eigenlijk
uitzonderlijk is, omdat zich in de afgelopen 60 jaar geen enkele
gewapende strijd heeft afgespeeld tussen West-Europese landen. Daarmee
is dit de langste onafgebroken periode van vrede in de afgelopen 1000
jaar. Wij mogen ons dus bevoorrechte burgers noemen. Niet in de
laatste plaats is deze periode van vrede te danken aan een sterkere
economische en monetaire integratie tussen Europese landen, die na de
Tweede Wereldoorlog is ingezet. In mijn betoog sta ik vooral stil bij
de economische gevolgen van de euro, het hoogtepunt van monetaire
integratie. En bij wat de komst van deze munt betekent voor DNB.
Economische gevolgen van de euro
Een veel gehoord verwijt met betrekking tot de komst van de euro is
dat alles duurder is geworden. Tot op zekere hoogte heb ik hier begrip
voor, aangezien een aantal producten en diensten na de komst van de
euro flink in prijs is gestegen, zoals tabak, energie en recreatieve
dienstverlening. Maar dit betekent niet dat de euro-invoering de
(enige) schuldige hiervan is, en dat alles duurder is geworden.
Integendeel, de inflatie is na de introductie van de chartale euro in
2002 zelfs gedaald van ruim 3 procent, naar 1,2 procent in 2004, het
laagste niveau in de afgelopen 15 jaar. Vooral telefoons, audio- en
videoapparatuur zijn goedkoper geworden. Niet alleen in Nederland,
maar ook in het eurogebied als geheel is de inflatie laag, met een
gemiddelde van ongeveer 2 procent. De betrekkelijk lage inflatie en
inflatieverwachtingen in het eurogebied zijn deels terug te voeren op
het geloofwaardige monetaire beleid van de ECB. De ECB is erin
geslaagd de lage inflatie, die landen als Nederland en Duitsland ook
vóór de euro kenden, te "exporteren" naar andere lidstaten in het
eurogebied.
Naast stabiele prijzen, heeft de euro een impuls gegeven aan de handel
tussen landen in het eurogebied. De precieze bijdrage van de euro aan
de handelsgroei is niet eenvoudig te kwantificeren door het relatief
korte bestaan van de euro. Ook is de impuls van de euro niet
gemakkelijk te isoleren van die van het Single Market Initiatief in
1992, waar het mes werd gezet in handelsbelemmerende regulering. Toch
zijn er duidelijke aanwijzingen dat de euro de handel verder heeft
bevorderd dankzij het uitschakelen van wisselkoersrisico's en het
vergroten van prijstransparantie. Zo groeit de handel tussen
eurolanden sinds de invoering van de girale euro in 1999 sterker dan
de handel met de andere `oude' EU-landen (zoals Denemarken, het VK en
Zweden), terwijl dat voor die datum niet het geval was. Een andere
aanwijzing is dat prijsverschillen van verhandelbare goederen in het
eurogebied sinds 1990 steeds verder zijn afgenomen, tot een niveau dat
dicht in de buurt komt van de prijsverschillen tussen staten in de VS.
Het verkleinen van de prijsverschillen in het afgelopen decennium
duidt op een aanhoudend proces van economische integratie in Europa,
dat met de komst van de euro in een hogere versnelling is geraakt.
Ten slotte heeft de euro bijgedragen aan de integratie van Europese
financiële markten. Door het wegvallen van wisselkoersrisico's en het
vertrouwen van markten in het monetaire beleid van de ECB trad een
forse daling op van de rente op staatspapier in landen met een
devaluatiegeschiedenis, zoals Italië, tot nabij het niveau van wat wij
in Nederland al jaren zijn gewend. Voorts leidde de komst van de euro
in combinatie met een harmonisatie van financiële regelgeving tot een
verlaging van de transactiekosten en daarmee tot een verdieping van de
Europese obligatiemarkt. Sinds 1999 zijn de uitgiftevolumes van
obligaties per jaar met maar liefst 25 procent toegenomen. Dit
percentage ligt vele malen hoger dan in de jaren daarvoor, toen nog 11
afzonderlijke munten in omloop waren. Deze groei weerspiegelt vooral
de explosieve toename in de uitgifte van bedrijfsobligaties. Bedrijven
die voorheen geheel waren aangewezen op binnenlandse (veelal bancaire)
kapitaalverstrekkers, kregen door de euro toegang tot een veel grotere
groep beleggers. [Om een indruk te geven hoe diep de totale Europese
obligatiemarkt is: in 2003 bedroeg de waarde hiervan ongeveer 1800
miljard euro, iets meer dan het totale BBP van het eurogebied.]
Overigens profiteren ook consumenten, zoals u en ik, van diepere
financiële markten via lagere leenkosten.
De rol van DNB in het ESCB
Door het opgaan van de Nederlandse gulden in de euro, heeft DNB een
metamorfose ondergaan: een sterke Europese dimensie werd toegevoegd
aan de Bank die traditioneel vooral nationale taken uitoefende. Sinds
de euro maakt DNB deel uit van het Europese Stelsel van Centrale
Banken, dat bestaat uit de nationale centrale banken uit de EU-landen
en de ECB, de as in Frankfurt waar feitelijk het wiel om draait. Het
bestuur van de ECB bestaat uit een zeskoppige directie en de
presidenten van de nationale centrale banken uit de momenteel 12
landen van het eurogebied. Deze decentrale opzet weerspiegelt een
belangrijk in het Verdrag vastgelegd beginsel, dat beslissingen op een
zo laag mogelijk niveau moeten worden genomen. Afwijking hiervan is te
billijken als dit meer doelmatige uitkomsten oplevert. Deze gedachte
legitimeert de betrokkenheid van DNB bij het uitvoeren van de taken in
het eurogebied. Het voert te ver bij al deze deeltaken de nieuwe rol
van DNB te bespreken. Omwille van de tijd zal ik me beperken tot de
meest in het oog springende taak in het eurogebied: het monetaire
beleidsbesluit.
Hoofdtaak van het ECB-bestuur is zoals gezegd het bepalen van het
monetaire beleid van het eurogebied. Bij het nemen van een monetair
besluit moet het ECB-bestuur jongleren met de economische gegevens uit
12 verschillende landen. Een dergelijke analyse is lastig te maken
zonder gedetailleerde kennis van nationale ontwikkelingen die de
inflatie en groei in het eurogebied kunnen beïnvloeden. Iedere
nationale centrale bankpresident brengt wat dat betreft een essentieel
stukje van de puzzel mee naar Frankfurt. Natuurlijk kijken alle
nationale centrale bankiers bij het nemen van een beslissing naar het
eurogebied als geheel, maar ontegenzeggelijk is de kennis van hun
eigen economie het grootst. De inbreng van nationale bankpresidenten
vermindert dus het gevaar van eenzijdige economische analyses en
verbetert daardoor het monetaire beleid. De ECB is niet uniek in deze
opzet. Ook de Amerikaanse Federal Reserve Board kent een soortelijke
decentrale opzet.
Naast de kwaliteit van het monetaire besluit, zijn nationale centrale
bankiers verantwoordelijk voor het uitleggen van dit besluit. Met de
maandelijkse persconferentie van ECB president Trichet in Frankfurt
stopt de communicatie niet, maar begint het pas. Monetair beleid kan
pas doeltreffend zijn als het wordt begrepen door de financiële
markten en de burgers. Het doorwerken van het officiële rentetarief in
de langere en voor de economie meer belangrijke rentes, zoals die voor
hypotheken, verloopt sneller als het beleid goed wordt verstaan door
commerciële banken. Ook wortelen inflatieverwachtingen steviger bij
ondernemers, werknemers en consumenten als de ECB haar intenties
duidelijk maakt. Communicatie is dus een integraal onderdeel van het
monetaire beleid. Nationale centrale bankiers vormen de uitgelezen
partij hierover uitleg te geven. Zij spreken letterlijk de taal van de
bevolking, en kennen de eigenaardigheden en pijnpunten. DNB verkeert
dus in een betere positie dan de ECB aan u uit te leggen hoe hoog de
inflatie is en waardoor dit komt.
Maar wellicht de belangrijkste reden waarom DNB is vertegenwoordigd in
het ECB-bestuur is legitimiteit, of anders geformuleerd, draagvlak.
Voor een onafhankelijk en tamelijk jong instituut als de ECB is
legitimiteit cruciaal. Nationale vertegenwoordiging vanuit nationale
centrale banken verhoogt deze legitimiteit door verankering van het
ECB-bestuur in de landen van het eurogebied. Anders gezegd: zonder een
Nederlander in het ECB-bestuur zou de Nederlandse bevolking een
onafhankelijk en machtig instituut als de ECB minder snel accepteren.
Zolang de gemiddelde Europeaan zich meer blijft identificeren met zijn
eigen land dan met de EU, blijft nationale vertegenwoordiging
belangrijk. Maar zelfs als het besef van nationaliteit vervaagt, wat
overigens niet waarschijnlijk is, dan nog zullen nationale centrale
banken een rol blijven vervullen. Niet vergeten moet worden dat een
belangrijk deel van de taken van DNB vrijwel losstaat van het
eurogebied. Om een indruk te geven: meer dan 60 procent van het werk
van DNB staat in dienst van niet-Stelseltaken. De meest tot de
verbeeldingsprekende taken zijn het bewaken van financiële
stabiliteit, via onder meer het toezicht op banken en verzekeraars.
Financiële stabiliteit en toezicht
Doordat de omvang en complexiteit van het financiële systeem is
toegenomen, is ook het belang van het goede functioneren van het
financiële systeem voor onze welvaart gegroeid. Het is dus
belangrijker geworden hier goed op toe te zien. Dit is een uitdaging
voor beleidsmakers, in het bijzonder centrale bankiers. In veel landen
is een duidelijke verschuiving zichtbaar waarbij centrale banken
nadrukkelijker een rol krijgen als voorvechter en bewaker van
financiële stabiliteit. Van oudsher zijn zij immers sterk gericht op
het beperken van systeemrisico. Centrale banken zijn hiertoe in staat
omdat zij over krachtige instrumenten beschikken. Als door financiële
spanningen snel een tekort aan liquiditeiten ontstaat, doordat deze
uit onzekerheid worden vastgehouden, kunnen centrale banken via
liquiditeitsteun het financiële systeem draaiende houden. Liquiditeit
is als het ware het bluswater waarmee men de financiële brand kan
bestrijden. Hierdoor wordt voorkomen dat een liquiditeitsprobleem bij
één bank via een domino-effect het gehele financiële systeem in gevaar
brengt. Maar het beschermen van financiële stabiliteit is niet alleen
een kwestie van het snel kunnen reageren op financiële spanningen.
Beter is een brand te voorkomen, zodat je niet hoeft te blussen. Het
opstellen van goede brandvoorschriften, die goed worden gecontroleerd,
is hiervoor cruciaal. In de financiële wereld heet dit prudentieel
toezicht, waar banken worden gecontroleerd op hun soliditeit. Door de
mondialisering van het financiële systeem is het steeds belangrijker
toezichtregels internationaal af te stemmen. In dit kader is vorig
jaar overeenstemming bereikt over de herziening van het
Kapitaalakkoord (Bazel II), met daarin minimum kapitaalseisen voor
banken die het mogelijk maken wereldwijd een gelijk speelveld te
creëren.
De betrokkenheid van centrale banken bij financiële stabiliteit
verschilt van land tot land, een weerspiegeling van uiteenlopende
nationale financiële structuren. In Nederland is DNB de `hoedster van
de financiële stabiliteit'. Dit is een belangrijke taak, gelet op de
omvang van ons financiële systeem in internationaal perspectief. Even
wat feiten op rijtje: het gezamenlijke balanstotaal van alle
financiële instellingen in Nederland bedraagt ongeveer 6 maal ons BBP,
ruim boven het gemiddelde in het eurogebied en de VS. Ook onze
pensioensector is substantieel. In termen van BBP hebben de
Nederlandse pensioenfondsen de meeste activa onder beheer: 110 procent
(het ABP is zelf het één na grootste pensioenfonds ter wereld).
Hierbij zijn de grenzen tussen banken, verzekeraars en
effectenbedrijven vervaagd. In Nederland is daarbij een aantal
systeemrelevante financiële conglomeraten ontstaan, zoals ING of
Fortis.
Als reactie hierop is het traditionele sectorale toezicht in ons land
losgelaten. We maken sinds een aantal jaar alleen nog onderscheid
tussen gedragstoezicht, uitgevoerd door de AFM, en prudentieel
toezicht, een verantwoordelijkheid van DNB. Door integratie van het
prudentiële toezicht kunnen we effectiever toezicht houden, vooral op
financiële conglomeraten. Daarnaast wordt de aanwezige expertise beter
benut, bijvoorbeeld doordat bepaalde financiële innovaties eerder
worden toegepast in het bankwezen dan bij verzekeraars. Maar we leren
ook van elkaar als het gaat om het toezicht zelf. Zo zijn de nieuwe
richtlijnen voor het bankentoezicht in het nieuwe kapitaalakkoord
(Bazel II) erop gericht meer rekening te houden met het risicobeheer
van banken. Ervaringen die we hier op doen, komen van pas bij de
onderhandelingen over een soortgelijk toezichtraamwerk voor
verzekeraars (Solvency II). Kortom, integratie van het toezicht stelt
ons niet alleen in de gelegenheid het brandgevaar van het bankwezen,
maar van het gehele financiële systeem beter in kaart te brengen.
Hiermee heeft DNB de afgelopen tijd een zwaardere rol gekregen in het
bewaken van financiële stabiliteit.
Tot slot
Ter afsluiting wil ik terugkomen op het punt waarmee ik begon: Europa.
De oorsprong van Europese integratie is gelegen in de wens oorlogen op
het continent te voorkomen. Het middel om dit doel te bereiken, ligt
in economische en monetaire integratie. Bij het opmaken van de balans
na een halve eeuw Europese integratie, vallen twee zaken op: politieke
stabiliteit en een stijging van ons welvaartniveau. De komst van de
euro heeft hier aan bijgedragen. Natuurlijk het is niet allemaal
rozengeur en maneschijn. De interne markt is nog niet voltooid, zeker
niet ten aanzien van het dienstenverkeer. Ook bestuurlijk heerst er
verwarring na de afwijzing van de Grondwet in Frankrijk en Nederland.
Maar dit is geen reden in zak en as te zitten. Europese integratie
verloopt via pieken en dalen. Dit is inherent aan een proces dat zich
afspeelt op het breukvlak van nationale soevereiniteit en
Europeanisering. Het pas op de plaats maken na de afwijzing van de
Grondwet biedt een uitgelezen kans stil te staan bij wat we al hebben
bereikt, wat we nog willen bereiken en op welke manier. Hierbij is het
herwinnen van het publieke vertrouwen van groot belang. Dit vertrouwen
gedijt beter als de economische motor in Europa in een hogere
versnelling komt. DNB zal samen met andere centrale banken in het
Stelsel zich hiervoor blijven inzetten via het bewaken van
prijsstabiliteit en financiële stabiliteit. Dank voor uw aandacht.
[s?root.de_kennisBank.Nieuws__persberichten___speeches.DNB.Speeches_20
05.Speech_president_Wellink_over_'De_nieuwe_positie_van_DNB_in_Europa'
] leeg