Sv jappenkamp
Persbericht 22 november 2005
Stichting Vervolgingsslachtoffers JAPPENKAMP
Slachtoffers Japanse concentratiekampen schrijven 'open brief' aan minister-president
Vele duizenden slachtoffers eisen achterstallig soldij, loon en schadevergoeding
Amsterdam - Zestig jaar na de Bevrijding heeft de Stichting Vervolgingsslachtoffers
Jappenkamp (SVJ) zich in een 'open brief' tot minister-president Balkenende gewend.
Volgens de voorzitter van de stichting, drs. Jan A.J. de Jong hebben achtereenvolgende
naoorlogse Nederlandse regeringen altijd ontkend dat de Nederlandse gemeenschap in
Indië slachtoffer van de Japanse bezetting is geweest. Volgens De Jong is deze
situatie net zo onrechtvaardig als wanneer een van onze mannen of vrouwen in Irak,
Afganistan of voormalig Joegoslavië geen loon doorbetaald zou worden wanneer hij of
zij onverhoopt krijgsgevangen zou worden gemaakt. 'Onbestaanbaar en onaanvaardbaar', zegt
de Jong nadrukkelijk.
Het gaat om militairen, ambtenaren en burgers die na de capitulatie van Indië (8
maart 1942) werden opgesloten in concentratiekampen in het voormalig
Nederlands-Indië en andere door Japan bezette landen in Zuidoost Azië. Mensen
van wie uiteindelijk het oorlogsslachtofferschap is genegeerd en voor wie het naoorlogse
rechtsherstel als gevolg van de politieke omstandigheden nauwelijks van de grond is
gekomen. En dat ondanks de jarenlange strijd van de betrokkenen en hun organisaties.
Wat de SVJ betreft is de maat vol, en wil zij zich niet continue moeten verdedigen tegen
allerlei politieke standpunten die voor wat betreft de afwikkeling van deze zaak kant nog
wal raken. Voorzitter De Jong: 'Er moet na 60 jaar nu eindelijk eens een einde aan dit
onrecht worden gemaakt.' In de 50-er jaren zei de toenmalige premier dr. Willem Drees al
dat de aansprakelijkheid van de Nederlandse staat ten opzichte van de totaal berooide
slachtoffers van de Japanse bezetting in ieder geval op morele gronden diende te worden
aanvaard. Die morele aansprakelijkheid is nooit in een wettelijke regeling omgezet. De
Jong: 'Naast vrijheidsberoving vanwege hun ras of gezindheid, hebben de slachtoffers
jarenlang in onvoorstelbare omstandigheden moeten leven en hebben ze geleden onder
dwangarbeid, bewuste uithongering, mishandeling, gebrek aan medische zorg en medicijnen,
getergd door ziekten, dood en verderf. Zij zijn beroofd van have en goed. De kosten van
hun repatriëring naar Nederland is op hen teruggevorderd, velen hebben daar geld
voor moeten lenen. Dit alles en het al 60 jaar uitblijven van erkenning en compensatie
heeft zowel materieel als psychisch een blijvende invloed op hun leven en dat van hun
kinderen gehad.'
Discriminatie
De Stichting spreekt haar bevreemding uit dat de Nederlanders, die tijdens de Nazi
bezetting van Nederland slachtoffer zijn geweest van discriminatie en vrijheidsberoving,
roof en in beslagname, marteling en moord, uithongering en dwangarbeid wel schadeloos
zijn gesteld. De gevangenschap in de Jappenkampen betrof destijds overigens niet alleen
militairen, maar ook burgers, inclusief vrouwen en kinderen. Na de capitulatie van Japan
(15 augustus 1945) hadden de berooide overlevenden niets om naar terug te gaan. De
internering, en de inmiddels uitgebreid vastgestelde roof heeft tot gevolg gehad dat alle
materiële bezittingen -zowel roerende als onroerende zaken- verloren zijn gegaan.
Eerlijke finale compensatie
'De achtereenvolgende Nederlandse regeringen hebben op verschillende momenten de
aansprakelijkheid voor de Nederlandse slachtoffers van de Japanse agressie niet erkend of
naar andere overheden doorgeschoven. Maar het was wel de Nederlandse regering die Japan
destijds de oorlog verklaarde. Diezelfde regering heeft aan haar 'verplichtingen' aan
door haar uitgezonden burgers en militairen nog steeds niet voldaan', stelt
SVJ-voorzitter De Jong.
De ondertekening van het geallieerde Vredesverdrag met Japan had de consequentie dat de
zwaar gedupeerde Nederlandse staatsburgers uit het voormalig Nederlandsch Indië
werden beroofd van hun rechten op compensatie en herstelbetalingen. Dus had de
Nederlandse regering die verplichting zelf op zich moeten nemen, zoals zij dat wel voor
de Nazi-slachtoffers heeft gedaan. De materiële verliezen, de onbetaalde salarissen
en pensioenen: ze werden met de Soevereiniteitsoverdracht (december 1949) aan
Indonesië overgedragen, omdat de nieuwe republiek werd beschouwd als de juridische
erfopvolger van het Nederlandsch Indisch Gouvernement. Indonesië weigerde - zoals
van te voren werd verwacht- in 1950 de aansprakelijkheid voor het rechtsherstel van de
slachtoffers van de Japanse bezetting. Het door de Nederlandse regering afschuiven van
die aansprakelijkheid op de naoorlogse Nederlands-Indische regering en na 1949 de
regering van de Republik Indonesia, getuigt van een lafhartige en immorele houding ten
opzichte van haar burgers.
Met de ondertekening van het verdrag van San Fransisco in 1951 werd de gedupeerde
staatsburgers nadrukkelijk het constitutionele recht ontnomen op compensatie en
schadevergoeding van de veroorzakende partij, Japan. In principe zou de Nederlandse Staat
hiermee de aansprakelijkheid ten opzicht van de Vervolgingsslachtoffers van Japan hebben
moeten overnemen. Dit is niet het geval geweest.
In 1966 werd met het protocol van Wassenaar het grootste deel van de Indonesische schulden
aan Nederland, kwijtgescholden. Hierin was o.a. begrepen de schadeloosstelling aan de
Vervolgingsslachtoffers van de Jappenkampen.
Hoewel de Nederlandse regering als hoofdonderhandelaar bij alle verdragen steeds royale
gebaren maakte, was 'Het Gebaar' (2000) aan de Vervolgingsslachtoffers van de
Jappenkampen beneden de maat. Van een adequate uitkering, die zowel de materiele
oorlogsschade als de gederfde inkomens en andere verloren componenten dekte, is nooit
enige sprake geweest. De Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp herinnert het
kabinet Balkenende eraan dat de Regering Blair op 7 november 2000 de enig juiste
beslissing heeft genomen, namelijk een royale uitkering aan alle Britse
Vervolgingsslachtoffers die in dezelfde Japanse kampen hebben gezeten als hun Nederlandse
lotgenoten (en hun nabestaanden).
De Nederlandse regering -ook de huidige- kan een voorbeeld nemen aan landen als Engeland,
Canada, Australië, Nieuw Zeeland en Noorwegen, die in 2000/2001 -als
plaatsvervangers van Japan- alsnog hun voormalige Vervolgingsslachtoffers van vaak
dezelfde Japanse concentratiekampen in Indië en andere delen van Zuidoost Azië,
een adequate finale uitkering hebben betaald. Los van het feit, dat ze in het verleden
(jaren 50) al eens schadevergoedingen en compensaties voor materiële verliezen en
inkomstenderving hadden geregeld.
Open rekening
Bij de Nederlandse regering staat nog steeds een rekening open. Het zestig jarig jubileum
van de Bevrijding is een unieke gelegenheid om die open rekening nu eindelijk eens te
voldoen, stelt de Stichting in haar brief aan de premier. Niet alleen vanuit een morele
aansprakelijkheid. Dat is in het verleden veel te vrijblijvend gebleken Maar vooral
vanuit een volkenrechtelijke, een staatsrechtelijke en een constitutionele verplichting
ten aanzien van Nederlandse staatsburgers. De Universele Rechten van de Mens zijn immers
ook van toepassing op alle Nederlandse staatsburgers; zelfs die uit de voormalige kolonie
Nederlandsch Indië.
Op vrijdag 25 november 2005 wordt over dit schrijnend onrecht een conferentie gehouden in
het Nederlands Congrescentrum te Den Haag (thans World Forum Convention Center), aanvang
13.00 uur.
Over de SVJ
De Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp is in juli 2001 opgericht door kampers
voor kampers, omdat geen enkele Indische organisatie de specifieke belangen bleek te
behartigen van de overlevenden van de Japanse concentratiekampen 1942-1945. De Stichting
behartigt de belangen van de slachtoffers van de Japanse concentratiekampen in
Nederlands-Indië en andere door Japan bezette gebieden in Zuidoost Azië en
spreekt de staat aan op haar volkenrechtelijke aansprakelijkheid ten opzichte van de
Vervolgingsslachtoffers van de Japanse concentratiekampen uit het voormalige Rijksdeel in
de Oost.
Het doel van SVJ is om een adequate Finale, Allesomvattende, Integrale en Rechtvaardige
(FAIR) afrekening te bewerkstelligen. Zonder daarvoor weer een commissie in het leven te
roepen en gezien de hoge leeftijd van de slachtoffers ook binnen twee jaar.
---
Noot voor de redactie (