Den Haag 22 november 2005

Vragen van de leden Straub en Wolfsen (beiden PvdA)

aan de minister van Justitie

over de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de Mens.

1.

Bent u bekend met de uitspraak van het EHRM van 10 november 2005 betreffende het niet-vervolgen van politieagenten die betrokken waren bij de arrestatie en vervolgens het overlijden van de heer Ramsahai?

2.

Hoe beoordeelt u de overwegingen van het Hof met betrekking tot het schenden van art. 2 (recht op leven) EVRM (overweging 406 en 407)? Kan hieruit geconcludeerd worden dat de procedures die nu in Nederland gevolgd worden ten aan zien van een onderzoek waarbij directe collega s zijn betrokken niet stroken met het EVRM? Is de minister van mening dat er wijzigingen in de procedure aangebracht moeten worden? Zo ja waarom, zo nee waarom niet?

3.

Wat is uw opinie over het oordeel van het Hof dat sprake is van een schending van art. 2 in de art. 12 Sv procedure aangezien deze procedure in alle beslotenheid plaatsvindt (overweging 422)? Ziet u hierin aanleiding om de art 12-procedure Sv te wijzigen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?

4.

Overweegt u de aanbeveling in overweging 428 over te nemen, nl dat het beter is een Officier van Justitie van een ander parket bij een onderzoek te betrekken dan het parket waaronder de betrokken politiefunctionarissen? Zo nee, waarom niet.

5.

Is de minister van mening dat naar aanleiding van deze uitspraak de wet gewijzigd moet worden?

6.

Zo ja, hoe wordt omgegaan met de uitspraak van het Hof gedurende de periode dat de wet nog niet is aangepast?