Persbericht 14 november 2005: Noodkreet van 10.000 zorgverleners
Noodkreet van 10.000 zorgverleners: Stel toegang tot zorg boven
handelsbelangen Stichting Wemos sloot vandaag op de universiteit van
Maastricht de campagne âToegang tot zorg voor iedereen!â af. Minister
van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking kreeg daar op ludieke wijze
ruim tienduizend SOS-steunbetuigingen van Nederlandse zorgverleners
aangeboden.
Wemos vindt dat in de Doha-ontwikkelingsronde van de
Wereldhandelsorganisatie de gezondheidsbelangen van
ontwikkelingslanden veel meer voorop moeten staan. Minister van
Ardenne wil echter - net als haar collega Brinkhorst van Economische
Zaken - eenzijdig inzetten op handel als de motor voor ontwikkeling.
Zij wil daarbij de rol van de overheid terugdringen, ten gunste van
een grotere rol voor het bedrijfsleven. 'O wee, als je afhankelijk
bent van de overheid. Dat hebben we hier in Nederland wel geleerd',
waarschuwde de minister. Wemos wil juist dat de overheid in de WTO
actief het recht op gezondheid boven commerciële belangen stelt.
âOntwikkelingslanden moeten voldoende kunnen investeren in de
gezondheid van hun bevolking. Nederland heeft als donor en schuldeiser
de plicht om hun daarbij te helpen. Daar moet voor Nederland in deze
handelsronde de prioriteit liggen. âDit is tenslotte een
ontwikkelingsrondeâ, zegt Nina Tellegen, directeur van Wemos.
De minister ging in Maastricht niet in op de kritiek van Wemos dat het
openstellen van zorgdiensten voor vrijhandel leiden tot
commercialisering, waarmee de zorg vaak te duur wordt voor de armste
en meest kwetsbare groepen in de samenleving. Vooral in
ontwikkelingslanden. Volgens haar moet de rol van de overheid worden
teruggedrongen ten gunste van het bedrijfsleven. Daarmee volgt ze de
offensieve handelsagenda van minister Brinkhorst en de EU.
Volgens minister van Ardenne is voor toegang tot zorg vooral een goede
zorgstructuur belangrijk, en daarvoor moeten organisaties en bedrijven
meer bij het beleid betrokken worden. 'Ontwikkelingslanden willen
onafhankelijk zijn, op eigen benen staan. En dat kan alleen als ze
kunnen meedraaien in de handel', aldus de minister.
Kennisoverdracht en capaciteitsopbouw moeten daarom volgens Van
Ardenne in de WTO-ronde voorop staan. Zodat mensen in
ontwikkelingslanden zich onafhankelijk kunnen voelen van de overheid.
'De Nederlandse overheid heeft niet meer zo'n grote rol te spelen in
ontwikkeling. Particuliere initiatieven en samenwerkingsverbanden zijn
belangrijker', aldus de minister.
---
Stichting Wemos