Speech Minister Dekker tijdens de Studiedag van de Raad voor de
Wadden op maandag 14 november 2005 in Leeuwarden
Voorzitter Cazemier, dames en heren,
Het is een groot genoegen hier samen met U na te denken over de
toekomst van het Waddengebied. Want daarom zijn we bijeen vandaag: hoe
ziet het Wad er in 2025 uit? En wat zal de bijdrage van het
Waddenfonds daaraan zijn?
Stelt U zich eens voor - het wad in 2025. De planten- en vogelrijkdom
is toegenomen, mede door de grotere kwelders langs de kusten van
Friesland en Groningen. Kwelders die intensiever benut en beheerd
worden zonder de hoge natuurwaarde te schaden.
Een rijkere zee met schoner water en een grotere diversiteit aan
vissen en zoogdieren. Herstelde historische zoet-zout-overgangen die
geen afbreuk doen aan de garanties voor droge voeten in het gebied.
Ik zie tal van nieuwe vormen van eco-toerisme en andere duurzame
economische activiteiten die profiteren van de unieke landschappelijke
kwaliteiten die de tand des tijds moeiteloos hebben doorstaan. De
wijdsheid en open horizon zijn vanzelfsprekend behouden. Die
landschappen die de schilder Geurt Busser zo treffend weet neer te
zetten.
Ik zie hard-werkende boeren die coalities hebben gevormd met natuur,
energie en recreatie en zo hun positie hebben geconsolideerd en
uitgebouwd.
U herkent zich vast in dit perspectief. Een perspectief dat niet
vanzelf ontstaat, maar waar we hard voor moeten werken. Ik wil de
gelegenheid te baat nemen om aan te geven waar ik als
programmaminister voor het Waddengebied voor sta. Met aandacht voor
het Waddenfonds, maar ook voor de drie andere pijlers van het
Waddenbeleid: de verbetering van de bestuurlijke samenwerking, de PKB
(Derde Nota) Waddenzee en niet te vergeten de gaswinning waarvoor de
vergunningverlening volgend jaar van start zal gaan. We moeten deze
pijlers in samenhang bezien. Immers - als ergens een gebied baat heeft
bij een integrale aanpak, dan zijn het de Wadden.
Laat ik beginnen met de meest continue pijler van het Waddenbeleid; de
Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee. De Waddenzee strekt
zich over drie landen uit en maakt deel uit van de Ecologische
Hoofdstructuur - als Vogelrichtlijngebied en als
Habitatrichtlijngebied. Bovendien valt het Wad onder de Kaderrichtlijn
Water. Kortom, het is een gebied dat een krachtige nationale
bescherming en ontwikkeling vergt. Zonder overigens de mens uit het
Wad te verbannen. Ik wil dit graag onderstrepen.
De PKB Waddenzee is immers niet alleen beschermend. Het is hét
rijkskader voor een ontwikkelingsgericht Waddenbeleid en vormt de
basis van het Beheer- en Ontwikkelingsplan dat regio en rijk samen
gaan opstellen. Het moge duidelijk zijn - de PKB Waddenzee is een
onmisbare schakel in het Waddenbeleid.
Recent zijn de mogelijke milieueffecten van de PKB Waddenzee
onderzocht. Europese richtlijnen schrijven dit ook voor. Er is goed
bekeken wat er kan worden gedaan om mogelijk nadelige effecten te
voorkomen.
De resultaten zijn in de PKB verwerkt. De nota zal vanaf begin januari
ter inspraak worden gelegd. In die periode zullen alle stakeholders
hun zegje kunnen doen en komen zowel de Raad voor de Wadden als de
Commissie voor de milieu-effectrapportage nog met adviezen. Daarna kan
de eventueel aangepaste PKB in het voorjaar naar de Tweede Kamer. U
ziet - soms lijkt het wad meer op een polder! Maar het gepolder levert
wel wat op.
Dan de tweede pijler van het Waddenbeleid: de verbetering van de
bestuurlijke organisatie. Daarover hebben Rijk en regio - tot mijn
grote vreugde - op 31 oktober een aantal afspraken kunnen maken.
Er is afgesproken dat het RCW (Regionaal College Waddengebied) een
Beheer en Ontwikkelingsplan (B&O plan) zal opstellen. Het RCW zal zich
richten op de thema's natuur, veiligheid en duurzame economische
ontwikkeling. De leden van het RCW zullen voor elk van deze thema's
een regisseur aanwijzen die daarop aanspreekbaar is. Natuurbeheer
krijgt, als voornaamste activiteit op de Waddenzee, binnen het RCW een
speciale plaats in de Beheerraad Waddenzee.
Dan kom ik bij het Waddenfonds. Voor de komende twee decennia heeft
het Kabinet 800 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dat is geld voor
extra investeringen: in duurrzame economische ontwikkeling, in
versterking van de natuurwaarden, in vermindering van de externe
bedreigingen voor het gebied en in een betere benutting van de kennis
over en van het Waddengebied.
Reguliere beheers- en onderhoudstaken vallen daarbuiten. Ik acht het
ook van groot belang dat er vooral substantiële activiteiten tot
uitvoering komen. Ik wil versnippering voorkomen. Kleinere projecten
zullen moeten passen binnen een breder programma.
Ik verwacht stellig dat we over 20 jaar zullen kunnen zeggen dat het
Waddenfonds er echt toe heeft gedaan. Samen met de eigen bijdragen van
de ontvangers van subsidie uit het waddenfonds zal er een bedrag
voorbij de 950 miljoen in het gebied geinvesteerd worden. Het fonds
fungeert zo als een 20-jaar durende aanjager om kansen en
mogelijkheden tot uitvoering te brengen. Een fonds dat het wervende
perspectief waarmee ik begon, tot realiteit kan omzetten.
Nog deze maand informeer ik de Tweede Kamer over de opzet van het
fonds. Maar enkele highlights uit die brief wil ik u niet onthouden.
Het Waddenfonds is een rijksbegrotingsfonds. Als minister van VROM ben
ik daar verantwoordelijk voor. Inmiddels heb ik een Wetsvoorstel
Waddenfonds door de Ministerraad geloodst en ter advies naar de Raad
van State gestuurd. Aan de verdere juridische invulling van het fonds
wordt nu hard gewerkt.
Het Wetsvoorstel en een Investeringsplan zullen in het eerste
trimester 2006 aan de Tweede Kamer worden aangeboden en ik ga ervan
uit dat deze Wet met aanvullende regelingen in de loop van 2006 in
werking kan treden. Naast de vergunningverlening voor de gaswinning
zijn dan in de loop van 2006 de voorwaarden vervult om tot voeding en
openstelling van het fonds te komen.
Verder geldt er een minimumpercentage voor cofinanciering, waardoor de
uiteindelijke totale investeringen een stuk hoger zullen zijn. Onder
de thema's natuur, kennis en veiligheid zal 10% cofinanciering
volstaan, terwijl bij projecten die bijdragen aan een duurzame
economische ontwikkeling 60% is vereist. Onder duurzaamheid vallen ook
projecten die een transitie beogen naar een meer duurzame
energiehuishouding in Groningen, Friesland en de kop van
Noord-Holland.
Het totaalbudget van het fonds zal na aftrek van de nadeelcompensatie
voor de kokkelvissers over de vier thema's worden verdeeld. Omdat de
beëindiging van de kokkelvisserij een aantoonbare positieve bijdrage
levert aan de natuurwaarden van de zee, vind ik het vanzelfsprekend de
nadeelcompensatie vanuit het fonds te financieren. In de eerder
genoemde brief aan de TK zal ik aangeven hoe het kabinet de motie
Atsma zal uitwerken.
Laat ik er nu van zeggen dat het kabinet geen starre verdeelwijze
voorstaat, of die verdeling nu "Meijer of Atsma" heet. We willen
vooral goede project- en programmavoorstellen belonen die aantoonbaar
bijdragen aan het bereiken van de doelen voor het gebied. Voorstellen
die zowel de economische- als de natuurbelangen dienen zullen extra
goed scoren in de beoordeling. Meer hierover in de brief aan de TK.
Na openstelling van het fonds zullen de ingediende voorstellen
uiteraard deskundig en onafhankelijk worden beoordeeld. Ik hecht sterk
aan die onafhankelijkheid. Alleen dan weten we ons zeker van de
transparantie en objectiviteit van de beoordeling. Het RCW zal deze
beoordeling van een advies voorzien. Ik zal dat advies zwaar laten
meewegen in de definitieve toekenning van beschikkingen.
Dan sluit ik af met een slotwoord over het uitvoeringsplan. Dit plan
staat centraal op dit symposium. Waar het investeringsplan de ambities
beschrijft voor de lange termijn, heeft het uitvoeringsplan de functie
om fasering en prioritering aan te brengen van initiatieven in die
looptijd van 20 jaar.
In het eerste uitvoeringsplan voor de eerste pakweg 5 jaar zal dus
moeten worden aangegeven welk typen programma's of projecten
daadwerkelijk noodzakelijk zijn om het gewenste duurzame herstel of de
duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen. Bovendien moeten deze kaders
wervingskracht hebben op potentiële indieners.
Ik ben dan ook blij dat verschillende belangengroeperingen al hun
visies en een samenhangend pakket van projectvoorstellen op papier
hebben gezet. Ik ben ook blij met de vruchtbare samenwerking tussen de
rijkspartijen en de regionale overheden. Een kernteam van rijk en
regio heeft recent een start gemaakt met het opstellen van een eerste
proeve van het eerste uitvoeringsplan. De komende maanden zal deze
eerste proeve voor commentaar en verrijking worden besproken met
belanghebbende organisaties.
Dames en heren,
Deze conferentie biedt u de kans om uw project- en programmawensen
mondeling kenbaar te maken en nader toe te lichten. Daarmee levert U
een niet te onderschatten bijdrage aan de verdere voltooiing van het
Uitvoeringsplan. Ik wil u uitdagen om na te gaan welke projecten in uw
ogen nu écht prioriteit hebben. En om open te staan voor elkaars
belangen en ideeën. Want ik ben ervan overtuigd dat alleen een breed
gedragen Uitvoeringsplan kans van slagen heeft. Opdat we ook in 2025
nog kunnen genieten van een prachtig gebied waar de kwaliteit van
natuur, landschap, wonen, werken en recreëren op een hoog niveau ligt.
Een balans waar de regio ook sociaal-economisch wel bij vaart.
Dank u voor uw aandacht
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer