CDA
26-10-05
Martens: 'Ontwikkelingshulp aan Afrika moet anders'
Hulp aan Afrika is niet alleen een kwestie van meer geld geven.
Natuurlijk is het goed dat de lidstaten zich daarop hebben vastgepind.
Maar geld alleen zal niet tot ontwikkeling leiden. Daarom wil het
Europees Parlement anders dan de Europese Commissie heeft voorgesteld
ook goed bekijken hoe met de verschillende afzonderlijke landen in
Afrika kan worden samengewerkt.
Dat staat in het verslag van Europarlementariƫr Maria Martens, dat
deze week door de commissie voor ontwikkelingssamenwerking van het
Europees Parlement is aangenomen. In november wordt het verslag
plenair behandeld. Op basis hiervan stelt de Raad van Ministers in
december het nieuwe Afrika-beleid definitief vast.
Vooruitlopend op het nieuwe Afrika-beleid hebben de lidstaten in juni
2005 besloten tot een groei in de jaarlijkse hulp van ongeveer 40
miljard per jaar naar 60 miljard in 2010 tot 100 miljard euro in 2015.
Maria Martens vindt dat nog niet duidelijk is hoe dit extra geld goed
kan worden besteed. Om aan de verschillen tussen de landen in Afrika
tegemoet te komen, stelt ze voor onderscheid te maken tussen de hulp
aan stabiele landen en de rest van de Afrikaanse landen waar het
onstabiel is. De eerste groep landen moet worden gezien als gelijke
partner van de Europese Unie. Deze landen kunnen via begrotingssteun
en sectorsteun verder geholpen worden. Bij de tweede groep landen moet
vooral via particuliere organisaties worden gewerkt aan voeding,
gezondheid, onderwijs en andere basisvoorzieningen voor de bevolking.
Doel is het bereiken van een structurele stabiliteit. Het bestrijden
van armoede is hierbij van het grootste belang. Immers, pas als een
land stabiel is kan verder worden gewerkt aan verdere ontwikkeling.
Maria Martens: 'Landen moeten in principe zichzelf ontwikkelen. De
Europese Unie kan daarbij helpen en stimuleren. Maar we moeten goed
beseffen dat er landen zijn met onstabiele regimes, of waar door
slecht bestuur het sociaal en economisch onstabiel is. In dit soort
landen kan nauwelijks worden gewerkt aan duurzame ontwikkeling. Toch
mogen we de bevolking daar niet laten stikken. Vandaar dat het
Europees Parlement pleit voor een grote rol van maatschappelijke
organisaties. Daarbij moet nadrukkelijk ook aansluiting worden gezocht
bij religieuze gemeenschappen en kerken die veel invloed hebben in
grote delen van Afrika.'