29983 Wijziging van de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren
van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten in verband met de
uitbreiding van de werkingssfeer van de Wet arbeidsvoorwaarden
grensoverschrijdende arbeid
De regering is de fracties van de VVD, D66 en SGP en CU erkentelijk voor hun inbreng in
het verslag met betrekking tot het wetsvoorstel "Wijziging van de Wet op het algemeen en
onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten in verband
met de uitbreiding van de WAGA", in het kort: "Wetsvoorstel uitbreiding WAGA". Bij
voornoemde fracties leven er blijkens het verslag nog enkele twijfels met betrekking tot het
nut en de noodzaak van onderhavige wetswijziging. Tevens hebben genoemde fracties nog
enkele juridische vragen aangaande de relatie van onderhavig wetsvoorstel tot de
uitgangspunten van het Europees gemeenschapsrecht, de implementatie van de
detacheringsrichtlijn in de WAGA en de mogelijkheden tot dispensatie van de algemeen
verbindend verklaarde CAO voor buitenlandse CAO's.
De leden van de fracties van de VVD en van D66 vroegen zich af of er onderzoek is gedaan
naar mogelijke wettelijke alternatieven om verdringing van Nederlandse werknemers door
buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland werken te voorkomen.
In het algemeen geldt dat in te zetten (wettelijke) instrumenten om verdringing te voorkomen
in overeenstemming moeten zijn met de Europese regelgeving met betrekking tot het vrij
verkeer van diensten. Belangrijk element daarin is dat die instrumenten geen disproportionele
belemmering voor het dienstenverkeer vormen en geen ontoelaatbare concurrentieverstoring
tussen dienstverleners veroorzaken.
Er is bekeken of verdringing kan worden voorkomen door bij verlening van tewerkstellingen
te toetsen of er minimaal marktconform (conform de geldende CAO) wordt beloond bij
grensoverschrijdende dienstverlening. Deze toetsing zou echter in strijd zijn met de Europese
regelgeving, omdat hiermee dienstverleners uit de Midden- en Oost-Europese landen
discriminatoir zouden worden behandeld. In de praktijk zullen voornamelijk deze
dienstverleners voor hun personeel tewerkstellingsvergunningen moeten aanvragen en kunnen
zij daarmee niet onder dezelfde voorwaarden concurreren als dienstverleners uit andere EU-
landen. Overigens is besloten om het systeem van tewerkstellingsvergunningen in het kader
van het vrij verkeer van diensten voor dienstverleners uit de Midden- en Oost-Europese
landen (MOE-landen) te vervangen door een systeem van notificatie. Bij brief van 26
november 20041 en 28 september jl. is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.
Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat `de harde kern'3 van algemeen verbindend verklaarde
CAO's van toepassing wordt op de arbeidsrelatie van de grensoverschrijdende gedetacheerde
1 Kamerstukken II, 2004/05, 29407, nr. 20.
3 Met een `harde kern aan arbeidsvoorwaarden' wordt in deze nota de arbeidsvoorwaarden genoemd in artikel 3
WAGA en artikel 1, derde lid, Richtlijn 96/71/EG (de Detacheringsrichtlijn) bedoeld. In de Richtlijn en derhalve
in de WAGA maken de volgende onderdelen deel uit van de harde kern van arbeidsvoorwaarden: a. maximale
werktijden en minimale rusttijden; b. het maximum aantal vakantiedagen, gedurende welke de verplichting van
de werkgever bestaat om loon te betalen; c. minimumloon, daaronder begrepen vergoedingen voor overwerk, en
daaronder niet begrepen aanvullende pensioenregelingen; d. voorwaarden voor het ter beschikking stellen van
werknemers; e. gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk; f. beschermende maatregelen met betrekking tot
arbeidsvoorwaarden van kinderen, jongeren en van zwangere of pas bevallen werkneemsters; g. gelijke
behandeling van vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake discriminatie.
---
werknemer. Dit geldt voor alle sectoren; ook voor sectoren waar nauwelijks sprake is van
verdringing.
Blijkens het verslag maakten de fracties van VVD en D66 zich hier zorgen over. Deze zorgen
zijn onnodig. Het wetsvoorstel zal immers nauwelijks effect hebben op sectoren waar van
verdringing van Nederlands arbeidsaanbod geen sprake is. In deze sectoren wordt immers niet
geconcurreerd tussen Nederlandse werknemers en buitenlandse gedetacheerde werknemers op
arbeidsvoorwaarden. In de regel zal in deze sectoren het arbeidsvoorwaardenniveau liggen
boven hetgeen de WAGA voorschrijft. De WAGA biedt in deze sectoren derhalve niet meer
dan een ondergrens. Anders ligt dat voor sectoren waar sterk op arbeidsvoorwaarden
geconcurreerd wordt. In deze sectoren heeft het wetsvoorstel naar alle waarschijnlijkheid wel
degelijk effect. Het verplicht werkgevers de "harde kern" van algemeen verbindend
verklaarde CAO toe te passen op grensoverschrijdende gedetacheerde werknemers in plaats
van de wettelijke minima. Het is aannemelijk dat dit tot een reductie van verdringing zal
leiden.
De hier aan het woord zijnde leden vroegen zich voorts af of de wetswijziging wel zin had nu
de naleving daarvan moeilijk is.
Controle op naleving van algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen geschiedt langs
privaatrechtelijke weg bij de rechter, door individuele werknemers dan wel door de betrokken
CAO-partijen. De individuele gedetacheerde werknemer kan zich in Nederland rechtstreeks
tot de kantonrechter richten op grond van artikel 98 Wetboek van Rechtsvordering4.
Betrokken CAO-partijen kunnen een rechtsvordering instellen op grond van de artikelen 305a
BW en artikel 3, tweede lid, Wet AVV. Voorts is het mogelijk dat partijen in hun CAO een
paragraaf "naleving" opnemen. Binnen de daarvoor geldende kaders kunnen dergelijke
nalevingbepalingen ook algemeen verbindend worden verklaard. Zie bijvoorbeeld CAO voor
uitzendkrachten, CAO voor de schoonmaak en glazenwassers en de CAO
beroepsgoederenvervoer.
De leden van de VVD en D66 vroegen zich nog af wat het nut is van de uitbreiding van de
werkingssfeer van de WAGA en waarom de basis van de Nederlandse wetgeving waaraan
werknemers die tijdelijk in Nederland werken moeten voldoen, niet voldoende is.
Het voorliggend wetsvoorstel "Uitbreiding WAGA" heeft tot gevolg dat algemeen verbindend
verklaarde CAO-bepalingen met betrekking tot een harde kern van arbeidsvoorwaarden en-
omstandigheden van toepassing worden op de arbeidsovereenkomst van de
grensoverschrijdende werknemer. In de huidige wetgeving is de toepassing van algemeen
verbindend verklaarde CAO-bepalingen op de arbeidsrelatie van de grensoverschrijdende
gedetacheerde werknemer overeenkomstig de daaraan ten grondslag liggende richtlijn beperkt
tot de bouwsector. In de overige sectoren kunnen grensoverschrijdende gedetacheerde
werknemers wettelijk alleen rechten ontlenen aan de waarborgen die geboden worden door
wetten als het minimumloon, de arbeidsomstandighedenwet en delen van titel 7.10 BW. Deze
wetten beogen werknemers een minimale bescherming te bieden. Het niveau daarvan is
doorgaans lager dan het niveau van de CAO. Dit heeft een ongelijk speelveld tot gevolg in
sectoren die niet tot de bouw behoren. Nederlandse werkgevers zijn -daar waar een AVV'de
CAO van toepassing is- gebonden aan de algemeen verbindend verklaarde CAO.
Buitenlandse dienstverleners buiten de bouw daarentegen kunnen zich beperken tot de van
toepassing zijnde wettelijke minima. De kans is reëel dat het kostenvoordeel dat hieruit
4 Artikel 98 Wetboek van Rechtsvordering ligt momenteel in vernieuwde versie bij de Eerste Kamer. Zie
Kamerstukken I, 2004/05, 28663, C.
---
voortvloeit leidt tot verdringing van Nederlands aanbod. Bij herhaling heeft de Tweede
Kamer zijn zorg hierover uitgesproken, met name in relatie tot de toetreding van de MOE-
landen waar het arbeidsvoorwaardenniveau fors lager is dan in Nederland. Met voorliggend
wetsvoorstel wordt primair beoogd een gelijk speelveld te creëren voor Nederlandse
ondernemers en grensoverschrijdende ondernemers. Het wetsvoorstel schept de voorwaarden
voor eerlijke concurrentie.
De leden van de fracties van de VVD en D66 vroegen zich af of onderhavig wetsvoorstel niet
een aantal vervelende consequenties met zich meebrengt zoals verplaatsing van productie naar
het buitenland en een toename van het risico op illegale arbeid.
Feit is dat de Europese grenzen steeds meer open gaan. Concurrentie vindt zowel plaats via de
prijs van producten en diensten als ook doordat goederen niet in Nederland maar in andere
landen worden geproduceerd. Dit heeft gevolgen voor de Nederlandse arbeidsmarkt en de
Nederlandse arbeidsverhoudingen. Nederlandse bedrijven moeten bij de beloning die ze hun
werknemers geven rekening houden met het effect op de concurrentiepositie.
De uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA zorgt er juist voor dat er geen reden is om
bedrijfsactiviteiten naar andere EU-landen te verplaatsen om van daaruit diensten in
Nederland aan te bieden. Hiermee wordt juist verdringing voorkomen, omdat anders
buitenlandse dienstverleners niet verplicht zouden zijn de lonen te betalen die Nederlandse
werknemers krijgen betaald.
Op voorhand is er ook geen reden om aan te nemen dat hiermee de illegale arbeid sterk zal
toenemen. De uitbreiding van de WAGA geeft in principe juist minder reden voor
constructies om via het vrij verkeer van diensten het vrij verkeer van werknemers te omzeilen.
Immers, in beide gevallen zal aan de minimumvoorwaarden van de Nederlandse algemeen
verbindend verklaarde CAO moeten worden voldaan. Gelet op de geringe besparing op de
loonkosten ligt het daarnaast niet voor de hand dat veel bedrijven voor werknemers geen
tewerkstellingsvergunning meer aanvragen of deze niet meer melden indien de
werkzaamheden in aanmerking komen voor een vrijstelling van de tewerkstellingsvergunning.
Daarbij geldt ook nog dat de buitenlandse dienstverlener door illegaal te werken wel een
boete gaat riskeren van 8000 per illegale tewerkgestelde werknemer.
De leden van de fracties van de SGP mede sprekende namens de leden van de CU voorzagen
met het wetsvoorstel enkele juridische problemen. Zij wilden in de eerste plaats weten of zij
het juist zien dat door de uitbreiding van de WAGA er spanning ontstaat met de in de
Europese verdragen gegrondveste beginselen van het vrije verkeer van goederen van diensten.
7 Deze bepaling luidt als volgt:
In het geval van werkzaamheden met het oog op de initiële assemblage en/of de eerste installatie van een goed,
die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een overeenkomst voor de levering van goederen, noodzakelijk zijn
voor het in werking stellen van het geleverde goed en uitgevoerd worden door gekwalificeerde en/of
gespecialiseerde werknemers van de leverende onderneming, is lid 1, eerste alinea, tweede streepje, onder b) en
c) (dit betreft: minimumaantal betaalde vakantiedagen en minimumlonen, incl. vergoedingen voor overwerk)
niet van toepassing, wanneer de duur van de terbeschikkingstelling niet meer dan acht dagen bedraagt.
---
Is het niet van belang dat drempels voor vrij verkeer worden geslecht en dat er geen nieuwe
drempels worden opgeworpen.
Het kabinet ziet niet hoe de uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA tot juridische
problemen kan leiden. De uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA is een
mogelijkheid die nadrukkelijk wordt geboden binnen de Detacheringsrichtlijn. Ook in de
concept-Dienstenrichtlijn wordt de Detacheringsrichtlijn uitgezonderd en blijft deze
mogelijkheid bestaan.
Vervolgens vroegen de leden van de SGP mede sprekende namens de leden van de CU of het
mogelijk is dat er voor een buitenlandse CAO dispensatie kan worden gevraagd van de
algemeen verbindend verklaarde Nederlandse CAO?
In het algemeen kan worden gezegd dat het gunstigheidsbeginsel van toepassing is. Dit
betekent concreet dat de gedetacheerde werknemer ten aanzien van een bepaalde kern van
arbeidsvoorwaarden recht heeft op het voor hem meest gunstige recht (waarbij het niveau van
het werkland als minimum geldt). In principe zal bij detachering dan ook een vergelijking van
arbeidsvoorwaarden nodig zijn.
Dit staat echter los van het Nederlandse dispensatiebeleid zoals neergelegd in het
Toetsingskader AVV. Op grond van de beleidsregels in het Toetsingskader AVV kan in
principe dispensatie worden gevraagd van bepalingen van een algemeen verbindend
verklaarde CAO vanwege een eigen rechtsgeldige CAO. In principe wordt dispensatie dan
verleend indien er sprake is van een rechtsgeldige CAO in de zin van artikel 1 van de Wet op
de CAO. Wel dienen daarbij de doelstellingen van de Wet AVV in aanmerking te worden
genomen, namelijk de stabiliteit van de arbeidsverhoudingen te bevorderen door concurrentie
op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Daarbij wordt door de mogelijkheid van het verlenen
van dispensatie het recht op collectief onderhandelen c.q. het CAO-overleg zo veel mogelijk
ondersteund. Het is echter wel van belang dat ook bij de uitzondering van het AVV-besluit
een adequate collectieve belangenbehartiging ten behoeve van werknemers voldoende is
gewaarborgd.
Ten slotte hadden zij twijfels over de implementatie van de detacheringsrichtlijn. Naar hun
inzicht zou artikel 3, tweede lid, Detacheringsrichtlijn niet geïmplementeerd zijn7.
Deze bepaling is inderdaad niet in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het betreft
een zeer specifieke uitzondering, die in de richtlijn met veel voorbehouden is omgeven. Het
opnemen van een dergelijke, ook nog tot enkele elementen van de arbeidsvoorwaarden
beperkte uitzondering in de wetgeving zou vrijwel elke praktische betekenis ontberen en
daarentegen wel een bron zijn van onduidelijkheid en verwarring voor alle betrokkenen. Om
die reden is er destijds van afgezien deze uitzondering in de wetgeving vast te leggen. Niet is
gebleken dat dit in de praktijk ooit tot enig probleem aanleiding heeft gegeven.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid