Vrije Universiteit Amsterdam


75 jaar natuurkunde aan de VU: symposium en boek

Een 'goddeloze wetenschap' op de VU

Wie geïnteresseerd is in wetenschapsgeschiedenis wordt op zijn wenken bediend met het symposium Natuurkunde in Nederland in het interbellum op woensdag 5 oktober en het boek 'Hier leert de natuur ons zelf den weg' Een geschiedenis van Natuurkunde en Sterrenkunde aan de VU, dat tijdens het symposium wordt gepresenteerd. Het boek wordt uitgegeven in de Historische Reeks VU, een serie ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de VU. De afdeling Natuurkunde & Sterrenkunde van de VU bestaat 75 jaar. De geschiedenis van deze afdeling is interessant: in 1930 was natuurkunde onder gereformeerden behoorlijk omstreden. Ondanks dat, of juist daarom, begon de universiteit voor en door gereformeerden aan natuurkunde te doen.

Het symposium gaat over natuurkunde in Nederland rond de tijd dat de VU met natuurkunde begon. NRC-journalist en fysicus Dirk van Delft vertelt over het onderzoek naar lage temperaturen aan de Universiteit Leiden, waar de oprichter van de VU-natuurkundeafdeling promoveerde. Ad Maas (historicus van de natuurkunde en werkzaam bij museum Boerhaave) belicht het natuurkundeonderzoek en -onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. De VU- afdeling werkte in het begin veel samen met UvA-collega's. Ab Flipse, auteur van het boek over 75 jaar natuurkunde aan de VU en promovendus in de wetenschapsgeschiedenis, vertelt hoe met zeer beperkte middelen een eigen onderzoeks- en onderwijsdiscipline vanaf de grond werd opgebouwd aan de VU.

De VU en natuurkunde: in 1930 was dat een vreemde combinatie. Natuurkunde werd in die tijd door velen gezien als een 'god-loze' wetenschap: het natuurkundige wereldbeeld leek niet te combineren met religie. Terwijl, bijvoorbeeld, voor de meeste natuurwetenschappers de hoge ouderdom van de Aarde al een uitgemaakte zaak was, werd in VU-kringen door velen uitgegaan van een leeftijd van zo'n 6000 jaar. De vragen over de relatie tussen geloof en wetenschap waren ook algemener: als de hele werkelijkheid slechts bestaat uit materie en kracht en alles verloopt volgens noodwendige natuurwetten, waar is dan nog ruimte voor Goddelijke leiding in het dagelijks bestaan? Kon de VU deze vragen simpelweg worden genegeerd of moest er gezocht worden naar een positieve invloed van het geloof op de wetenschap?

De VU wilde de uitdaging aan gaan en met veel moeite vond ze in 1930 een natuurkundige die dat ook wilde: G.J. Sizoo, zelf net dertig jaar oud en pas gepromoveerd in Leiden. Via hem ontstond een maatschappelijk betrokken natuurkunde: naast zijn onderzoek naar radioactiviteit en het volledige natuurkundeonderwijs dat hij in de jaren dertig verzorgde, ging hij de dialoog aan met de wantrouwige achterban van de VU. Sizoo liet zien dat natuurkunde geen puur goddeloze wetenschap hoefde te zijn en bij kwesties als de leeftijd van de Aarde suggereerde hij dat de bijbel misschien anders geïnterpreteerd moest worden.

Een traditie van 'betrokken natuurkunde' vond zijn hoogtepunt in de jaren zeventig, met heftige discussies over defensie met kernwapens, gestimuleerd door hoogleraar (later rector magnificus) Egbert Boeker. Toen al hielden de meeste andere natuurkundigen - aan de VU maar ook elders - hun vak zoveel mogelijk gescheiden van filosofie of maatschappij. Sinds de jaren zeventig drukt het christelijke karakter van de VU steeds minder zijn stempel op de natuurkunde aan de VU. Van één hoogleraar en drie studenten is de afdeling inmiddels uitgegroeid tot zeven onderzoeksgroepen en zo'n honderd studenten.

Flipse beschrijft in zijn boek de discussies die vooraf gingen aan het oprichten van de afdeling, de ontwikkelingen binnen en buiten de VU die invloed hadden op de ontwikkeling van onderwijs en onderzoek. Hij hield interviews met oud-medewerkers en -studenten en baseert zich verder onder andere op de archieven van de VU en het Natuurkundig Laboratorium en de nalatenschap van Sizoo.