5 oktober 2005
Tweede Kamer moet bedrijfstoeslagen richten op kwaliteit landelijk gebied
De Tweede Kamer zal de bedrijfstoeslagen voor agrarische bedrijven
moeten richten op verbetering van de kwaliteit van het landelijk
gebied. De Kamer zal de provincie het voortouw moeten geven om de
kwaliteitsverbetering tot stand te brengen. Scherpe formulering van
rijksdoelen is nodig om te zien of de provincie voldoende resultaten
behaald.
De Raad voor het Landelijk Gebied heeft op 5 oktober 2005 zijn advies
`Kies positie in transitie' uitgebracht aan de Tweede Kamer. De Kamer
heeft advies gevraagd over de mogelijkheden om ontwikkelingen in het
landelijk gebied te stimuleren met een andere wijze van financiering.
In het landelijk gebied werken vele partijen samen aan versterking van
de economische ontwikkeling en van de kwaliteit van natuur, landschap
en recreatief gebruik. Inkomens in het landelijk gebied verschillen
niet wezenlijk van inkomens in het stedelijk gebied. De economische
perspectieven in sommige agrarische sectoren daarentegen zijn beperkt.
In hoeverre de huidige investeringen van overheden en particulieren
oplossingen bieden voor de specifieke landbouwproblematiek op het
platteland is nog niet aan te geven. Wel is duidelijk dat voor natuur,
landschap en recreatie voldoende overheidsmiddelen ontbreken waardoor
de maatschappelijk gewenste kwaliteitsverbetering achter blijft.
De raad meent dat veranderingen vooral gestimuleerd worden als de
rijksoverheid bestuurlijk de ruimte geeft aan de provincie en andere
partijen om hun rol te spelen. Ook dienen de benodigde middelen
beschikbaar te zijn. De Europese middelen voor de landbouw zullen veel
meer gericht moeten worden op het bevorderen van duurzame productie en
op de kwaliteit van natuur, landschap en recreatief gebruik. Voor
bedrijfstoeslagen waarmee in 2007 jaarlijks zo'n 800 miljoen euro,
dalend naar 560 miljoen in 2013, gemoeid zullen zijn, blijft in de
toekomst alleen maatschappelijk draagvlak beschikbaar indien het geld
wordt ingezet voor `groene diensten'. Dat betekent betaling voor
onderhoud van natuur en landschap. Daarmee wordt zowel het inkomen van
de boer als de kwaliteit van het landelijk gebied in stand gehouden.
De rijksmiddelen voor natuur, landschap en recreatie zullen verhoogd
moeten worden met 300 miljoen euro tot 850 miljoen per jaar.
Met de ontwikkeling van een Investeringsbudget Landelijk Gebied worden
veel bestaande knelpunten in de financiering weggenomen. De vele
subsidiepotjes met elk hun eigen voorwaarden, worden in het ILG
gebundeld en vereenvoudigd. Het ILG is een goede eerste stap en op
termijn zijn daarin meer financieringsregelingen onder te brengen,
waaronder die voor het waterbeleid. De inzet van ILG-gelden zal in
samenhang met middelen voor het economisch en sociaal beleid moeten
gebeuren. Dat vergroot de effectiviteit van het gebiedsgericht beleid.
Bij de invulling van het ILG zal de Kamer moeten toezien op scherpe
formulering van de rijksdoelen en op adequate verantwoording van de
provincies over de geleverde prestaties.
Voor het overige kan de Kamer een belangrijke bijdrage leveren aan de
ontwikkeling van het landelijk gebied door richtinggevend debat te
blijven organiseren, nieuwe economische dragers voor het landelijk
gebied te stimuleren en het bedrijfsleven uit te dagen
medeverantwoordelijkheid te nemen. Deskundigheid en geld zijn nodig om
kleinere gemeenten in staat te stellen bij te dragen aan de
ontwikkeling van het buitengebied. Ook zullen de ontwikkelde
regelingen om via het grondbeleid geld te genereren snel beschikbaar
moeten komen. Meer afstemming tussen het sectorale en het
gebiedsgerichte beleid is nodig om maximaal rendement te bereiken.
Meer informatie kunt u inwinnen bij dr. B.H. van Leeuwen, projectleider,
tel. 033 461 9948 / 06 2867 6674 e-mail: b.h.van.leeuwen@minlnv.nl
Raad voor het Landelijk Gebied