Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
04 oktober 2005
Nr. 05/168
Eerste Kamer akkoord met strengere regels voor verplichte deelname
aan beroepspensioenen
Er komen striktere regels voor de verplichte deelname van vrije
beroepsbeoefenaars aan een beroepspensioenregeling. Dit blijkt uit het
Wetsvoorstel verplichte beroepspensioenregeling van minister De Geus
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarmee de Eerste Kamer vandaag
heeft ingestemd. De nieuwe wet wordt per 1 januari 2006 van kracht.
De huidige wet geeft de minister van SZW de bevoegdheid om, op
aanvraag van representatieve organisaties, de deelname in een
beroepspensioenregeling voor alle beroepsgenoten in een sector
verplicht te stellen. Met de nieuwe wet blijft deze verplichtstelling
gehandhaafd, maar worden er wel scherpere voorwaarden aan gesteld. Er
bestaan beroepspensioenregelingen voor onder anderen huisartsen,
medisch specialisten en loodsen.
De Geus is van mening dat verplichte deelname aan een
beroepspensioenregeling inbreuk maakt op de vrije pensioenmarkt.
Daarom is zo'n verplichting alleen te rechtvaardigen als er in een
sector voldoende draagvlak en solidariteit voor bestaat. Nu kan
verplichtstelling nog bij de minister van SZW worden aangevraagd door
een beroepsorganisatie van vrije beroepsbeoefenaars. Zo'n organisatie
hoeft echter op het punt van de pensioenwensen in een sector niet
altijd representatief te zijn omdat zij veel bredere doelstellingen
heeft. Op grond van de nieuwe wet kan alleen een zogeheten
beroepspensioenvereniging om verplichte deelname vragen. Zo'n
vereniging wordt speciaal opgericht met het oog op de uitvoering van
een beroepspensioenregeling.
Verder wordt in de nieuwe wet geregeld dat voor
beroepspensioenregelingen een zogeheten doorsneepremie moet worden
gehanteerd. Dit betekent dat alle deelnemers, ongeacht leeftijd,
geslacht of gezondheid hetzelfde percentage aan premie betalen. De eis
dat de premie ongeacht leeftijd moet worden vastgesteld, geldt niet
voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en zogeheten beschikbare
premieregelingen die eventueel onderdeel uitmaken van een
beroepspensioenregeling. Bij een beschikbare premieregeling staat niet
de uitkering vast, maar de premie die wordt betaald.
Ook regelt de nieuwe wet dat voor waardeoverdracht bij
beroepspensioenregelingen dezelfde regels gaan gelden als voor
werknemers. Dit betekent dat vrije beroepsbeoefenaren zes maanden de
tijd krijgen om te beslissen of ze hun pensioenaanspraken al dan niet
over willen dragen naar de nieuwe pensioenregeling. Dit is
bijvoorbeeld aan de orde als een vrije beroepsbeoefenaar in loondienst
gaat werken. Zowel de oude als nieuwe pensioenuitvoerder is verplicht
de betrokkenen te wijzen op het recht op waardeoverdracht. Ook moeten
ze de beroepsbeoefenaren begrijpelijke informatie geven om goed te
kunnen beoordelen of waardeoverdracht gunstig is of juist niet.
Tot slot komt er ook voor beroepspensioenen een verbod op medische
toelatingskeuringen. Op grond van de huidige wet zijn deze keuringen
nog altijd mogelijk. Een negatieve uitslag kan dan leiden tot
(gedeeltelijke) uitsluiting of een hogere premie. Op basis van de
nieuwe wet is dit niet meer mogelijk.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid