Ministerie van Justitie

Persbericht

Dwangbehandeling binnen Wet Bopz wordt verruimd 30 september 2005
Het kabinet heeft op voorstel van de ministers Hoogervorst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Donner van Justitie ingestemd met een tweetal wijzigingen in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Het betreft aanpassing van de regeling van de voorwaardelijke rechtelijke machtiging en verruiming van de mogelijkheden om bij een gedwongen opname over te gaan tot dwangbehandeling. Aan beide wijzigingen bestaat in de praktijk dringend behoefte.

Uitbreiding voorwaardelijke machtiging
Eerder dit jaar heeft de Hoge Raad vastgesteld dat een voorwaardelijke machtiging slechts verleend mag worden indien de patiënt uitdrukkelijk heeft ingestemd met de voorwaarden. Om de voorwaardelijke machtiging breder te kunnen toepassen, wordt op dit punt de Wet Bopz gewijzigd. Voortaan is het voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging ook voldoende dat de rechter het vertrouwen heeft dat de patiënt - ondanks het ontbreken van diens uitdrukkelijke instemming - zich daadwerkelijk aan de voorwaarden houdt.

Verruiming mogelijkheden toepassing dwangbehandeling De tweede wijziging vloeit voort uit een dringende behoefte aan verruiming van de mogelijkheden van intramurale dwangbehandeling. Betrokken ministers hebben eerder aangekondigd dat ze de Wet Bopz hierop wilden wijzigen. Volgens de huidige regeling is dwangbehandeling slechts mogelijk als er gevaar binnen de inrichting is. In het nieuwe wetsvoorstel wordt het mogelijk voor behandelaars bij een dwangopname moeilijk behandelbare en onwillige personen met een behandeling weer naar huis te sturen. Deze wijziging is van toepassing op psychiatrische patiënten; voor patiënten die zijn opgenomen in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten of verpleeginrichting blijft het criterium gevaar binnen de inrichting.

De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor spoedadvies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.