Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk
W&B/SFI/05/33898
Onderwerp Datum
Aanvullende bijstand en AOW 30 september 2005
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het Wetsvoorstel wijziging WWB in
verband met het verlenen van een financiële tegemoetkoming aan personen die AOW
ontvangen is de motie Koser Kaya aangenomen (29850, nr. 11).
De motie verzoekt te onderzoeken hoe en wanneer het uitkeren van inkomenstoeslagen aan
AOW'ers, met inachtneming van de voor de bijstand geldende normen, kan worden
uitgevoerd door de SVB in plaats van door gemeenten. De overwegingen achter de motie
zijn dat de SVB in tegenstelling tot de gemeenten reeds een sleutelrol heeft bij het uitkeren
van de AOW en dat voor veel ouderen de gang naar het bijstandsloket bezwaarlijk is.
Eén van de argumenten in de bespreking van de motie was dat het uiteindelijk ook voor de
uitkeringsgerechtigde winst oplevert. Dienstverlening via één loket spreekt mij aan. Daar
komt bij dat het hier gaat om personen die, vanwege een onvolledige AOW-uitkering,
mogelijk recht hebben op aanvullende bijstand. De indruk bestaat dat het ontvangen van
bijstand in het algemeen door veel ouderen als bezwaarlijk ervaren wordt.1 De SVB wordt
niet geassocieerd met bijstand.
1. Verkenning met gemeenten en SVB
Ik heb ambtelijk een oriëntatie laten uitvoeren met de SVB en met enkele gemeenten.
Diverse gemeenten bezinnen zich op hun kerntaken in het kader van de WWB. De
mogelijkheid de aanvullende bijstand voor 65-jarigen en ouder door de SVB te laten
uitvoeren komt daarbij in beeld. Door gemeenten aangehaalde overwegingen zijn:
° Klantgerichtheid.
° Financieel risico. Het inkomensdeel is gebudgetteerd, maar de gemeente heeft geen
invloed op het beroep dat deze groep, zonder arbeidsverplichting, op aanvullende
bijstand doet.
° Efficiency van de bedrijfsvoering: de gemeentelijke focus ligt op het aan het werk
helpen van mensen. Inkomensverstrekking in de vorm van aanvullende bijstand voor een
betrekkelijk kleine groep die niet meer hoeft te werken kan beter uitbesteed worden.
1 Sociaal investeren in de sociale infrastructuur, RISBO, Rotterdam 2002, pag. 39 e.v. Kwalitatief onderzoek
(interviews in Amsterdam-Noord en Zuidoost) over de periode augustus 1997- oktober 2000.
2
De SVB ziet uitvoering van aanvullende bijstand als een mogelijke uitbreiding van haar
dienstverlening aan ouderen. Het aantal uitkeringen stijgt vooralsnog (zie de tabel) en zal
zich naar de verwachting van de SVB stabiliseren, in elk geval niet afnemen. De SVB wil
daarbij klantgericht werken door speciale medewerkers klanten desgewenst op afspraak te
laten bezoeken.
Aantal uitkeringen aanvullende bijstand 65-jarigen en ouder.
Ultimo 2002 21.390
Ultimo 2003 22.990
Ultimo 2004 24.390
Bron: CBS Statline.
2. Toetsingskader
Diverse gemeenten en de SVB staan positief tegenover uitvoering door de SVB.
Tegelijkertijd zijn kanttekeningen te plaatsen bij de meerwaarde van overheveling van de
uitvoering door gemeenten naar de SVB. Ik heb de mogelijke overheveling van de
aanvullende bijstand getoetst op klantgerichtheid, tegengaan niet-gebruik, uitvoering en
financiële aspecten. Ik zie de volgende relevante voor- en nadelen en mogelijke
consequenties.
2.1 Toetspunten
Klantgerichtheid
Voor
° Eén loket voor ouderen. Mensen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen zowel voor
AOW als aanvullende bijstand bij de SVB terecht.
Tegen
° Meerdere loketten zullen blijven bestaan. 65-Plussers blijven voor bijzondere bijstand,
gemeentelijke minimavoorzieningen,WVG en straks WMO op de gemeente
aangewezen. Juist gemeenten kunnen hiermee voor ouderen een samenhangend beleid
voeren.
° De 467 gemeenten zitten fysiek dichter bij de klant dan de SVB met 9 vestigingen.
° De indruk bestaat dat de meeste 65-plussers met aanvullende bijstand daarvòòr ook al
bijstand ontvingen van de gemeente. De gemeente kan, wanneer deze mensen 65
worden, zorgen voor een naadloze overgang naar de aanvullende bijstand.
Tegengaan niet-gebruik
Voor
° Het gaat hier om aanvullende bijstand. De SVB wordt niet geassocieerd met bijstand. De
indruk is dat veel ouderen de gang naar de sociale dienst bezwaarlijk vinden.
° In de administratie van de SVB zijn de AOW'ers met een onvolledig AOW-pensioen
geregistreerd. De SVB kan klanten direct bij de aanvraagprocedure AOW attenderen op
de mogelijkheid van aanvullende bijstand.
3
Tegen
° In de toekomst hebben gemeenten met een WMO-loket een nieuw, niet met de bijstand
geassocieerd kanaal, waar zij ouderen kunnen attenderen op de mogelijkheid van
aanvullende bijstand en andere gemeentelijke voorzieningen.
° De SVB kan het tegengaan van niet-gebruik voor andere voorzieningen dan aanvullende
bijstand, niet intern afhandelen, maar moet doorverwijzen naar de gemeente.
° De SVB levert op dit moment gegevens over personen met een onvolledig AOW-
pensioen aan het Inlichtingenbureau (IB). De gemeenten kunnen deze informatie
opvragen bij het IB en beschikken dus over dezelfde informatie als de SVB.
Uitvoering
Voor
° De SVB is een centraal gestuurde organisatie en ziet wellicht mogelijkheden om de
uitvoering van de aanvullende bijstand efficiënter te laten verlopen dan door de
gemeenten. Dit kan leiden tot lagere uitvoeringskosten.
Tegen
° De WWB geeft gemeenten alle ruimte de werkprocessen en klantcontacten efficiënt in te
richten.
° De bijstand kent een eigen regime voor belastingen en verzekeringspremies. Gemeenten
werken daartoe met specifieke computerprogrammatuur. Verwacht mag worden dat het
enige jaren duurt voordat de SVB hierop ingewerkt is.
° De bijstand kent de vermogenstoets. De SVB heeft geen ervaring met deze
vermogenstoets.
° De financiering van de SVB geschiedt niet via budgettering, maar op declaratiebasis.
Dat betekent een verhoging van de administratieve lasten in vergelijking met de huidige
situatie.
Financiële aspecten
Voor
Zoals onder Uitvoering opgemerkt zal een efficiënte uitvoering mogelijk leiden tot lagere
uitvoeringskosten, althans op sommige onderdelen als ICT.
Tegen
° Op andere onderdelen is het de vraag of deze verschuiving van activiteiten tussen
organisaties de uitvoeringskosten ten opzichte van de huidige situatie juist niet verhoogt,
zoals de kosten van speciale SVB-klantmedewerkers. Een verschuiving van activiteiten
moet budgetneutraal geschieden.
° Gemeenten stellen het financiële risico dat zij nu lopen aan de orde. Inderdaad geldt
voor deze groep zoals voor het gehele WWB-inkomensdeel de budgettering. De
financiële prikkel die daarvan uitgaat, draagt bij aan een zorgvuldige toets van het recht
op aanvullende bijstand. Ook is het financiële risico voor gemeenten beperkt, omdat
voor de onderhavige groep uitgegaan wordt van historische kosten. De werkelijke
uitkeringslasten van gemeenten worden daarmee zo dicht mogelijk benaderd.
---
2.2. Afweging
Het geheel van de toetsing overziend staat de meerwaarde van landelijke, structurele
uitvoering van de aanvullende bijstand door de SVB voor mij niet overtuigend vast.
Gemeenten spelen dan geen rol meer bij de aanvullende bijstand voor deze doelgroep.
Een gemeente kan echter een loketfunctie voor ouderen vervullen, waarbij aanvullende
bijstand één onderdeel van een samenhangend pakket aan dienstverlening is. Ook zijn er
veel uitvoeringsconsequenties voor de SVB.
Tegelijk constateer ik dat sommige gemeenten voor zich tot de slotsom zijn gekomen dat
uitbesteding aan de SVB het beste past in het lokale beleid of de bedrijfsvoering. Een aantal
gemeenten en de SVB hebben contact gezocht met mij om uitvoering door de SVB toe te
staan. Voorts staat de WWB toe dat een individuele gemeente delen van de uitvoering door
derden, in casu de SVB, laat verrichten. En de Minister kan op grond van de Wet SUWI
goedkeuring verlenen voor een niet met name in de wet genoemde SVB-taak, zoals
uitvoering van aanvullende bijstand. 2
3. Alternatieven
Gegeven de motie Koser Kaya, de initiatieven in het veld en de wettelijke mogelijkheden,
zie ik twee alternatieven:
3.1 Pilot structurele overheveling naar SVB
Als de Kamer vindt dat toegewerkt moet worden naar structurele uitvoering door de SVB
dan hecht ik eraan dit proces zorgvuldig aan te pakken.
Bij een zorgvuldige aanpak stel ik mij een pilot voor met een representatief aantal
gemeenten die - naast de al genoemde goedkeuring op grond van Wet SUWI - onder een
aantal voorwaarden van start gaat:
° Een plan van aanpak bij de start en een eindevaluatie die goed inzicht waarborgen in de
meerwaarde van overheveling van gemeenten naar de SVB.
° Uitvoering binnen de huidige wet- en regelgeving voor de bijstand, inclusief de
rechtmatigheideisen.
° De dienstverlening aan klanten mag er niet onder lijden.
° De pilot geschiedt budgetneutraal.
Indien gemeenten daaraan mee willen werken is het een optie na te gaan of er in de huidige
situatie niet al verbeteringen mogelijk zijn in de dienstverlening aan de klant. Ik doel op een
elektronische gegevensuitwisseling tussen SVB en gemeenten conform de uitgangspunten
van de Expertcommissie informatievoorziening en elektronische dienstverlening SUWI
(commissie Keller) .3
2 Op grond van de WWB, artikel 7, vijfde lid, is de gemeente bevoegd (delen van) de uitvoering van de WWB
door derden te laten verrichten. Op grond van Wet SUWI artikel 13 heeft de SVB goedkeuring van de Minister
nodig voor het besluit tot uitvoering van een andere taak.
3 Rapport "De burger bediend!"van de Commissie Keller. Bijlage bij brief van Staatssecretaris SZW aan
Tweede Kamer d.d. 13 mei 2005, TK 26448, nr. 206.
5
In aanvulling op de genoemde pilot kan dan een proef met intensivering van het begrip
"omgekeerde intake" plaatsvinden, waarbij de volgende werkwijze wordt gehanteerd. De
SVB stuurt, nadat SVB een onvolledig AOW-pensioen heeft vastgesteld, de klantgegevens
elektronisch (via het Inlichtingenbureau) naar de gemeenten. De gemeente benadert
vervolgens de klant met een zoveel als mogelijk ingevuld aanvraagformulier, waarvoor
wellicht ook nog andere elektronische bronnen te benutten zijn. Zij geeft aan dat op basis
van deze gegevens - mogelijk recht op bijstand bestaat en verzoekt de klant eventuele
ontbrekende gegevens aan te vullen. Dit is te beschouwen als een aanvraag om aanvullende
bijstand, waarbij de aanvraag reeds is ingevuld met de bij de SVB en gemeente bekende
gegevens.
Door deze werkwijze, in lijn van de commissie Keller, eveneens te beproeven kan blijken
dat twee instanties die de uitkering van één cliënt verzorgen op minder ingrijpende wijze
(zonder overheveling van taken) de dienstverlening aan de klant kunnen optimaliseren.
Op basis van de eindresultaten van pilot en optioneel de werkwijze met elektronische
gegevensuitwisseling kan ik met u tot een definitief besluit komen over al dan niet
structurele uitvoering door de SVB. Hierbij teken ik aan dat, gezien de vele
uitvoeringsconsequenties, een pilot inclusief voorbereiding en evaluatie meer dan 2 jaar in
beslag neemt.
3.2 Mandatering door gemeente aan SVB.
De WWB legt de verantwoordelijkheid om beleid en uitvoering naar eigen inzicht in te
richten in belangrijke mate bij de gemeente. Uitbesteding van de uitvoering past hierin en is
al wettelijk mogelijk. Het kan gaan om back-office activiteiten zoals administratie en
uitbetaling. Indien gemandateerd aan een bestuursorgaan kan het ook de claimbeoordeling
en vaststelling van rechten en plichten inhouden.
Wanneer de SVB deze laatste taken uitvoert blijven zij in het publieke domein en is de
rechtmatige uitvoering geborgd. Gemeenten houden immers verantwoordelijkheid voor de
aanvullende bijstand aan 65-jarigen en ouder en moeten zich verantwoorden aan SZW. Het
financiële risico blijft dus onverkort bij de gemeenten. De SVB moet, zoals gesteld in
paragraaf 2.2, goedkeuring vragen aan de Minister op grond van Wet SUWI.
Goedkeuringscriteria zijn onder meer waarborgen voor reguliere bedrijfsvoering en
toezichtbaarheid.
Dit alternatief heeft mijn voorkeur boven een generiek besluit tot overheveling naar de SVB.
Individuele gemeenten en SVB nemen zelf hun verantwoordelijkheid. Gemeenten kunnen
op basis van de lokale situatie een afweging maken. Ofzij voeren de dienstverlening rond
aanvullende bijstand zelf uit, bijvoorbeeld vanwege het feit dat gemeenten al via het
Inlichtingenbureau kunnen beschikken over dezelfde informatie als de SVB. Of zij besteden
deze dienstverlening uit. De SVB gaat na of zij een gemeente een effectief en efficiënt
aanbod kan doen. Vervolgens spreken zij onderling af of en hoe zij uitbesteding vorm willen
geven.
Ik kan me wel voorstellen dat op enig moment gekeken wordt hoe de ontwikkelingen rond
uitbesteding in het veld uitpakken, vooral voor de dienstverlening aan de klant.
6
4. Aanpak
Samengevat heb ik de volgende twee alternatieven beschreven:
1. Een onderzoek, in de vorm van een grondige pilot naar de mogelijkheden van structurele
uitvoering van de aanvullende bijstand voor 65-jarigen en ouder door de SVB.
Of:
2. De beslissing over uitbesteding van de uitvoering van de aanvullende bijstand, overlaten
aan de verantwoordelijkheid van individuele gemeenten en SVB binnen de huidige
wetgeving.
Zoals gezegd gaat mijn voorkeur uit naar alternatief 2.
De motie vraagt ook aandacht voor het moment waarop de SVB de aanvullende bijstand kan
uitvoeren. Om fiscale redenen dient de uitvoering door de SVB hele kalenderjaren te
beslaan. De SVB zou in het geval van een grondige pilot (alternatief 1) onvoldoende
voorbereidingstijd hebben om te starten per 1 januari 2006. Dit kan pas in 2007. Ter
voorkoming van mogelijke stilstand in 2006 wil ik de SVB voorlopig toestemming
verlenen, mits zij voldoet aan de goedkeuringscriteria, om afspraken te maken met
individuele gemeenten per 1 januari aanstaande (alternatief 2). Ik kom hiermee tegemoet
aan de wens uit het veld activiteiten te gaan ontplooien zonder u de mogelijkheid te
ontnemen eventueel een andere keuze te maken.
Ter informatie deel ik u nog mee dat het Sociaal en Cultureel Planbureau in samenwerking
met de ministeries van SZW en OCW onderzoek doet naar niet-gebruik van een aantal
inkomensvoorzieningen. Het onderzoek, dat onder andere ingaat op de aanvullende bijstand,
wordt naar verwachting eind 2005 afgerond.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid