Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 20052006
E Vaststelling van de begrotingsstaat van het
Spaarfonds AOW voor het jaar 2006
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGS-
WETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat Spaarfonds AOW)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting,
worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001
elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel
strekt ertoe om de begroting van het Spaarfonds AOW voor het jaar 2006
vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de
Rijksbegroting voor het jaar 2006. Een toelichting bij de Rijksbegroting als
geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2006.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen
en de ontvangsten voor het jaar 2006 vastgesteld. De in de begroting
opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze
memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Persexemplaar 1
B. DE BEGROTINGSTOELICHTING
De instelling van het Spaarfonds AOW is verankerd in de Wet financiering
volksverzekeringen. Met de instelling van het spaarfonds komt de
verantwoordelijkheid van het Rijk tot uitdrukking om over een lange
periode gelden te reserveren, teneinde in het licht van de toenemende
vergrijzing de toekomstige financiering van de AOW zeker te stellen. Vanaf
2020 is het mogelijk om uit het spaarfonds bijdragen te onttrekken ten
gunste van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voor aanvullende financiering van het Ouderdoms-
fonds.
Een belangrijke gedachte achter het Spaarfonds AOW is om (een deel
van) de vrijvallende rentelasten als gevolg van een dalende schuld te
oormerken voor het opvangen van een piek in de AOW-uitgaven. Het
spaarfonds is in feite een registratie van een op specifieke titel afgeloste
schuld en bevat zodoende geen werkelijke vermogenstitels. De voeding
van het spaarfonds bestaat uit bijdragen vanuit de begroting van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede rente-
vergoedingen over de aanwezige saldi van het fonds. Stortingen in het
spaarfonds leiden niet tot een belasting van het begrotingssaldo, omdat
bij de berekening van het EMU-saldo de betaling van het Rijk aan het
fonds wordt gesaldeerd met de ontvangsten van het fonds. Daar staat
tegenover dat opname uit het spaarfonds voor de AOW-uitgaven na 2020,
ceteris paribus, zal leiden tot een navenante stijging van de overheids-
schuld.
Op basis van artikel 31 van de Wet financiering volksverzekeringen
worden in afwijking van de artikelen 4, tweede lid, en 65, tweede lid,
onderdeel a, van de Comptabiliteitswet de begroting en de financiële
verantwoording van het Spaarfonds AOW uitsluitend op kasbasis
gepresenteerd. Als gevolg hiervan zijn in de ontwerpbegroting geen
verplichtingen opgenomen.
Artikel 1 Spaarfonds AOW
1.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het waarborgen dat de AOW vanaf 2020 ondanks de vergrijzing betaal-
baar blijft
Door de voortschrijdende vergrijzing van de Nederlandse bevolking
neemt de druk op de AOW in de toekomst toe. Het Spaarfonds AOW is in
1998 ingesteld om de financierbaarheid van de AOW-uitgaven op langere
termijn door deze vergrijzing zeker te stellen. Vanaf 2020 kan het
Ouderdomsfonds een beroep doen op middelen uit het spaarfonds om de
toegenomen uitgaven aan AOW-uitkeringen zonder extra premie-
verhogingen te kunnen financieren.
1.2 Operationele doelstellingen
Voor een toelichting op de operationele doelstellingen wordt verwezen
naar de toelichting onder operationele doelstelling 2 van beleidsartikel 34
«Rijksbijdragen aan Sociale Fondsen» van hoofdstuk XV «Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid» van de rijksbegroting 2006.
Persexemplaar 2
1.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid