KNMG

Verslag van het Symposium 'Taakherschikking en de gevolgen voor artsen'

Op donderdag 15 september organiseerde de KNMG het symposium "Dokter schikt 't. Taakherschikking en de gevolgen voor artsen". Dagvoorzitter Peter Holland, voorzitter van de KNMG, hield de 140 aanwezigen in zijn openingswoord voor dat de discussie over taakherschikking vaak verzandt in een domeindiscussie, waarin het over de eindverantwoordelijkheid van de arts gaat. Dergelijke discussies zijn niet functioneel. Integrale zorgverlening vraagt om een heroriëntatie op verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van artsen, verpleegkundigen en andere zorgprofessionals om die verantwoordelijkheden te regelen.

V. Umans, cardioloog in het Medisch Centrum Alkmaar, ging uitgebreid in op het Post Infarct Nurse Practitioner Project. Aanleidingen voor het project waren groeiende patiëntenstromen, overvolle poliklinieken, hoge bedbezettingspercentages op de verpleegafdelingen en hoge werkdruk onder artsen. Hierdoor kwamen onder andere de patiënteninformatie en -voorlichting in het nauw. Via een wetenschappelijk gevalideerd Quality of Life-onderzoek en een tevredenheidsonderzoek is aangetoond dat patiënten die "nurse practitioner-zorg" kregen een betere kwaliteit van leven hebben na hun infarct en tevredener zijn over hun behandeling dan patiënten die de "conventionele zorg" kregen.

Mevrouw N. Nauta, bedrijfsarts en psycholoog, deelde haar inzichten over taakherschikking bij bedrijfsartsen. Op het terrein arbeid en gezondheid werken naast de bedrijfsarts vele professionals. Voorbeelden zijn de arbeidshygiënist, veiligheidskundige, A&O-deskundige, arboverpleegkundige, arbeidsdeskundige en de bedrijfsoefentherapeut. Taken zijn niet altijd scherp begrensd, een domeinstrijd vanwege vermeend inkomensverlies ligt op de loer. Volgens Noks Nauta liggen taakherschikking en samenwerken met andere disciplines in elkaars verlengde. Knelpunten in de samenwerking kunnen opgelost worden door gemeenschappelijke nascholing, ministages en consulentschappen. Het gaat om de patiënt: 'zorg op maat' en 'zorg in de maat'.

Wat levert praktijkondersteuning op? J. Galesloot, huisarts te Rotterdam, vertelde dat het gebruikelijk is om in huisartspraktijken de praktijkondersteuners in te zetten voor categorale zorg. Hij heeft zijn praktijk echter anders georganiseerd. Ondersteuners worden ingezet voor het algemene spreekuur. Er is geen triage. De ondersteuner ziet de patiënt eerst, de arts volgt later om het beleid mee te bepalen. Hierdoor is zijn werkdruk lager, wachttijden zijn korter en de kwaliteit van zijn eigen consulten is hoger. In een opzet als deze, is goede verslaglegging belangrijk en de verantwoordelijkheid blijft bij de arts/supervisor. Galesloot voorziet daarin door achteraf nabespreken en autoriseren van consulten en instructie vooraf. Het hele model staat of valt met de beschikbaarheid van de arts, diens kwaliteiten om strak en helder te kunnen superviseren en communiceren.

P. Brink, chirurg / hoofd afdeling Traumatologie Academisch Ziekenhuis Maastricht, ging in op taakherschikking in de prehospitale traumazorg. Hij constateert dat het werkelijke nut van medische hulp ter plaatse bij ernstige ongevallen, zeker in een land met korte reistijden naar daarvoor toegeruste ziekenhuizen, niet overtuigend is bewezen. De Nederlandse ambulancewereld stelt terecht dat verzorging en transport van de slachtoffers hun primaire taak is. Via extra opleiding zou het mogelijk moeten zijn een geselecteerd deel van de ambulanceverpleegkundigen extra bekwaamheden te geven om, binnen de bestaande protocollen, bij grote trauma's de optimale zorg te verlenen zonder tussenkomst van een arts. Dit werkt kostenverlagend en verlaagt de druk op een kleine groep artsen, zeker als ook nachtelijke inzetten worden geëntameerd. Wel zouden deze medici een cruciale rol kunnen spelen bij de scholing en eventuele bijstand op afstand.

Mevrouw W. Sorgdrager, voorzitter Stuurgroep MOBG, stelt dat alleen door het structureel herverdelen van taken de toegang tot de zorg ook in de toekomst kan worden gewaarborgd met behoud van kwaliteit. De stuurgroep heeft minister Hoogervorst van VWS geadviseerd om vaart te maken met het wegnemen van de nog bestaande wettelijke belemmeringen. Dat is mogelijk door het invoeren van een experimenteerartikel bij de Wet BIG en het voorschrijven van geneesmiddelen op te nemen in de regeling voorbehouden handelingen van de Wet BIG. Daarmee kunnen bevoegdheden worden toegekend aan de nog in ontwikkeling zijnde beroepen zoals de NP en PA. Vanuit het ministerie is hierop positief gereageerd. Het experimenteerartikel kan waarschijnlijk binnen een jaar in werking treden.

Mevrouw M. Trappenburg, hoogleraar patiëntenperspectief Erasmus Universiteit Rotterdam, vergeleek het proces van taakherschikking in de gezondheidszorg met de politiek. Volgens Max Weber zijn politici verantwoordelijk en voeren ambtenaren uit. Wat gebeurt er als ambtenaren verantwoordelijk worden? Ambtenaren gaan zelf afwegen en improviseren, worden misschien klantvriendelijker tegen burgers, krijgen misschien een leuker beroep en werken wellicht harder. Nadelen zijn er ook: politici worden gemakzuchtig, ze verliezen het overzicht, er ontstaat een ondoorzichtige verantwoordingsstructuur en ambtenaren worden duurder.

F. Sanders, voorzitter Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, ging in op de relatie tussen taakherschikking en diagnosestelling. Het is wellicht wenselijk de diagnostiek op onderdelen eveneens tot het deskundigheidsgebied van andere beroepsbeoefenaren dan artsen te rekenen. Volgens Sanders is dat niet zo wereldschokkend als het lijkt. Verpleegkundigen en fysiotherapeuten hanteren immers ook eigen diagnosen. Het begrip 'medische' diagnose laat zich juridisch niet eenvoudig als voorbehouden handeling afbakenen. Dit betekent dat het uitgangspunt voor medici de professionele standaard blijft. Die is leidend in de zorgverlening en is zoveel mogelijk 'evidence based'.

Taakherschikking is primair een zaak van het veld van de gezondheidszorg en niet van de zorgverzekering, aldus J.M. van der Most, adviseur bij Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn. Echter, de terugtred van de overheid in de nieuwe wetgeving maakt dat zorg en verzekering straks via taakherschikking meer met elkaar te maken krijgen. Wanneer taakherschikking is ingegeven door zorginhoudelijke ontwikkelingen, moet een zorgverzekeraar nagaan of de herschikte en vernieuwde taken binnen de randvoorwaarden blijven die de wet aan de verzekerde zorg stelt. Dus blijft de verzekeringswetgeving bepalend voor de financiële kansen van taakherschikking en zal de regelende overheid zonodig nieuwe zorgtendensen met pakketmaatregelen, of met aangepaste beroepenwetgeving moeten ondersteunen.

In zijn slotwoord constateerde Peter Holland dat de sprekers voor de pauze hebben laten zien hoe leuk taakherschikking kan zijn en dat in het tweede deel duidelijk werd hoe complex het is om taakherschikking op een flexibele wijze in de wet- en regelgeving vast te leggen. De financiële consequenties van taakherschikking zijn bijna niet aan de orde geweest, maar de overheid en beroepsgroep moeten hiervoor hun ogen niet sluiten. Beide aspecten: financiële gevolgen van taakherschikking en de nieuwe verantwoordelijkheidverdeling tussen artsen en andere zorgprofessionals blijft voor de KNMG de komende jaren een belangrijk punt van aandacht.