Ministerie van Financiën

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk

Fin 2005-00901

Onderwerp

Staatsloterij

Tijdens het AO Kansspelen van 28 juni jongstleden vroegen de Kamerleden De Wit en De Vries om een uiteenzetting van de gang van zaken bij de procedure tegen de Staatsloterij.

De Staatsloterij is met haar voormalig zakelijk partner momenteel verwikkeld in een civiele procedure over de financiële afwikkeling van hun samenwerkingsovereenkomst. Ik wil daarom enige terughoudendheid betrachten waar het gaat om uitspraken over hetgeen binnen de Staatsloterij aan die procedure vooraf ging. Wel wil ik u hierbij op de hoogte brengen van de volgende feitelijkheden.

Zoals bekend besloten de minister van Justitie en ik op 11 augustus 2003 om de Staatsloterij toestemming te onthouden voor wijziging van het deelnemersreglement en de beschikking Staatsloterij, hetgeen nodig was voor het lanceren van een GSM-loterij (?Sevens?). Zoals ik tijdens het AO Kansspelen op 3 juni 2004 al aangaf, lagen aan die weigering voornamelijk aspecten van gokverslaving en het algemene kansspelbeleid ten grondslag. De spelvariant zou te grote gevaren voor gokverslaving met zich mee gaan brengen, voornamelijk voor jongeren, en paste bovendien niet in het concept van de Staatsloterij.

De Staatsloterij heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beslissing, welk bezwaar op 15 december 2003 ongegrond is verklaard. Vervolgens heeft de Staatsloterij bij de rechter beroep aangetekend. Op 10 april van dit jaar heeft de rechter de bezwaren van de Staatsloterij tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Staatsloterij is tegen die uitspraak niet in hoger beroep gegaan.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het GSM-spel had de Staatsloterij contact gezocht met een derde partij. Al in het voorjaar van 2003, dus voordat duidelijkheid bestond over de aanvraag voor wijziging van het deelnemersreglement en de beschikking Staatsloterij, sloot de toenmalige directie van de Staatsloterij een samenwerkingsovereenkomst met het bedrijf European Wireless Lottery Holding (EWLH) voor de ontwikkeling en uitvoering van het beoogde GSM-spel. Omdat de minister van Justitie en ik onze toestemming aan het spel onthielden kwam het niet tot uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst. Daarop heeft EWLH een civiele procedure tegen de Staatsloterij aangespannen om schadevergoeding te eisen wegens geleden verlies en gederfde winst. Op 20 april van dit jaar heeft de rechtbank de Staatsloterij veroordeeld tot vergoeding van een schadebedrag aan EWLH, omdat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst had plaatsgevonden. De Staatsloterij heeft tegen die uitspraak hoger beroep aangetekend. De hoogte van het schadebedrag dient in een aparte schadestaatprocedure te worden bepaald, welke nog niet is gestart.

Tijdens het AO Kansspelen op 3 juni 2004 gaf ik aan, dat de Raad van Commissarissen in de gestrande ontwikkeling van het GSM-spel reden heeft gezien de toenmalige algemeen directeur te ontslaan. Op 31 oktober 2004 is diens arbeidsovereenkomst na een arbitraal vonnis definitief beëindigd.

Verder heb ik tijdens het genoemde AO geconstateerd dat de RvC met dit ontslag en met het voortvarend aantrekken van een interim-directeur zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor het weer op de rails zetten van een deskundig management van de Staatsloterij. Voorts concludeerde ik toen al dat ik positief ben over de manier waarop de Raad lering heeft getrokken uit de gang van zaken rondom de voorbereidingen van het GSM-spel en de wijze waarop zij dit heeft vertaald in verbeteringen in de interne organisatie.

De gang van zaken rondom Sevens bevestigde mij overigens in de overtuiging dat de bevoegdheden en instrumenten van de Staat om toezicht te houden en invloed uit te oefenen op de hoofdlijnen van bedrijfsvoering bij de Staatsloterij te beperkt waren. Tijdens eerdere gelegenheden heb ik de Kamer geïnformeerd over het in de zomer van 2003 gestarte ?herpositioneringstraject?, dat ten doel had de beheersrelatie met de Staatsloterij meer in lijn te brengen met de relatie tussen een aandeelhouder en een vennootschap.

Een en ander heeft geresulteerd in nieuwe statuten van de Staatsloterij per 1 januari 2005. Met deze nieuwe statuten zijn de bevoegdheden van de minister (i.c. de staatssecretaris) van Financiën in lijn gebracht met de bij ondernemingen gebruikelijke aandeelhoudersbevoegdheden (hoewel de Staatsloterij een stichting is), een en ander conform de Code Tabaksblat en de beginselen van het staatsdeelnemingenbeleid. Zo dient de staatssecretaris van Financiën voortaan belangrijke bestuursbesluiten goed te keuren die het karakter van de onderneming veranderen en heeft hij een aanwijzingsbevoegdheid ten aanzien van de algemene lijnen van het te voeren financiële beleid. De nieuwe statuten bepalen tevens dat de RvC de ontwerp-begroting met de staatssecretaris bespreekt alvorens zij deze vaststelt en stelt de staatssecretaris het bezoldigingsbeleid en de jaarrekening van de Staatsloterij vast.

De ?aandeelhoudersrol? (beheer) is ondergebracht bij het ministerie van Financiën. De rol van vergunningverlener en toezichthouder (beleid) berust voortaan geheel bij de minister van Justitie.

Ik ben van mening dat de nieuwe statuten enerzijds, en de scheiding van beheer en beleid ten aanzien van de Staatsloterij anderzijds, leiden tot een zakelijker verhouding tussen de Staatsloterij en de Staat, die zowel de onderneming als de Staat ten goede komt.

De staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.G. Wijn