Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk
WDB 2005-00585
Onderwerp
Vragen aanvullend overgangsrecht fiscale
behandeling van pensioen
In de brief van 27 september jl. met kenmerk nr.
05-SZW-B-151 is namens de vaste commissies voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor
Financiën een aantal vragen gesteld naar
aanleiding van de invoering van het nieuwe
fiscale regime voor VUT/prepensioen en de
introductie van de levensloopregeling. In deze
brief treft u de antwoorden op deze vragen aan.
Wanneer is er sprake is van fiscale
bovenmatigheid van een VUT/prepensioen en
levensloopregeling van een werkgever wiens
regeling niet voor 1 januari 2006 is aangepast
aan de nieuwe Wet aanpassing fiscale behandeling
VUT/Prepensioen en introductie
levensloopregeling? Hoeveel werkgevers verwacht
de regering zullen ondanks deze
overgangsregeling geconfronteerd worden met een
boete indien zij niet voor 1 januari hun
regeling hebben kunnen aanpassen?
Op grond van het voorgenomen overgangsrecht is
er in 2006 sprake van fiscale bovenmatigheid
voor zover er meer premie wordt afgedragen dan
passend bij een pensioen dat wordt opgebouwd
volgens de regels van de Wet aanpassing fiscale
behandeling VUT/prensioen en introductie
levensloopregeling (Wet VPL)
Voorbeeld
Stel een werkgever betaalt zowel in 2005 als in
2006 een premie van 100 voor een
ouderdomspensioen dat ingaat op 60 jarige
leeftijd en dat na 40 dienstjaren 70% van het
laatstverdiende loon bedraagt.
* In 2005 geldt het VPL-kader nog niet en is
er dus geen sprake van bovenmatigheid.
* In 2006 wordt voor de toepassing van het
aanvullend overgangsrecht het bovenmatige
deel bepaald: als voor een pensioen dat
voldoet aan het VPL-kader (dwz
ouderdomspensioen met richtleeftijd van 65
jaar, dat alleen met actuariële korting kan
worden vervroegd) een premie van 80 zou
moeten worden betaald, is het verschil (100
-/- 80 = 20) bovenmatig en wordt dit deel
(20) belast met eindheffing. Deze
benadering is een belangrijke versoepeling
ten opzichte van het systeem dat zonder dit
overgangsrecht zou hebben gegolden. In dat
geval zou namelijk de gehele aanspraak
belast worden.
Voor de bepaling van dit bovenmatige deel is een
eenvoudige rekenhulp opgesteld. Deze rekenhulp
is tot stand gekomen door overleg tussen sociale
partners, pensioenfondsen, verzekeraars en de
betrokken departementen. Hiermee is verzekerd
dat de praktijk goed met deze rekenhulp uit de
voeten kan. De rekenhulp wordt op de
internetsite van de Belastingdienst geplaatst.
In de rekenhulp worden een aantal basisgegevens
?zoals het opbouwpercentage- uit de
pensioenregeling ingevuld. De rekenhulp bepaalt
dan of sprake is van bovenmatigheid en hoe groot
die bovenmatigheid is. Berekeningen die met de
rekenhulp zijn gemaakt zijn voor de
Belastingdienst afdoende. Een werkgever mag er
uiteraard wel voor kiezen om via een actuariële
berekening toegespitst op zijn situatie de
bovenmatigheid te berekenen, indien de rekenhulp
naar zijn mening voor zijn regeling tot een te
hoge uitkomst leidt.
Wij achten het overigens van belang dat de
praktijk zo snel mogelijk duidelijkheid wordt
geboden over het regime dat in 2006 met
betrekking tot VUT/prepensioen en levensloop
wordt gehanteerd. In dit kader willen wij zo
spoedig mogelijk de communicatie door de
Belastingdienst over het aanvullend
overgangsrecht starten. Uiteraard is voor de
vormgeving van het aanvullend overgangsrecht de
instemming van uw Kamer noodzakelijk. Wij
streven er daarom naar om zo snel mogelijk nadat
wij het advies van de Raad van State hebben
ontvangen, het desbetreffende wetsvoorstel
inclusief nader rapport aan u te doen toekomen.
Wij vragen uw inzet voor een spoedige
behandeling van dit wetsvoorstel.
De regering heeft geen inschatting gemaakt van
het aantal werkgevers dat mogelijk
geconfronteerd zal worden met de eindheffing. De
regering heeft DNB destijds verzocht om te
voorzien in beleidsinformatie over de mate
waarin pensioenuitvoerders vorderingen hebben
gemaakt met het tijdig aanpassen van de
pensioenregelingen aan de Wet VPL. DNB heeft
daartoe in de periode maart tot september 2005
drie metingen uitgevoerd die een representatief
beeld vormen van de stand van de implementatie
van de Wet VPL. Het DNB-onderzoek betrof het
aantal pensioenregelingen en het aantal
werknemers, maar niet het aantal werkgevers. Op
basis van het resultaatverslag van DNB van 24
augustus jl. kan worden geconcludeerd dat naar
schatting maximaal een kwart van de werknemers
onder een regeling zal vallen die op 1 januari
2006 nog niet voldoet aan het nieuwe fiscale
kader.
Kunt u reageren op de knelpunten die het OPF
vrijdag 23 september 2005 naar voren heeft
gebracht?
In de brief van het OPF van 23 september worden
twee punten naar voren gebracht:
1. Opbouw van pensioen in het tweede ziektejaar
en daarna
2. Handhaving fiscale faciliëring
prepensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Ad 1. Opbouw van pensioen in het tweede
ziektejaar en daarna
Verlaging van het loon heeft logische gevolgen
voor de fiscaal gefaciliëerde pensioenopbouw.
Wij verwachten hierover volgende week nog een
brief van de Stichting van de Arbeid en zullen u
vervolgens voorafgaand aan de plenaire
behandeling van het wetsvoorstel met betrekking
tot het overgangsrecht berichten, inclusief onze
reactie.
Ad 2. Handhaving fiscale faciliëring
prepensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Met betrekking tot dit punt wordt in de brief
van het OPF gepleit voor handhaving van het
bestaande fiscale regime voor VUT/prepensioen
voor alle arbeidsongeschikten die op 1 januari
2005 al recht hadden op een premievrije
voortzetting van de pensioenopbouw. Zowel vanuit
oogpunt van solidariteit tussen actieven en
inactieven als vanuit oogpunt van de juiste
prikkels tot reïntegratie vinden wij het niet
wenselijk om aan dit verzoek tegemoet te komen.
Bovendien is het naar onze mening de vraag
waarom de opbouw van prepensioen voortgezet zou
moeten worden als iemand duurzaam volledig
arbeidsongeschikt is. In die situatie bestaat
immers tot het bereiken van 65-jarige leeftijd
recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en
daarna op AOW en ouderdomspensioen. Het is ons
niet duidelijk welke functie het prepensioen in
die situatie dan zou moeten vervullen. Anders
dan in de brief van het OPF wordt gesteld, is
het naar onze mening ook wel degelijk mogelijk
om het contract aan te passen. Als beide
partijen er belang bij hebben om het contract
aan te passen ?hetgeen hier het geval is - vormt
het feit dat er sprake is van een lopend
contract geen onoverkomelijk probleem. Het
belang van de gewezen werknemer is dat op die
manier wordt voorkomen dat de gehele aanspraak
wordt belast, terwijl een aanpassing voor de
verzekeraar betekent dat de kosten lager worden.
We achten het derhalve noch wenselijk noch
noodzakelijk om op dit punt tot een aanpassing
van de fiscale wet- en regelgeving over te gaan.
Kan wat meer worden gezegd over de brede
voorlichtingscampagne ten aanzien van
VUT/prepensioen/ levenloop? Hoe gaat die eruit
zien, dit mede bezien in het licht van het feit
dat een groot deel van de Nederlanders niet op
de hoogte is van de levensloopregeling (zie
artikel in De telegraaf d.d. 27 september 2005)?
VUT/prepensioen
De Stichting Pensioenkijker gaat informatie
verstrekken over de wijzigingen van het fiscale
regime met betrekking tot vut en prepensioen.
Tot nu toe is de informatie die via de
Pensioenkijker wordt verstrekt met name gericht
geweest op werknemers. Omdat voor aanpassing van
de regelingen vanwege het gewijzigde fiscale
regime de rol van de werkgever cruciaal is, het
initiatief tot aanpassing zal toch vanuit de
werkgever moeten komen, is besloten om een
specifiek op werkgevers gericht onderdeel op de
website op te nemen.
Hierop wordt feitelijke informatie over het
gewijzigde fiscale pensioenkader verstrekt en
wordt verwezen naar relevante websites, zoals
die van de Belastingdienst, of andere
informatiebronnen hierover. De voorstellen met
betrekking tot het aanvullende overgangsrecht in
2006 voor het fiscale regime voor vut en
prepensioen zullen eveneens op deze website
worden geplaatst.
De site met deze werkgeversinformatie zal
volgens planning rond november worden
opengesteld.
De Belastingdienst informeert de
inhoudingsplichtigen sinds eind 2004 over de
wijzigingen met betrekking tot VUT/prepensioen
en over de levensloopregeling. Dat gebeurt via
de reguliere communicatiekanalen zoals
nieuwsbrieven en mededelingen bij de aangifte
loonbelasting.
Verder zal de Belastingdienst medio oktober alle
inhoudingsplichtigen via een brief informeren
over de voorgenomen aanvullende
overgangsmaatregelen, waarin uiteraard nog het
voorbehoud van parlementaire goedkeuring zal
worden gemaakt. De Belastingdienst zal medio
december alle inhoudingsplichtigen de
model-werkgeversverklaring toesturen met een
toelichting en verwijzing naar de rekenhulp met
behulp waarvan de verklaring kan worden
ingevuld. Op dit moment wordt nog met
pensioenuitvoerders besproken welke rol zij bij
de informatieverstrekking over het aanvullend
overgangsrecht willen en kunnen spelen.
Levensloopregeling
Het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid begint op maandag 3 oktober een
breed voorlichtingstraject gericht op
verschillende doelgroepen van en betrokkenen bij
de levensloopregeling: werknemers, werkgevers,
intermediaire organisaties van beide, jongeren
en werkgevers met een klein aantal werknemers
(MKB). Het voorlichtingstraject is erop gericht
de levensloopregeling goed bekend te maken bij
deze doelgroepen. Duidelijk wordt gemaakt dat er
via de levensloopregeling kan worden gespaard
voor periodes van verlof, hoe dat sparen in zijn
werk gaat en waar de regeling voor gebruikt kan
worden. De mogelijkheid om de levensloopregeling
in te zetten voor de financiering van langdurend
zorgverlof en ouderschapsverlof zal hierbij
worden benadrukt.
Het onlangs door SZW uitgebrachte themamagazine
over het combineren van werk en privé, Toptijd,
ging al uitgebreid in op de levensloopregeling
via interviews met vier Tweede Kamerleden en
feitelijke informatie over de regeling. In
vervolg daarop is vanaf donderdag 29 september
a.s. ook informatie te vinden op de site
www.Toptijd.nu.
Op woensdag 5 oktober a.s. worden de eerste
advertenties geplaatst in de landelijke
dagbladen. Ook starten dan de drie radiospots
(gericht op werknemers, werkgevers en jongere
werknemers). Verder zal op die dag een
themapagina over de levensloopregeling online
gaan: www.levensloopregeling.szw.nl.
Op deze pagina staat in de loop van volgende
week ook een link naar de levensloopwijzer (die
ook te bereiken is via
www.levensloopwijzer.szw.nl).
Met de tool kan men vanuit twee situaties uitleg
krijgen over de levensloopregeling. Iemand die
nog niet weet waar hij de levensloopregeling
voor wil gebruiken en wanneer, maar wel weet
hoeveel hij wil inleggen, krijgt te zien hoe
zijn levenslooptegoed in de loop van de tijd
wordt opgebouwd. Wie weet wanneer hij met verlof
wil en hoe lang, kan laten uitrekenen hoeveel
hij vanaf 1 januari 2006 moet inleggen om die
verlofperiode te financieren. In de tool wordt
duidelijk gemaakt uit welke elementen het
levenslooptegoed is opgebouwd en wat het effect
is van de heffingskortingen
(levensloopverlofkorting en
ouderschapsverlofkorting). Via een persbericht
zal de pers extra worden geattendeerd op de
start van de voorlichtingscampagne en de
levenslooptool.
Vanaf donderdag 6 oktober a.s. worden er IM's
(kleine attenderingsadvertenties) in (vak)bladen
en tijdschriften geplaatst, komen er banners op
internet, begint een free publicity traject in
vak- en branchebladen en wordt een artikel over
de levensloopregeling aangeboden aan de
huis-aan-huisbladen. Voor jongere werknemers
vindt bovendien voorlichting plaats via het
jongerenloket op de SZW-site.
De folder voor werknemers, die ter verspreiding
wordt aangeboden aan (grotere) werkgevers en aan
intermediairen van (kleinere) werkgevers, zal
begin oktober worden verstuurd.
Naar onze verwachting zullen ook de partijen die
op basis van de levensloopregeling
levensloopproducten aan mogen bieden, de komende
tijd hun cliënten nader over de
levensloopregeling informeren. Met deze partijen
vindt regulier overleg plaats over de nadere
invulling van de levensloopregeling.
Ten slotte kan worden vermeld dat in de aan alle
inhoudingsplichtigen verzonden mededeling bij de
aangifte loonbelasting over september specifieke
informatie over de levensloopregeling is
verstrekt.
In het concept-besluit, aangeboden bij brief
d.d. 31 augustus 2005, wordt onderscheid gemaakt
tussen stamrecht bij VUT en stamrecht bij
ontslag. Alleen stamrecht bij VUT valt onder
artikel 32a van de Wet op de Loonbelasting.
Vanaf wanneer is dit besluit van kracht? Worden
verder alle oude stamrechtregelingen die voor
die datum zijn opgemaakt, gerespecteerd?
In het conceptbesluit is opgemerkt dat artikel
32aa van toepassing is als kennelijk sprake is
van een vermomde regeling voor vervroegde
uittreding. In het algemeen overleg van 1
september jl. is aangegeven dat het besluit met
ingang van 1 januari 2006 in werking zal treden.
Ontslagvergoedingen waaronder
stamrechtregelingen zullen in ieder geval niet
onder artikel 32aa vallen als de
ontslagvergoeding voortvloeit uit een
dienstbetrekking die voor 2006 is beëindigd.
De Staatssecretaris van Financiën,
mr.drs. J.G. Wijn
De Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
mr. A.J. De Geus
Ministerie van Financiën