Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer (16 augustus 2005) W&B/URP/05/74400 nr.2040519620
Onderwerp Datum Contactpersoon Kamervragen van de leden De Vries en 28 september 2005 Noorman-den Uyl (PvdA) over de verplichte
uitbetaling van bijstand aan illegaal verblijvende
kinderen in Zaanstad

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden De Vries en Noorman-den Uyl (beiden PvdA) over de verplichte uitbetaling van bijstand aan illegaal verblijvende kinderen in Zaanstad.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)


---

2040519620

Vragen van de leden De Vries en Noorman-den Uyl (beiden PvdA) over de verplichte uitbetaling van bijstand aan illegaal verblijvende kinderen in Zaanstad (ingezonden 15 augustus 2005).

Vraag 1
Kent u het bericht1 waaruit blijkt dat de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft beslist dat de gemeente Zaanstad verplicht is om bijstand te verstrekken aan de ouders van twee illegaal verblijvende kinderen?

Antwoord vraag 1
Ik ken het bericht. Uit de uitspraak van de voorzieningenrechter kan overigens niet worden opgemaakt dat het hier gaat om illegaal in Nederland verblijvende kinderen. De voorzieningenrechter stelt in zijn uitspraak vast dat de ouders noch de kinderen vreemdelingen zijn in de zin van artikel 11, tweede en derde lid van de Wet werk en bijstand (WWB). Uit de uitspraak van rechtbank Haarlem in de procedure in eerste aanleg blijkt dat de voorzieningenrechter van rechtbank Den Haag heeft beslist dat gedurende de periode dat het bezwaar aanhangig is tegen het buiten behandeling laten van aanvragen van 8 oktober 2003 en 4 februari 2004 tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd, het gezin niet uit Nederland mag worden verwijderd.2 Het gezin houdt aldus rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 lid h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het gezin behoort echter niet tot de met Nederlanders gelijkgestelde vreemdelingen als bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid WWB en heeft daarom geen recht op bijstand uit hoofde van de WWB. De ratio daarachter is de volgende. In artikel 11 Vw is geregeld dat de aanspraken die de rechtmatig verblijvende vreemdeling heeft in overeenstemming zijn met de aard van het verblijf. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) van de Vw blijkt dat daarbij als hoofdregel geldt dat alleen houders van een vergunning voor bepaalde tijd of een vergunning voor onbepaalde tijd, gemeenschapsonderdanen en vreemdelingen die rechtmatig verblijven in de zin van artikel 8 onder l Vw aanspraak kunnen maken op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen, zoals bijvoorbeeld de WWB. Hiervan is in deze casus echter geen sprake. In deze casus gaat het om vreemdelingen die nog in procedure zijn over het verblijfsrecht. Deze vreemdelingen hebben als hoofdregel geen aanspraken op voorzieningen met uitzondering van vreemdelingen aan wie een aanspraak wordt toegekend bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers dan wel bij of krachtens een ander wettelijk voorschrift, waarin aanspraken van deze vreemdelingen zijn toegekend. In algemene zin kan gesteld worden dat er pas recht op WWB bestaat op het moment dat er sprake is van een zekere duurzaamheid van het verblijf.

Vraag 2
Bent u bereid om gemeenten die met gelijke situaties te maken hebben toe te staan een zelfde bijstandsverstrekking per illegaal verblijvend kind te verstrekken als waartoe de gemeente Zaanstad nu door de rechter wordt gedwongen?

Vraag 3


1 Trouw, 10 augustus jl.

2 LJN: AT6534, Voorzieningenrechter rechtbank Haarlem, 05-1583 en 05-1584 WWB


3

Zo ja, gaat u de gemeenten daarover onmiddellijk informeren?


4

2

Vraag 4
Zo neen, waarom zouden andere gemeenten niet mogen handelen zoals Zaanstad nu is opgedragen door de voorzieningenrechter van de CRvB?

Antwoord vraag 2, 3 en 4
Dat is nu niet aan de orde. Het gaat in de uitspraak om de toewijzing van een voorlopige voorziening. De uitspraak in de hoofdzaak, die in beginsel door een meervoudige kamer wordt gedaan, zal moeten worden afgewacht. Eerst dan zal duidelijk worden of de voorzieningenrechter wordt gevolgd en zo ja, welke redenering daar precies aan ten grondslag ligt. Zo komt aan artikel 27 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat handelt over het recht op een toereikende levensstandaard, mijns inziens geen rechtstreekse werking toe. Dit is bevestigd in jurisprudentie van de Raad van State (Raad van State, 01 maart 2005, LJN AS9909). Het is vooralsnog niet duidelijk hoe de toepassing van artikelen waaraan geen rechtstreekse werking kan worden ontleend, kan resulteren in een recht op bijstand voor de ouders ten behoeve van hun kinderen, dan wel voor de kinderen zelf, aan wie op grond van de Wet werk en bijstand geen recht op bijstand toekomt. Ook heeft Nederland een voorbehoud gemaakt bij artikel 26 IVRK, dat handelt over het recht voor kinderen voordelen te genieten van voorzieningen voor sociale zekerheid.

Vraag 5
Heeft de genoemde uitspraak nog verdere consequenties voor bijstandverstrekking door gemeenten aan illegaal verblijvenden?

Antwoord op vraag 5.
Zoals uit het antwoord op vraag 1 blijkt is er van bijstandsverstrekking door gemeenten aan illegaal verblijvenden in de onderhavige casus geen sprake. De WWB staat overigens niet toe dat gemeenten bijstand verlenen aan illegaal in Nederland verblijvenden.