Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Toespraak

Directie:
Voorlichting

Publicatiedatum:
28-09-2005

Status:
Informatie

Toespraak door staatssecretaris Van der Laan bij het Broadcastcongres in Bussum.

N.B.: Alleen het gesproken woord geldt

Het was een lange, hete zomer, voor mij en in ieder geval ook voor een aantal van u.

o Zo lazen vrienden van mij tijdens hun vakantie in een Franse krant dat `de publieke omroep' in Nederland werd opgeheven. o Zo suggereerde de Volkskrant dat ik tijdens mijn bezoek aan China indringend advies had gevraagd bij de staatstelevisie aldaar. o Kamerleden gingen met Pino in gesprek over de toekomst van de NPS o En mijn plan werd opgevat als een zapservice. Sommige onderdelen werden extreem uitvergroot. Andere bleven onderbelicht. En de logica en context van het plan verdwenen volledig uit beeld.

Dit is mijn plan zoals verbeeld door de VPRO gids. Een televisiekastje van IKEA. Veel heb je er niet voor nodig: wat planken, schroeven en bouten, een glaasje water en aspirine ....... En één Medy. Maar verderop in de gids valt het kastje toch van ellende uit elkaar.

Tja. Dat krijg je ervan als je gelijk begint te bouwen, zonder eerst de gebruiksaanwijzing goed te lezen.

Dames en heren,

Laten we duidelijk zijn. Ik hád niet verwacht dat het kabinetsplan met stille instemming zou worden ontvangen. We kennen de geschiedenis maar al te goed: er zijn wel meer hete zomers geweest over de publieke omroep. Het is een onderwerp dat velen aan het hart gaat, en waarbij het hart van velen op de tong ligt. En wat zo mooi is aan dit onderwerp: iedereen in Nederland heeft er verstand van.

Er zíjn mensen die een digitaal walhalla voorspellen. Die zeggen dat de schaarste voorbij is, dat duizend bloemen zullen bloeien, en dat het publiek versplintert over talloze nichekanalen. Dat zijn mensen wier belang het is de publieke omroep te ontmantelen. De markt levert zogenaamd alles al, dus de publieke omroep kan stoppen. Game over.

Er zíjn mensen die beweren dat het allemaal wel meevalt met dat veranderende mediagebruik. Die vinden dat algemene televisienetten dominant moeten blijven, dat internet een leuk medium is "voor erbij". Die mensen maken een plan dat gebaseerd is op een herverkaveling tussen de bestaande omroepen. Negen van de tien keer is dat gedreven door het belang om in Hilversum alles bij het oude te laten. De omroepverenigingen moeten alleen maar nog weer een beetje beter samenwerken op de televisienetten. Business as usual.

Beide wegen zijn doodlopende wegen, omdat ze een ánder belang dienen dan waar het om zou moeten gaan: de kijker en luisteraar.

Er is de afgelopen weken gesuggereerd dat ik de publieke omroep om zeep zou willen helpen. Waarom heb ik dan energie gestoken in een nieuw kabinetsplan? Achterover leunen en de tijd zijn werk laten doen in het huidige model is - zo lijkt het met de recente confronterende kijkcijfers - genoeg om de publieke omroep een stille dood te laten sterven. En dat wil ik dus niet. Daar is de publieke omroep en de zo noodzakelijke onderscheidende kwaliteit van de programma's, me veel te dierbaar voor.

Het belang dat ík als staatssecretaris heb, is dat van de kijker en luisteraar, en zijn plek in de samenleving. Ik verdeel de samenleving in drie domeinen: de markt, de staat en het publieke domein. Het publieke domein is de plek waar de `samenspraak' van burgers vorm krijgt: de betrokkenheid bij elkaar en bij de samenleving. De media spelen van oudsher een belangrijke rol in het publieke domein. Omroepverengingen zijn zelfs voortgekomen uit het initiatief van burgers.

Dat publieke domein is de afgelopen 50 jaar wel enorm veranderd. Ontzuiling heeft ervoor gezorgd dat burgers hun maatschappelijke betrokkenheid anders gaan organiseren. Digitalisering geeft ze daar nieuwe instrumenten voor.

Willen de media hun plek in het publieke domein houden, dan moeten ze bij de tijd blijven en mee veranderen. Dáár ligt mijn verantwoordelijkheid, de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Díe ambitie ligt ten grondslag aan het plan `Met het oog op morgen'. En ik ben er van overtuígd dat we met dat plan de juiste weg inslaan om die ambitie te verwezenlijken.

Mijn ideale publieke omroep leunt op vier nieuwe pijlers. Multimediaal. Op zoek naar alternatieve inkomsten. Met een wendbare organisatie. En de deur wijd open naar nieuwe maatschappelijke bewegingen.

Dames en heren,

Over vijf jaar ziet het medialandschap er echt heel anders uit. Radio, televisie en internet schuiven definitief in elkaar. En het mediagebruik van mensen verandert ook: neem het TIVO-effect, neem Podcasting, neem Peer to peer: de macht is straks echt aan de kijker. Daar moeten álle media strategieën voor ontwikkelen. Kijkersgedrag met moderne middelen in kaart brengen. Netwerken versterken tussen krant en tv, radio en internet. En experimenteren met `civic journalism', bijvoorbeeld via de weblogs van burgers, waar de Volkskrant nu mee bezig is.

Volgens prognoses van de BBC mogen we rekenen op een kleine aardverschuiving. De bestaande radio en televisiezenders blijven dominant en belangrijk als etalage. Maar ze verliezen wel terrein. Volgens de BBC verhuist maar liefst een derde deel van de kijk- en luistertijd van de huidige algemene zenders, naar gespecialiseerde kanalen en naar online archieven. Schakelen tussen media is straks volkomen ingeburgerd.

Jongeren doen dat al: zij maken het meest gebruik van alle digitale mogelijkheden. Ze zitten per dag al bijna evenveel op internet als voor de televisie. Ze doen bovendien alles tegelijk: surfen, chatten, radio luisteren, videofragmenten kijken. Geen peuter zonder Playstation. Geen puber zonder iPod.

Ik vind het ook zeer relevant om te zien hoe jongeren hun maatschappelijke betrokkenheid uiten. Ik sprak laatst met vertegenwoordigers van de Nationale Jeugdraad. Volgens hen is het een groot misverstand dat jongeren alleen maar uit zijn op vertier. Er is volop engagement. Maar veel jongeren voelen zich domweg niet aangesproken door traditionele organisaties en vormen, zoals politieke partijen en omroepverenigingen. Liever treffen ze elkaar tijdelijk, rondom bepaalde onderwerpen, zoals dat op internet gebeurt in allerlei communities. De vorm verandert ook. Jongeren kómen niet naar het Malieveld; ze openen hun elektronische adresboek en starten een massale email-actie.

De conclusie is helder. We staan aan de vooravond van een nieuw, digitaal tijdperk. Mensen gebruiken straks andere media en ze gebruiken media anders. En het totale medialandschap verandert momenteel onder onze ogen van een eilandengroep naar een delta-metropool. De voorsteden, het bedrijvencentrum, het stadshart en de buitenwijken staan met elkaar in open verbinding.

Dames en heren,

U heeft daar allemaal mee te maken - publiek én commercieel. Nederland was al de meest concurrerende omroepmarkt van Europa. Nu betreden alweer nieuwe spelers het veld. Ik denk natuurlijk aan Talpa en Versatel. Maar ook aan andere initiatieven, zoals de internetuitzendingen van Paradiso en de eigen concepten van Heineken. In die context kan digitale innovatie een hoge vlucht nemen. We kunnen trots zijn op zo'n levendige media-industrie!

In dat licht kijk ik met open blik naar de wens tot samenwerking tussen commerciële omroepen en dagbladen in ons land. U kent mijn opvatting: ik wil waken voor monopolies op de meningsvorming en daarom zal ik grenzen stellen aan mediaconcentratie. Maar de regels voor crossownership zal ik juist versoepelen, om ruimte te geven aan crossmediale ontwikkeling. Ik zal ook nagaan of de publieke omroep voldoende wettelijke speelruimte heeft om samen te werken met private partijen, zoals kranten.

Daarmee kom ik terug bij het hoofdonderwerp van mijn verhaal: de publieke omroep. Over zijn bestaansrecht is volgens mij geen discussie. Maar de digitalisering stelt nieuwe eisen aan de taak, de financiering, de organisatie en zijn maatschappelijke oriëntatie. Juist op die punten wil ik veranderingen. Ik noemde ze al, die nieuwe pijlers onder de publieke omroep van de toekomst. Ik neem ze stuk voor stuk met u door. In samenhang, zodat de logica glashelder is.

Om te beginnen wil ik naar een moderne definitie van de publieke taak.

Ik vind het belangrijk dat een publieke omroep alle distributiemogelijkheden kan benutten. De publieke functies en de kwaliteit die daarin wordt geleverd staan voorop: nieuws, opinie en debat, cultuur en educatie. De distributietechniek is secundair. Dat is ook het perspectief van de overheid: focus op de functies.

Er is nu een nogal ingewikkelde systematiek met hoofd- en neventaken en toezicht hierop door het Commissariaat. In mijn toekomstplan wordt het een stuk simpeler.

In de wet staat straks niet meer welke publieke zenders er moeten zijn en hoeveel. De overheid bepaalt de taak en het beschikbare budget. Maar daarna is het aan de publieke omroep om het best werkende crossmediale pakket samen te stellen. Zo kan de publieke omroep sneller en beter reageren op veranderingen in het mediagebruik.

De tweede pijler onder het plan is de financiering.

De publieke omroep kan op zoek naar alternatieve inkomsten, net zoals commerciële omroepen dat doen. Door de digitalisering verandert het business model voor de audiovisuele sector. De rek is uit de reclamemarkt. Ondertussen gaat er steeds meer geld om in communicatieverkeer en individuele afrekening van diensten. Distributeurs en andere intermediairs halen daar hun omzet uit.

Het is zaak dat de commerciële en publieke omroepen op die nieuwe geldstromen meeliften. Zodat burgers ook meer en aansprekende content krijgen bij alle nieuwe apparaten en abonnementen. En ook het volledig vrij kunnen opereren - logischerwijs wel boekhoudkundig gescheiden - als media-ondernemer is een waanzinnige kans voor omroepverenigingen.

Ik maak natuurlijk mét Hilversum wel zorgen over de financiële vooruitzichten van de publieke omroep voor de korte termijn. De raad van bestuur verwacht een forse daling van de STER- inkomsten. Het antwoord ligt in Hilversum. En ik neem voetstoots aan dat alle spelers binnen de publieke omroep alles in het werk zal stellen om het tij te keren. Want het is ook in hun belang dat in 2008 het totale budget nog op peil is. In het zicht van 2008 elkaar nu de rug toekeren brengt dan grote risico's met zich mee. Het risico van een neerwaartse spiraal van minder geld, minder goede programma's, minder luisteraars en kijkers. Daarom zal ik de financiële prognoses de komende tijd nauwlettend volgen en overleggen met de raad van bestuur. Maar de opdracht ligt in Hilversum.

Daarmee ben ik bij de derde pijler onder het plan: de nieuwe organisatie.

Volgens mij zijn we het erover eens dat het huidige systeem niet meer werkt. Er is genoeg talent. Er zijn volop mooie programma's, volop digitale initiatieven. Maar de samenhang ontbreekt. Het bestel kraakt in al zijn voegen.

Volgens onderzoek staan negen miljoen mensen op het punt zich voorgoed af te keren van de publieke zenders. Als het zo doorgaat, kijkt over een paar jaar alleen nog een kleine elite die toch al goed geïnformeerd is. Sinds de uitzending van RAM vorige week vrees ik voor het Arnon Grunberg-scenario. Voor een publieke omroep die op een gemiddelde avond minder kijkers trekt dan een storing op een commerciële zender. Nu kan Grunberg zich misschien nog redden door voortaan een lichtblauw bloesje te dragen. Maar straks, in de digitale context krijgt hij het pas echt voor zijn kiezen.

Wil de publieke omroep zichtbaar blijven, wil hij betekenis houden voor de hele samenleving, dan moeten we hem als het ware opnieuw uitvinden. Nodig is een krachtige en wendbare multimediaorganisatie. Die de weg weet te vinden naar de burger in een digitale deltametropool.

We moeten af van die krampachtige omhelzing, waarin bestuur en omroepen elkaar al jarenlang noodgedwongen vasthouden. Dat beperkt de creativiteit en vernieuwingsdrift van makers. En het ontneemt het zicht op de buitenwereld.

In míjn plan krijgt de raad van bestuur de onverdeelde verantwoordelijkheid voor alle functies. Dat heeft niks te maken met politieke beïnvloeding, zoals sommigen beweren. De raad van bestuur wordt niet gekozen door de politiek. Het zijn geen bureaucraten, maar gewoon topmanagers met verstand van het runnen van een complex mediabedrijf. Waarbij de samenhang en kwaliteit van programma's centraal staan, en de kijker en luisteraar optimaal wordt bediend. Een Raad van Bestuur die zorgt voor een evenwichtig crossmediaal pakket. En die alle doelgroepen binnen het Nederlandse publiek op hun netvlies houdt en in staat is snel in te spelen op de stroomversnelling waarin het medialandschap zich bevindt.

We komen bij de vierde en laatste pijler onder het plan: openheid.

Binnen het huis zullen de omroepverenigingen hun bijdrage blijven leveren. Niet in een vast en verplicht keurslijf, zoals nu op de televisienetten. Maar op basis van eigen specialisaties of in vrijwillige samenwerkingsverbanden. Gedwongen samenwerking is minder dan de som. Vrijwillige samenwerking is meer dan de som. De omroepen krijgen daarnaast meer ruimte om partners te vinden buiten de publieke omroep.

In grofweg tweederde van de programmering zijn omroepverenigingen niet langer leading. Nieuwsgaring vergt schaalgrootte en een onafhankelijke houding. En de functie cultuur, educatie en andere informatie is gebaat bij creatieve concurrentie en permanente ruimte voor vernieuwing. In de functie opinie heb ik er echter met het kabinet bewust voor gekozen om de openheid en directe betrokkenheid van de burger bij het bestel te behouden. Daar is verzekerd dat uitéénlopende opvattingen en overtuigingen doorklinken in de programma's.

Dit is door velen geduid als herzuiling. Die verwarring is begrijpelijk, maar hij is niet terecht.
De omroepen zijn niet meer de dragers van de organisatiestructuur. Ze gaan een nieuw leven leiden als makers van maatschappelijke inhoud. Omroepen kunnen zich nog steeds baseren op een geloofsovertuiging of een politieke stroming. Maar ook op onderwerpen, of doelgroepen. De nieuwe toetreders van de laatste jaren, waren juist omroepen die zich organiseren rondom een thema of doelgroep. Doordat nieuwkomers hun toegevoegde waarde niet meer hoeven te bewijzen kunnen jonge bewegingen met een andere stijl en aanpak kunnen makkelijker toetreden. Geen buffer van wijze mannen en vrouwen meer, maar de steun van 50.000 burgers is bewijs genoeg dat je in een lacune voorziet.

Dames en heren,

Binnenkort voer ik het debat de Tweede Kamer. Ik sta voor het plan, maar ik ben niet doof voor de kritiek. Ik luister heel secuur naar bezorgde reacties; van programmakers en omroepen, kijkers en luisteraars, toezichthouders en politici. Er is angst voor het onbekende en er zijn belangen. Maar er zijn óók oprechte en terechte zorgen. Vier onderwerpen hebben wat dat betreft mijn bijzondere aandacht.

Ten eerste de hoogte van de contributie voor leden of donateurs. Sommigen schatten in dat de drempel te hoog is voor jongeren en lage inkomens. Daardoor zouden die groepen minder goed vertegenwoordigd kunnen zijn bij licentiehouders. Dat is niet mijn bedoeling omdat ik de openheid juist groter wil maken.

Ten tweede de vraag of er nu wel of niet ruimte bestaat voor andersoortige nieuwsprogramma's dan het journaal, waarin onafhankelijke journalistiek centraal staat. Die ruimte is er, ook nu al in het plan, mits aan de voorwaarden van interne pluriformiteit wordt voldaan.

Ten derde is er zorg over de relatief kwetsbare kunstprogrammering. Die zou het kind van de rekening kunnen worden als de reclame-inkomsten dalen, terwijl nieuws en opinie in het plan wel een zekere bescherming genieten.

En ten vierde de vraag hoe het nu verder gaat met de makers en de programma's van de NPS. Hoe kwetsbaar is dat proces in de dynamiek van de komende drie jaar? Ik wil dan ook nadenken over een zorgvuldige overgang van de oude naar de nieuwe situatie.

Ik bén kortom, alert op onbedoelde negatieve effecten van het plan, in het bijzonder op deze vier punten. In goed overleg met de kamer, wil ik daarvoor oplossingen zoeken.

Want míj gaat het erom dat de publieke omroep meerwaarde heeft voor iedereen, ook en vooral voor de volgende generatie mediagebruikers.

Ik rond af. IKEA is een sterk en alom gewaardeerd merk. Met een assortiment in alle kleuren en maten, van functioneel tot frivool, kortom van en voor iedereen. In alle Nederlandse huishoudens staat dan ook wel een kast van IKEA. Als een dergelijke positie in de markt óók in de toekomst voor de publieke omroep blijft gelden, dan is mijn doel bereikt....

Ik dank u voor uw aandacht.