Persberichten
Utrecht, 27 september 2005
Themazitting Wet op de Identificatieplicht
Sinds de invoering van de Wet op de Identificatieplicht op 1 januari
2005 zijn er op het parket Utrecht honderden zaken binnengekomen. Een
groot deel daarvan is afgedaan door middel van een transactie. De
zaken waarin de transactie uiteindelijk niet is voldaan, zullen door
het OM Utrecht op 28 september aan de kantonrechter worden voorgelegd.
Op deze themazitting zullen ongeveer 250 zaken worden behandeld. Het
strafbare feit dat de gedagvaarde personen wordt verweten is steeds
dat hij of zij op vordering van de politie zijn of haar identiteit
niet kon of wilde aantonen.
Als geldig identiteitsbewijs komen in aanmerking Nederlandse
reisdocumenten, het rijbewijs en verblijfsdocumenten voor
vreemdelingen.
De wetgever heeft de identificatieplicht om verschillende redenen
ingevoerd. Het ondersteunt de politie bij haar taakuitoefening
* In de sfeer van de openbare orde
* In de sfeer van terrorismebestrijding
* In het kader van de hulpverleningstaak
* Ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
De politie zal burgers niet zomaar om hun identiteitsbewijs vragen. In
de Politiewet staat dat de vorderingsbevoegdheid alleen geldt voor
zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de politietaak. De
politie moet dan ook in het proces-verbaal altijd aangeven op welke
grond naar het identiteitsbewijs is gevraagd. Het moet dan gaan om een
specifieke verdenking en/of om concrete feiten en omstandigheden die
een dergelijke vraag rechtvaardigen. Een verdenking kan zowel een
overtreding van het wetboek van strafrecht als een overtreding van een
algemene plaatselijke verordening betreffen. Een combinatie is ook
mogelijk.
De Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht van het College van
Procureurs-Generaal geeft bij wijze van richtsnoer een aantal
voorbeelden van de toepassing van de wet:
* Een auto rijdt s nachts rond op een industrieterrein,
* Er vindt op straat of in een café een schietpartij plaats en het
is relevant voor het onderzoek om de identiteit van (mogelijke)
getuigen vast te stellen,
* In een groepje dealers duikt een onbekende op,
* Hangjongeren veroorzaken overlast in de openbare ruimte,
* Er woedt een brand en de (mogelijke) brandstichter zou zich kunnen
bevinden tussen de toegestroomde belangstellenden,
* Bij evenementen (zoals voetbalwedstrijden) en demonstraties en in
geval van rellen of dreiging van het ontstaan van rellen,
* Bij onrust of dreigend geweld in uitgaansgebieden en/of openbare
manifestaties waarbij gevaar voor ordeverstoring aanwezig is.
Situaties waarin niet naar het identiteitsbewijs wordt gevraagd zijn:
* Als iemands identiteit al bekend is,
* Bij preventief fouilleren van iemand bij wie geen wapens of drugs
worden gevonden.
Ten slotte wordt in de aanwijzing gesteld dat een veel voorkomende
situatie in de praktijk is dat iemand al staande is gehouden of
aangehouden omdat hij of zij verdacht wordt een strafbaar feit te
hebben gepleegd. De bevoegdheid om naar een identiteitsbewijs te
vragen is dan ondersteunend voor de strafvorderlijke afwikkeling van
de verdenking. Het verifiëren van de identiteit is dan vanzelf
redelijkerwijs noodzakelijk voor de uitvoering van de politietaak.
Tijdens de themazitting hebben de verdachten de gelegenheid om uiteen
te zetten waarom zij geen identiteitsbewijs hebben overlegd. De
kantonrechter doet in de regel gelijk uitspraak. De zitting is
openbaar, begint om 9.00 uur en wordt gehouden in een van de
zittingszalen van het gerechtsgebouw aan het Vrouwe Justitiaplein te
Utrecht.
Openbaar Ministerie