Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Speech bij de opening van de European Nature Conference
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dr. C.P. Veerman, bij de opening van de European Nature Conference op vrijdag 23 september 2005 in Apeldoorn
Deze speech is uitgesproken in het Engels.
Dames en heren,
Om te beginnen wil ik graag alle deelnemers - en in het bijzonder de gasten uit het buitenland - van harte welkom heten op deze conferentie. Ik vind het bijzonder dat zo veel Europese organisaties samenkomen. Werkelijk uit alle hoeken van Europa. En ik ben blij dat u dat bij ons in Nederland doet.
Deze bijeenkomst kan het begin zijn van de verdere samenwerking van de Europese natuurorganisaties. Ik denk dat het wijs is dat u uw krachten bundelt. Ik vind het dan ook goed dat Natuurmonumenten hiertoe het initiatief heeft genomen. Ik zal u straks vertellen waarom.
Allereerst luid ik nog maar even opnieuw de noodklok. Ik hoef niemand hier te vertellen dat het niet zo goed gaat met onze natuur. Uit het Millennium Ecosystems Assessment blijkt bijvoorbeeld dat 60 procent van de belangrijke ecosystemen in de wereld onder zware druk staat omdat we de natuurlijke hulpbronnen niet duurzaam genoeg exploiteren. Denk aan overbevissing en het kappen van tropisch regenwoud.
Voor velen van u is het vanzelfsprekend dat we daar wat aan moeten doen. Helaas is dat niet voor iedereen zo. Niet iedereen staat er regelmatig bij stil dat één van de meest waardevolle kwaliteiten van onze aarde dagelijks achteruitgaat. Sommigen vragen zich zelfs af waar wij ons zo druk over maken.
Daarom wil ik hier vandaag - al preek ik een beetje voor eigen parochie - nog maar eens alle goede redenen opnoemen die we hebben om goed voor onze natuur te zorgen.
Allereerst is de natuur uiteraard mooi. Je kunt er tot rust komen en inspiratie opdoen. Zo ver komen de meest mensen wel. Maar schoonheid alleen is niet voldoende om mensen ervan te overtuigen dat de natuur het waard is om in te investeren. Meer indruk maakt dat de natuur van levensbelang is. Voedsel, schone lucht, water, we halen het allemaal uit de natuur. Ook voor onze veiligheid is natuur van belang. Denk aan de overstroming van New Orleans. Een beter onderhoud van de moerassen vóór de stad had volgens deskundigen de kracht van de orkaan af kunnen remmen.
Maar zelfs al was de natuur niet van levensbelang. Zelfs al wisten we met al ons vernuft een manier te vinden om te overleven zonder de schatten van de natuur. En zelfs al zouden wij mensen helemaal geen last hebben van bijvoorbeeld het verlies aan biodiversiteit.
Dan nog hebben we de morele plicht om onze natuur ongeschonden door te geven aan volgende generaties. Want weg is weg. Natuur die verdwenen is, komt nooit meer terug. We ontwikkelen wel natuur, vooral hier in Nederland, maar eigenlijk is dat een contradictio in terminis.
We hebben dus veel goede redenen om onze natuur te beschermen. Maar wat is dan de beste manier om de natuur te behoeden voor verder verval? Het is verleidelijk om de bestaande natuur simpelweg af te schermen en tot verboden gebied te verklaren. Maar dat is niet de oplossing. Het antwoord is dat we juist duurzaam gebruik moeten bevorderen, terwijl we tegelijkertijd de natuur beschermen en ontwikkelen.
Maar vooral ook moeten we de liefde voor en kennis over de natuur doorgeven. Door mensen te laten zien wat natuur voor hen kan betekenen. Dan alleen zullen mensen de natuur op waarde schatten.
Zoals ik al zei, je moet een natuurgebied niet op slot doen, niet proberen te bevriezen in de tijd. We moeten meegaan met ontwikkelingen en natuur inpassen in de huidige tijd. We moeten mensen ervan laten genieten.
Betrokkenheid is van levensbelang voor de toekomst van onze natuur. Bescherming en onderhoud kosten veel tijd, geld en energie. Die investeringen kunnen we - zeker op de lange termijn - alleen verantwoorden als de bevolking erachter staat.
Dat is nu zo en dat wordt in de toekomst waarschijnlijk nog sterker, als de bevolkingsdruk toeneemt. Ik denk dan ook dat het erg belangrijk is dat we jongere generaties betrekken bij de natuur. Het doet me daarom goed dat deze conferentie ook een jongerenprogramma heeft.
Dames en heren,
Het antwoord op de vraag hoe we onze natuur kunnen behoeden voor verder verval ligt dus in een combinatie van bescherming, ontwikkeling en educatie.
Deze drie gaan goed samen in ons Nederlandse beleid. Het beleid is erop gericht natuur te behouden en te ontwikkelen, maar dat gaat hand in hand met recreatie, educatie en onderzoek. De Ecologische Hoofdstructuur en de Nationale Parken zijn de belangrijkste pijlers van dat beleid.
Deze week heeft u tijdens verschillende excursies de Nederlandse Nationale Parken kunnen bekijken. Ik hoop dat u ervan hebt genoten.
En u hebt gezien: onze twintig Nationale Parken zijn niet zo groot als elders in Europa. Onze natuur is, zoals wij zeggen, klein maar fijn. U vindt er geen beren en geen wolven. Maar onze natuur is wel erg divers. U vindt er duinen, bossen, heide, trilveen, beekdalen en vennen. En veel verschillende dieren: tal van vogelsoorten, edelherten, dassen, bevers, otters en zeehonden.
Wat ik ook zeer belangrijk vind is dat de Nationale Parken op veel betrokkenheid kunnen rekenen van de menselijke bewoners. En daarmee bedoel ik zowel omwonenden als recreanten. Onze Nationale Parken zijn van alle zestien miljoen Nederlanders. Sterker nog: De eerste twee Nationale Parken zijn uit particulier initiatief gestart, namelijk de Veluwezoom en de Hoge Veluwe.
De Ecologische structuur vormt de ruggengraat of liever de infrastructuur van de natuur in Nederland door de natuurgebieden met elkaar te verbinden.
Het areaal aan Nationale Parken behoort bijna helemaal tot de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur vergroot het leefgebied voor dieren en planten en versterkt de draagkracht van de natuurgebieden.
Al met al past het Nederlandse natuurbeleid goed
bij het thema van deze conferentie, namelijk 'connectivity'. Want we verbinden niet alleen de natuurgebieden met elkaar. We verbinden ook de mens met de natuur door de gebieden laagdrempelig toegankelijk te maken. Elk Nationaal Park heeft bijvoorbeeld een bezoekerscentrum, waar tentoonstellingen worden gehouden en activiteiten voor kinderen worden georganiseerd.
Verder verbinden we de natuur met de andere openbare ruimte. Naar mijn mening ook een belangrijke verbinding. Zo kunnen we veel méér bereiken als we andere projecten in de openbare ruimte met natuurontwikkeling combineren. In onze noordelijkste provincie Groningen is het project Meerstad een goed voorbeeld. Meerstad betekent zowel 'more city' als 'lake city'. We bouwen daar inderdaad meer stad en tegelijkertijd meer natuur. In combinatie met de projectontwikkeling van onder meer woningen wordt hier in Publiekprivate samenwerking natuur ontwikkeld.
Tot slot is internationale samenwerking van belang. Natuurgebieden stoppen niet altijd bij de landsgrenzen. En dier- en plantsoorten doen dat evenmin. Daarom hebben we internationaal afspraken gemaakt over het belang van ecologische netwerken. Met als uiteindelijk doel een mondiaal netwerk van alle belangrijke biodiversiteitsgebieden. Onze eigen EHS is daar een uitvloeisel van. Verder denk ik dat we op internationaal niveau veel van elkaar kunnen leren. Hoe kunnen we natuur binnen en buiten beschermde gebieden goed met elkaar laten wisselwerken? Hoe kunnen we biodiversiteit waarborgen in ontwikkelingssamenwerking? Hoe kunnen we samenwerken met andere betrokkenen, zoals het bedrijfsleven? Bijvoorbeeld als het gaat om financiering van natuurprojecten? Ieder land heeft zo zijn eigen oplossingen.
Voorlopig ben ik overigens al heel gelukkig met de Europese inzet voor natuur en biodiversiteit, vertaald in Natura 2000. Nederland steunt die inzet dan ook. We zijn bijvoorbeeld druk bezig met het aanmelden van gebieden. Komend jaar gaan we er maar liefst 161 aanmelden. Bijna alle Nederlandse Nationale Parken bevatten minstens één Natura 2000-gebied. In andere EU-lidstaten zie ik een soortgelijke inzet.
We zijn dus in Europa goed op weg, onder meer met Natura 2000, maar er zijn nog veel uitdagingen, zoals verbetering van de natuurkwaliteit, versterking van 'connectivity' en betere afstemming met economische activiteiten.
Als we deze problemen goed willen aanpakken, is het van levensbelang dat er mensen zijn die er op blijven hameren hoe belangrijk en urgent dat is.
Mensen zoals u, de ambassadeurs van de Europese natuur, verenigd in de verschillende natuurorganisaties.
Ik denk dat het belangrijk is dat u elkaar ook op Europees niveau ontmoet en het samen eens wordt. Omdat beslissingen over natuur steeds meer op Europees en internationaal niveau worden genomen, is het belangrijk dat ook de belangenbehartiging op meer internationaal niveau plaatsvindt.
De belangrijkste opdracht aan u als deelnemers van deze conferentie is ook de onderlinge verbintenis. Tussen natuurorganisaties uit verschillende landen en tussen natuurorganisaties en andere belangenorganisaties. Ik weet dat er al uitstekende en vernieuwende samenwerkingsprojecten gaande zijn. Ik hoop en verwacht dat deze conferentie de verbintenis nog eens extra versterkt. Zodat we gezamenlijk kunnen werken aan duurzaam behoud van onze natuur.
Ik dank u voor uw aandacht.