Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
UB/K/05/57632

Onderwerp Datum
prikkels in SUWI-structuur 23 september 2005

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wijziging WW en REA (Kamerstukken Tweede Kamer, 2004 ­ 2005, 30016) op 9 juni jl. heb ik toegezegd u nader te informeren over het stelsel van prikkels, waaronder financiële prikkels, en nader te bezien of dergelijke prikkels een middel kunnen zijn om UWV te stimuleren tot optimale prestaties. Onderstaand ga ik op deze toezegging in.

In de verschillende werknemersverzekeringen is de laatste jaren in meer of mindere mate ruimte gecreëerd voor eigenrisicodragerschap van werkgevers. Dit geldt zowel voor WAO (per 1 maart 1998), WW (voor overheidswerkgevers per 1 januari 2001), ZW (per 1 maart 2003) en in de toekomst voor WIA (per 1 januari 2006). Door de mogelijkheid van eigen-risicodragen hebben werkgevers een keuzemogelijkheid met betrekking tot (gedeeltelijke) uitvoering van de betreffende regelingen door UWV of in eigen beheer. UWV heeft zodoende als eerste zelf belang bij het leveren van goede prestatie. Ik beschouw dit daarom als een belangrijke intrinsieke prikkel voor UWV om de prestaties te verbeteren.

Naast bovengenoemde systematiek van eigenrisicodragen kent de huidige SUWI-structuur een systeem van prikkels voor de uitvoeringsorganisaties. Hierbij zijn incentives aan de orde op drie niveaus:
a) vanuit de minister in de richting van uitvoeringsorganisaties;
b) tussen uitvoeringsorganen;
c) van de cliënt naar de uitvoeringsorganisatie.

Op hoofdlijnen ga ik op deze aspecten in, waarbij ik ook de ervaringen uit de afgelopen jaren tegen het licht zal houden.

a) Incentives vanuit de minister in de richting van uitvoeringsorganisaties Ik beschik over een aansturend en een bijsturend instrumentarium. In het kader van het aansturende instrumentarium stellen de SUWI-ZBO's jaarlijks een jaarplan en begroting op.

2

Doordat ik het jaarplan en de begroting goedkeur, kan ik vooraf een oordeel vellen of de daarin opgenomen prestaties (onder meer in de vorm van prestatie-indicatoren) een bijdrage leveren aan het bereiken van de SUWI-doelstellingen. Op basis van de door de SUWI- ZBO's ingediende begroting stel ik jaarlijks een budget vast. De SUWI-ZBO's rapporteren per kwartaal over de mate waarin de in het jaarplan opgenomen prestaties worden gerealiseerd en de uitputting van het toegekende budget. Dit geeft de mogelijkheid om, in overleg met het betreffende ZBO, nog tijdens het jaar accenten in de aansturing te leggen. Door de budgettering van de uitvoeringskosten worden de ZBO's geprikkeld om efficiënt de afgesproken prestaties te realiseren.

Specifiek voor UWV is afgesproken dat UWV in de periode 2002-2006 jaarlijks een efficiencyslag maakt oplopend tot 25% van het kostenniveau van 2001 in 2006. Gedurende deze jaren worden deze besparingen geherinvesteerd ten behoeve van kwaliteits- en transformatieprojecten. Bij het UWV heeft dit geresulteerd in een afname van de reguliere uitvoeringskosten en een omvangrijk transformatieproces, dat thans nog loopt. Daarnaast heeft UWV de uitvoering van een groot aantal beleidsinitiatieven voorbereid en ingevoerd. Ik zoek hierbij een balans tussen de noodzaak om te komen tot kostenreductie en de (financiële) ruimte om adequate prestaties te leveren. Voor nieuwe beleidsinitiatieven stel ik ook extra budget ter beschikking (bijvoorbeeld in het kader van het wetsvoorstel WIA).

b) Incentives tussen uitvoeringsorganen
De SUWI-ZBO's werken samen in de keten van werk en inkomen. Om de samenwerking tussen partijen verder in te vullen is in de Regeling SUWI bepaald dat CWI overeenkomsten (prestatiecontracten) met gemeenten en UWV sluit over de uitvoering van taken die de uitkeringsintake en de overdracht van de aanvraag door CWI betreffen. In de afgelopen jaren is dit actief opgepakt, waardoor organisaties onderling scherp worden gehouden met betrekking tot het te leveren prestatieniveau. Indien wordt gezocht naar instrumenten om aanvullende financiële prikkels tussen de organisaties te introduceren, moet ik constateren dat de mogelijkheden beperkt zijn. Dit kan verder worden betrokken bij de SUWI-evaluatie.

c) Incentives in relatie van cliënt met ZBO
De prikkels van de cliënt in relatie met het ZBO kunnen op hoofdlijnen worden onderverdeeld in bestuursrechtelijke incentives, cliëntenparticipatie en de verschillende rechten en plichten van de cliënt.
In de Algemene Wet Bestuursrecht zijn regels opgenomen inzake zorgvuldigheid, belangenafweging en algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in acht te nemen door ZBO's, alsmede regels over de aanvraag, voorbereiding, horen van betrokkene, motivering, beslistermijnen en bekendmaking van besluiten.
Op grond van de Wet SUWI hebben de ZBO's, in overleg met de cliënten(organisaties), een regeling opgesteld voor centrale en decentrale cliëntenparticipatie. Zo is een direct klankbord voorhanden indien het prestatieniveau van UWV zou afnemen.
In de verschillende materiewetten (met name WWB, WAO en WW) zijn diverse rechten en plichten van cliënten opgenomen.

3

Ik constateer in algemene zin dat ik meerdere instrumenten tot mijn beschikking heb om de SUWI- ZBO's aan te zetten het prestatieniveau te verbeteren. Gezien de positie van de SUWI-ZBO's; zelfstandige bestuursorganen zonder eigen vermogen opererend in het kader van een wettelijk monopolie, voorzie ik beperkingen in het verder toepassen van financiële prikkels met betrekking tot de uitvoeringskosten.

Toch is het zinvol om te verkennen of de bestaande prikkels voldoen aan de gestelde eisen. Dit zal aan de orde komen tijdens de SUWI-evaluatie die in 2006 is voorzien.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)