Den Haag, 23 september 2005
Vragen van de leden Tjon A Ten (PvdA) en Van der Laan (D66) aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking
over HIV/Aids bestedingen
(Deze vragen zijn naar aanleiding van de antwoorden van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op eerdere vragen van de leden Van der Laan (D66), Karimi (GroenLinks) en Samsom (PvdA) over dit onderwerp )
1. Kunt u aangeven op welke wijze de United Nations Population Fund (UNFPA) HIV/Aids bestrijding integreert in haar beleid voor Reproductieve en Seksuele Gezondheidszorg en Rechten? Welk oordeel heeft u hierover?
2. Is Nederland bereid om:
a. de internationaal leidende rol op het terrein van de Aids bestrijding van het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) te versterken door in het kader van replenishment andere landen te stimuleren genereuzer te zijn betreffende het GFATM?
b. tijdens de komende jaren te blijven bijdragen aan het GFATM, en eventueel een deel van het tekort van het GFATM van 2005 op zich zou nemen?
3. Bent u op de hoogte van het feit dat:
a. veel landen in Oost Europa en Azië negatief staan ten aanzien van harm reduction programma s?
b. belangrijke financiers, zoals de Verenigde Staten, geen harm reduction programma s willen ondersteunen?
c. het beleid en de armslag van het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) door bovenstaande bewegingen onder druk staat?
Ziet u een rol voor ons land weggelegd ter verbetering van deze situatie?
4. Blijft Nederland ook na 2007 financiële steun geven aan de harm reduction programma s, zoals die onder andere door de Asian Harm Reduction Network (AHRN) worden uitgevoerd? Zo nee, op welke wijze zal Nederland aan haar voortrekkersrol met betrekking tot harm reduction methodieken in het kader van de Aids bestrijding onder druggebruikers dan invulling geven?
Kamervragen met antwoord 2004 2005, nr. 2179, Tweede Kamer.
Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 4.
Het tekort bedraagt inmiddels U$ 367 miljoen dollar.
Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 6.
Naar aanleiding van uw antwoord op vraag 9.