Ministerie van Financiën

Departementale Takenanalyse - Eindrapportage

Augustus 2005

Departementale takenanalyse Ministerie van Financiën eindverslag
Den Haag, augustus 2005
2
Inhoudsopgave

1. Inleiding --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 3
2. Lopende ontwikkelingen ------------------------------------------------------------------------------------------------------- 4
3. Verruiming van het perspectief----------------------------------------------------------------------------------------------- 9 3.1. Algemeen --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 9 3.2 Internationale vergelijking ------------------------------------------------------------------------------------------------- 9 3.3 Synergie tussen de ministeries van Financiën, EZ en SZW----------------------------------------------------------- 10 3.4 Sturingsfilosofie van het subsidie-instrument -------------------------------------------------------------------------- 12 3.5 Beeldvormingsonderzoek ------------------------------------------------------------------------------------------------- 12 3.6 Verankering van het zelflerend vermogen ------------------------------------------------------------------------------ 13
4. Uitkomsten van de departementale takenanalyse----------------------------------------------------------------------- 15 4.1 Algemeen-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 15 4.2 Kerntaken van de Belastingdienst --------------------------------------------------------------------------------------- 15 4.3 Horizontaal toezicht door de Belastingdienst -------------------------------------------------------------------------- 17 4.4 Zelfevaluatie en externe visitatie van de Rijksbegroting-------------------------------------------------------------- 18 4.5 Toezicht op financiële markten------------------------------------------------------------------------------------------- 20 4.6 Doelmatig en modern activa/passivabeleid ---------------------------------------------------------------------------- 21 3

1. Inleiding
Het afgelopen jaar heeft Financiën gewerkt aan de departementale takenanalyse. Dat betekent dat in de breedte is nagegaan of "we de goede dingen doen" en "of we de dingen goed doen". Die analyse is met betrokkenheid van een groot aantal mensen, in de eigen organsatie en van buiten, uitgevoerd. En hoewel er van meet af aan focus is geweest op een paar grotere thema's die in hart liggen van de verantwoordelijkheden van Financiën, werd - mede door de feedback van anderen - enige malen het perspectief verruimd. Zo is de inrichting van het ministerie van Financiën in Nederland vergeleken met dat van hetzelfde ministerie in enkele andere landen. Ook is bezien of en waar er meer synergie te bereiken is tussen de departementen van Financiën, van EZ en van SZW. Daarenboven waren er de uitkomsten van een eerste, zogeheten beeldvormingsonderzoek onder onze stakeholders. Met EZ en SZW zijn ervaringen gewisseld over sturingsconcepten (governance, minder regeling, meer selectiviteit) en tenslotte is nagedacht over de mogelijkheden van een versterking van het zelflerend vermogen van Financiën.
Deze takenanalyse moet worden gelezen tegen de achtergrond van een fikse betrokkenheid van het ministerie van Financiën bij het algehele programma 'Andere Overheid'. Financiën is bij ongeveer 40 grotere en kleinere onderdelen van het programma Andere Overheid direct of indirect betrokken. Die ontwikkelingen worden voor de volledigheid, maar op hoofdlijnen, vermeld en waar nodig wordt geschetst hoe deze de rollen en taken van Financiën beïnvloeden. Het eindverslag is ten behoeve van de visitatiecommissie-Scheltema geschreven.1 Het geeft een beschrijving op hoofdlijnen. Gedetailleerde informatie over de aan de orde zijnde onderwerpen is in bijlagen opgenomen.
Het ministerie is de commissie-Scheltema zeer dankbaar voor de wijze waarop zij deze takenanalyse met kritisch vragen en doorvragen heeft begeleid. Dat is zeer stimulerend geweest.
1 De Commissie bestaat uit prof.mr. M. Scheltema (voorzitter), prof.dr. H. Maassen van den Brink, prof.dr. A. Bakker, drs. M. van Rijn, dr. A. Italianer en drs. S.M. Böger (secretaris). 4

2. Lopende ontwikkelingen
De ontwikkelingen die het ministerie van Financiën doormaakt, zijn breder dan de onderwerpen die een jaar geleden als specifieke onderwerpen van de takenanalyse aangemeld zijn. Ze hebben deels te maken met andere projecten in het kader van het project Andere Overheid en deels zijn ze het afgelopen jaar ook zelfstandig opgekomen.
In essentie beoogt het programma Andere Overheid een verbetering van dienstverlening door de overheid, een vermindering van regels en een andere sturing, alsmede een betere organisatie van de rijksdienst. Die drie hoofdlijnen zijn ook in de ontwikkelingen op Financiën zichtbaar. In de sfeer van de dienstverlening aan burgers ligt de focus van Financiën vooral bij de Belastingdienst. Aandacht voor de dienstverlening is natuurlijk niet nieuw. De Belastingdienst kan het al jaren 'niet veel leuker', maar 'wel gemakkelijker' maken. Niettemin liggen er nog grote uitdagingen voor de komende jaren die vooral met ict-toepassingen binnen handbereik komen. Daarbij gaat om vereenvoudiging van het verkeer van burgers en bedrijven met de Belastingdienst zelf, maar ook om verdergaande samenwerking en gegevensuitwisselingen met andere uitvoeringsinstellingen. Verbetering van dienstverlening
De Belastingdienst werkt actief aan de verdere ontwikkeling van een gebruikersvriendelijke 'elektronische overheid'. Zij doet dat in samenwerking met andere uitvoeringsinstellingen. Samenhang in het elektronisch verkeer met de overheid vergt een elektronische toegang tot die overheid, eenduidige authenticatie van de identiteit van personen en bedrijven, de ontwikkeling en het beheer van een uniek burgerservicenummer, vastlegging en beheer van unieke basisregisters (voor personen, bedrijven, gebouwen, goederen, voertuigen), een voldoende beveiliging van het elektronische verkeer en een vlekkeloze elektronische informatie-uitwisseling tussen instellingen. De Belastingdienst streeft naar de ontwikkeling van een 'persoonlijk domein' van belastingplichtigen op het internet, waar vooringevulde aangiftes worden aangeboden, waar alle - persoonlijk - relevante informatie wordt verstrekt of kan worden gehaald en uiteindelijk ook transacties kunnen worden afgehandeld. De Belastingdienst realiseert zich dat zij een grote speler is op het vlak van de publieke dienstverlening en een voorloper waar het gaat om benutting van de mogelijkheden van elektronische dienstverlening. Noblesse oblige. En dus werkt zij samen met de collega-instellingen, de SVB, het UWV, de IBG, de Rijksdienst voor het Wegverkeer, etc, om niet alleen te waarborgen dat de vereiste gegevensuitwisselingen feitelijk tot stand kunnen komen, maar ook uit het besef dat het perspectief van de burger - en niet dat van de afzonderlijke instellingen - in de bejegening van de burger centraal hoort te
5
staan. Voor de langere termijn oriënteert de Belastingdienst zich, met andere uitvoeringsinstellingen, op een benadering van de informatiebehoefte van burgers bij de 'events' die voor burgers van betekenis zijn (geboorte, overlijden, verhuizen, studeren, starten van een onderneming) en op dat moment eisen stellen aan (samenhang in) het verkeer tussen de overheid en de burger. Waar het gaat om minder regelgeving en andere sturing liggen er al evenzeer grote opgaven. Na het beleggen van de coördinerende verantwoordelijkheid voor de vermindering van administratieve lasten van bedrijven bij de minister van Financiën in 2003 heeft het ministerie op dat vlak een ware demarrage ingezet, zowel waar het gaat om het stimuleren van de rijksbrede aanpak (die inmiddels tot een concreet programma van 25% vermindering heeft geleid), als op het eigen terrein, dat buiten de fiscaliteit nog wel aandacht vroeg. Daartoe heeft het ministerie een tijdelijke, interdepartementale projectdirectie (IPAL) geformeerd en bemenst met detacheringen uit alle betrokken departementen. Dat is een onconventionele aanpak geweest die samenwerking van meet af voorop heeft gezet en heel goed werkt. Daarnaast wordt, onder het motto 'meer eenvoud, meer focus', concreet gewerkt aan een vermindering van financiële en comptabele regelgeving binnen de overheid zelf en aan navenante aanpassing van de Comptabiliteitswet en daaraan gehangen regelgeving. Binnen het eigen ministerie is een opschoning en vereenvoudiging van interne regelgeving gaande. Er heeft een interdepartementaal beleidsonderzoek plaatsgevonden naar de mogelijkheden van een vermindering van 'regeldruk en controlelast', waarover de minister inmiddels met de Tweede Kamer overeenstemming heeft bereikt. De toepassing van VBTB in de begrotingen en verantwoordingen van de departementen is geëvalueerd, vereenvoudigd en van meer zeggingskracht voorzien. Ook daarover is inmiddels met de Kamer overeenstemming. Tenslotte werkt Financiën mee aan een rijksbrede heroriëntatie ('kaderstelling') op toezicht (door BZK), op het karakter van regelgeving (olv Justitie), op te saneren specifieke uitkeringen aan lagere overheden, op de motieven voor oprichting en de governance-aspecten van inrichting van zbo's (een kabinetsstandpunt daarvoor is in de maak) en we helpen BZK bovendien met de ontwikkeling van het programma voor de vermindering van administratieve lasten voor burgers.
Minder regels, andere sturing
Het ministerie van Financiën wil een beweging helpen inzetten 'van regels naar verantwoordelijkheid' en 'van controle naar governance'. Dat betekent herijking van de comptabele regelgeving, vermindering van administratieve lasten en kosten van compliance, herijking van sturingsrelaties, bevordering van zelfregulering en herijking van de inrichting of omvang van toezicht en controle. Die opgave raakt de relaties van het ministerie met de andere ministeries in Den Haag en de relaties met burgers en bedrijven daarbuiten, fiscaal en niet-fiscaal.
Tenslotte herbergt het programma Andere Overheid ook het thema van de organisatie van de rijksdienst.
6
Minder verkokering, meer samenwerking en meer slagkracht zijn daar de trefwoorden. En ook op het vlak van de organisatie spelen er een groot aantal ontwikkelingen die Financiën mede betreffen of die hier geïnitieerd zijn. Een en ander betreft zowel een herijking van taken, als een oriëntatie op de vraag hoe Financiën in samenwerking met anderen tot meer effectiviteit en flexibiliteit in beleid en uitvoering kan komen.
Zo heeft Financiën zijn directie Financiën Publiekrechtelijke Lichamen (FiPuLi) vorige jaar opgeheven en de taken die niet rechtstreeks met de eigen verantwoordelijkheden van de minister van Financiën samenhangen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken overgedragen. De rol van de directie Coördinatie Auditbeleid Departementen (CAD, de vroegere Centrale Accountantsdienst) is geherdefinieerd: van toezichthouder naar expertise-centrum. Financiën 'experimenteert' met de inrichting van tijdelijke, interdepartementale projectdirecties (de directie Vastgoed en de directie IPAL) om gewenste ontwikkelingen op de rol en rijksbreed verankerd te krijgen. Het heeft een Kenniscentrum PPS ingericht, met diezelfde functie. De dienst Domeinen werkt nauw samen met de andere vastgoeddiensten van het rijk en onderzocht wordt of Domeinen-Onroerend Goed kan fuseren met de Dienst Landelijk Gebied van LNV, dat inmiddels niet alleen uitvoeringsinstelling van het Rijk, maar ook voor de provincies is. Voorstellen voor een fusie liggen bijna klaar. Op het vlak van de roerende goederen wordt met het Openbaar Ministerie, de politie en het ministerie van Justitie gewerkt aan de bundeling van het beheer en de verkoop van inbeslag genomen goederen in één Landelijk Beslaghuis. Gemikt wordt op 2006. Met VROM, LNV, V&W en Defensie is een voornemen geformuleerd om te komen tot een Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf voor grond en vastgoed, mogelijk onder beheer van VROM, maar als interdepartementale projectdirectie ten behoeve van de verschillende opdrachtgevende departementen en met een stevige inbreng van financiële expertise van Financiën. Het Ontwikkelingsbedrijf krijgt de opdracht voor het rijk gebundeld op te treden in gebiedsontwikkelingen waar rijksbelangen in het geding zijn, met een modern en doelmatig vermogensbeheer, met heldere rendementseisen en daarbij behorende mogelijkheden van risiconeming. De bij Financiën ondergebrachte projectdirectie Vastgoed (de voorloper van meer gezamenlijk optreden van de grond- en vastgoeddiensten) zal dan worden opgeheven. De nieuw in te richten organisatie zal vorm krijgen door detacheringen van deskundigen uit de betrokken beheersdiensten van de verschillende departementen voor het vastgoed (Financiën, waaronder het Kenniscentrum PPS, Domeinen, LNV, Rijkswaterstaat, RGD en Defensie). Het ministerie heeft ter ondersteuning van rijksbrede initiatieven inmiddels de nodige medewerkers gedetacheerd bij de projectdirectie Andere Overheid (bij BZK), bij het Innovatie-platform, bij P-Direct (de samenwerkende personeelsadministraties) en het heeft natuurlijk mensen geleverd voor het 'eigen' IPAL. Het levert vanouds menskracht voor de interdepartementale beleidsonderzoeken, voor evaluaties van beleid (bijvoorbeeld met betrekking tot de belastinguitgaven op de diverse beleidsterreinen), voor gezamenlijke analyses of voor audits. Het heeft een interdepartementale EDP-Auditpool in beheer en het verzorgt de Rijksacademie voor Financiën en Economie, waar voor alle departementen opleidingen worden verzorgd.

7
Financiën werkt actief mee aan een gezamenlijker inrichting van de 'backoffices' van de rijksoverheid, waar het gaat om de beheersondersteunende functies. Met alle andere departementen wordt gewerkt aan de inrichting van een en gezamenlijke uitvoering van de personeelsfunctie, waaronder de salarisbetalingen, maar ook de (ook elektronische) ondersteuning van het management, in een onder beheer van BZK op te richten 'shared service centrum' (P-Direkt). Met de andere ministeries wordt uitvoering gegeven aan de bundeling van inkoopfuncties bij 'lead-buyers' (zo zal de Belastingdienst de contracten voor de post ook voor de anderen regelen). Op ict-vlak wordt gebouwd aan een 'Haagse ring' voor snelle breedband internetverbindingen tussen de departementen, wordt gewerkt aan standaardisering van desk-tops en programmatuur, en wordt gezamenlijk opgetrokken waar het gaat om de verdere ontwikkeling van voorlichting en communicatie met burgers, mede via het internet en portals. Een betere organisatie van de rijksdienst
Het ministerie ondersteunt de initiatieven die beogen een grotere doelmatigheid en meer effectiviteit te brengen in beleid en uitvoering dat meerdere ministeries en uitvoeringsinstellingen aangaat. Financiën 'experimenteert' met vormen van coördinatie die 'luchtig' zijn en slagkracht en flexibiliteit opleveren. Het stelt expertise aan anderen beschikbaar waar dat kan helpen ontwikkelingen in beweging te zetten, of meer effectiviteit te geven en schroomt ook niet de inrichting van de eigen organisatie kritisch te herijken als dat in het licht van samenwerking nodig of nuttig is. Financiën doet geen taken in de aanbieding die core-business zijn van het ministerie.
De (her)inrichting van de rijksdienst is een door het Kabinet apart vorm te geven onderdeel van het programma Andere Overheid. De (hoofd)inrichting van de rijksdienst is hier een gegeven. Waar het gaat om de raakvlakken met de ministeries van EZ en SZW is gekeken naar verdere mogelijkheden van synergie2. Veel van de hier weergegeven activiteiten en ontwikkelingen geven uitdrukking aan de mogelijkheden van meer focus in beleidsontwikkeling, van meer samenhang in uitvoering en beheer en van meer flexibiliteit en effectiviteit in de uitvoering van voornemens, die binnen het kader van de bestaande verdeling van (politieke) verantwoordelijkheden, zonder veel fuzz, al mogelijk is. Het ministerie heeft er, gezien de ontwikkelingen die op heel veel onderdelen al gaande zijn, voor gekozen de takenanalyse bij uitstek te richten op thema's die in het hart liggen van zijn eigen verantwoordelijkheden. De takenanalyse richt zich op de volgende onderwerpen:
* kerntaken van de Belastingdienst
2 Een uitgebreid essay over 'synergie in het sociaal-economisch beleidsdomein' kunt u vinden op : http://www.minfin.nl/synergie
8

* horizontaal toezicht door de Belastingdienst
* zelfevaluatie en externe visitatie van het DG Rijksbegroting
* het toezicht op de financiële markten

* doelmatig en modern activa/passivabeleid
Daarnaast is met EZ en SZW gezamenlijker gekeken naar met hen verbindende thema's en is mede op suggestie van de Commissie-Scheltema hier en daar een wat ruimer perspectief getrokken. Het volgende hoofdstuk geeft een weergave, op hoofdpunten, van die bredere kijk. In de dan volgende hoofdstukken vatten we de takenanalyse met betrekking tot de vijf hoofdthema's samen.
9

3. Verruiming van het perspectief
3.1. Algemeen
Financiën heeft zich bij haar takenanalyse laten uitdagen door enkele malen een ander, aanvullend perspectief op haar takenpakket te kiezen. Het zijn uitdrukkelijke suggesties van de commissie-Scheltema geweest die we graag overgenomen hebben.
3.2 Internationale vergelijking
In het kader van de takenanalyse is een internationale vergelijking gemaakt met vier andere ministeries van Financiën. In dit onderzoek is samengewerkt met de OESO (waar een nagenoeg parallel lopend onderzoek wordt gedaan naar de organisatie van ministeries van Financiën). De OESO creëert met behulp van informatie van de websites van verschillende ministeries een overzicht van de taken die worden uitgevoerd. De OESO heeft daarnaast cijfermatige informatie opgeleverd. Er is geen kant-en-klare indeling van de verschillende ministeries van Financiën naar stelsels of modellen. Dergelijke modellen of typeringen zijn wel geformuleerd voor het functioneren van de overheid en voor de politiek-ambtelijke verhoudingen in het algemeen, maar niet voor de ministeries van Financiën in het bijzonder. Om deze reden hebben wij besloten zelf een indeling te maken, aan de hand van twee criteria in het vlak van organisatie en de omvang van taken. Om iets over organisatie te zeggen, is ervoor gekozen om de mate van (de)concentratie van taken als criterium te gebruiken. Met concentratie van taken bedoelen wij in hoeverre op afstand gestelde lichamen als agentschappen en ZBO's autonomie hebben bij het uitvoeren van hun taken. Het tweede criterium is het aantal taken dat een ministerie heeft en de daaruit voortkomende breedte van het werkterrein van het ministerie. Daarnaast hebben we gekozen voor een beschrijving van de situatie in landen met een enigszins vergelijkbaar politiek-ambtelijk stelsel. De volgende vier landen zijn geselecteerd voor verder vergelijkend onderzoek:
- Zweden (veel autonomie voor uitvoerende diensten, smal takenpakket voor het nationale ministerie van Financiën)

- Verenigd Koninkrijk (veel autonomie voor uitvoerende diensten, breed takenpakket voor het nationale ministerie van Financiën)

- Duitsland (weinig autonomie voor uitvoerende diensten, smal takenpakket voor het nationale ministerie van Financiën)

- Frankrijk (weinig autonomie voor uitvoerende diensten, breed takenpakket voor het nationale ministerie van Financiën)
De hoofdvraag die in het onderzoek aan de orde is gekomen, is wat het Nederlandse ministerie van Financiën kan leren van de vormgeving van taken en organisatie van de zusterministeries in andere landen.
Internationale vergelijking
De eindrapportage van de internationale vergelijking laat zien dat de onderzochte ministeries van Financiën in de onderzochte landen niet zeer vergelijkbaar zijn.. Maar dat wil niet zeggen dat ze 'beter' of
10
'slechter' zijn. De historische en culturele context zijn van belang om de verschillen te begrijpen. De vergelijking heeft een aantal interessante 'eye-openers' opgeleverd. Zo is het begrotingsproces in Zweden volledig geautomatiseerd, wat veel efficiency-winst oplevert en de zorgvuldigheid ten goede komt. Bij de Treasury in het VK schuiven ééns in de zes weken enkele 'non executive members' aan bij de Bestuursraad: deze members geven als buitenstaanders hun visie op het beleid van het ministerie. Meer van dergelijke 'eye-openers' zijn terug te vinden in de separate rapportage van de internationale vergelijking.
De volledige tekst van de internationale vergelijking is terug te vinden op http://www.minfin.nl/internationaal
3.3 Synergie tussen de ministeries van Financiën, EZ en SZW De commissie-Scheltema heeft in haar eerste advies in 2004 geattendeerd op de mogelijkheden van synergie en samenwerking tussen de drie economische departementen. De commissie verzocht de departementen aan te geven op welke terreinen efficiencywinsten te behalen zijn door slimmer samen te werken of door overlap te elimineren. Ook vroeg de commissie na te denken over een andere, moderne verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en samenleving. Die tegenstelling - tussen overheid en markt - lijkt vaak nogal digitaal te worden opgevat. In december 2004 vond in dat kader al een gezamenlijke bijeenkomst plaats over de sturingsvraagstukken die zowel Financiën, EZ en SZW bezighouden. In die bijeenkomst ging het erom van elkaars voorbeelden te leren. Financiën bracht de Code Tabaksblat in, als voorbeeld van gestimuleerde zelfregulering in een wettelijk kader, SZW de casus van de Arbeidsinspectie en de eigen verantwoordelijkheden van het bedrijfsleven en EZ de ontwikkelingen in de energiesector en de op dat vlak nieuw ontstane verhoudingen tussen overheid en markt. Uit die verschillende cases blijkt dat minder en minder sprake is van 'digitale' beleidsontwikkeling, van de overheid aan de ene kant tegenover de subjecten van regelgeving aan de andere. De drie ministeries zijn zich er van bewust dat verantwoordelijkheden daar moeten worden gelaten waar ze ten principale thuishoren. Waar 'externalities' in het geding zijn kan met zelfregulering vorm worden gegeven aan maatschappelijke belangen, zonder eenzijdige interventie van de overheid, maar ook zonder dat met 'gepolder' verantwoordelijkheden zoek raken. Het gesprek over sturings- en ordeningsvragen in het economisch domein verdient in de toekomst voortzetting. De samenwerking met EZ en SZW gebeurt in de praktijk op vele manieren. Er is veel en van tijd tot tijd intensief formeel en informeel contact. Over en weer vinden de nodige detacheringen plaats. Er zijn samenwerkingsverbanden en gedeelde projectgroepen, bijvoorbeeld op het terrein van administratieve lasten. De drie ministeries zien in het Centraal Planbureau elk een natuurlijke, gezaghebbende en zeer gewaardeerde adviseur. In de Centraal Economische Commissie en in de Studiegroep Begrotingsruimte wordt zonder wrijving samengewerkt. De tijd dat dat anders was, ligt al wel een heel eind achter ons. Aan
11
de buitenkant lijken de ministeries misschien inflexibele organisaties waarin weinig beweging is te krijgen, achter de gevels is het anders. De samenwerking tussen ministeries is waar nodig hecht en er is, als het er op aan komt, voldoende 'elastiek' in de relaties. Men vindt elkaar - in deze driehoek - van nature gemakkelijk.
Wat betreft de mogelijkheden van synergie en samenwerking valt op te merken dat Financiën ook met andere departementen dan EZ en SZW in allerlei verbanden opereert. Eén raakvlak, ook in het financieeleconomische vlak, is er bijvoorbeeld tussen Financiën en AZ. Andere raakvlakken, met meerdere departementen, zijn er bij de inbreng van Nederlandse belangen in Brussel. Aan belang wint ook het raakvlak met BZK op het terrein van de bedrijfsvoering, waarin Financiën de financiële en BZK de personele functie inbrengt. Met een ministerie als dat van VWS is er over en weer regelmatig verkeer, bij voorbeeld op het terrein van de (stelselherzieningen in de) zorg. Een ander goed voorbeeld van de synergie met andere departementen, is de wijze waarop er wordt samengewerkt om de 'electronische overheid' te realiseren en één overheidsloket op internet mogelijk te maken. Verschillende ministeries en uitvoeringsorganisaties werken gezamenlijk aan het tot stand brengen hiervan, waarbij ieders verantwoordelijkheid goed tot zijn recht komt. Dit is voorlopig overigens een 'back office onderwerp': eerst dienen regelgeving geharmoniseerd (bv één loonbegrip), ict-systemen op elkaar afgestemd en organisaties aangepast te worden, voordat de burger het voordeel van deze samenwerking gaat merken.
Maar binnen het geheel van interdepartementale relaties is die van Financiën met EZ en SZW zeker van bijzonder belang, omdat kijkend naar de kernfuncties van de drie departementen, de overeenkomsten daarin opvallen.
In de missies van deze departementen staan steeds de bevordering van de welvaart, door groei en hiermee samenhangende werkgelegenheid, centraal. Financiën 'bewaakt de schatkist en werkt aan een financieel gezond en welvarend Nederland'. EZ 'bevordert duurzame economische groei in Nederland'. En SZW 'stimuleert werkgelegenheid, moderne arbeidsrelaties en een activerende sociale zekerheid'. Die overeenkomsten in taakopvattingen van de ministeries maken dat die departementen elkaar ook als vanzelfsprekend (zullen moeten) opzoeken. Maar tegelijk zijn er onderscheiden (en hier en daar zeer van elkaar verschillende) beleidsvelden die de verantwoordelijkheid zijn van verschillende ministers en zijn er bovendien 'invalshoeken' die verschillend zijn. Vanuit SZW zal er altijd de invalshoek zijn van participatie en een minimum aan zekerheid, hoe activerend ook. Vanuit EZ zal voor duurzaamheid, marktordening en economische structuur altijd aandacht gevraagd worden. En bij Financiën zal de schatkist altijd meetellen en het vertrouwen van financiële markten groot geschreven worden. Het economisch debat is ook een debat dat niet zonder die invalshoeken kan. Niet redenerend vanuit vaste en rivaliserende 'kokers' van beleid, maar ten behoeve van één kabinetsbeleid dat invalshoeken in een samenhangende visie wil verenigen.

12
In een gezamenlijk essay is ingegaan op de mogelijkheden van synergie tussen de drie departementen.
1°. Ten aanzien van de kernfuncties van de drie departementen, 2°. ten aanzien van de raakvlakken tussen feitelijke taken van de drie departementen en 3°. ten aanzien van (opnieuw) de sturingsvraagstukken die alledrie bezighouden of moeten houden. Synergie en samenwerking
De ministeries van Financiën, EZ en SZW komen elkaar dagelijks tegen. De missies van deze departementen zijn onderscheiden, maar liggen ook in elkaars verlengde. Dat noodzaakt tot samenwerking en dat gebeurt intensief. Waar het gaat om de ontwikkeling van strategische thema's, om de effectiviteit van het (strategisch) optreden in de EU, om uitwisseling van 'best practices' van samenwerking en om synergie in de uitvoering van regelingen kunnen nog slagen worden gemaakt. Het volledige essay over synergie is terug te vinden op http://www.minfin.nl/synergie 3.4 Sturingsfilosofie van het subsidie-instrument
Financiën, EZ en SZW hebben zich gezamenlijk gebogen over de rol van geld als beleidsinstrument (inclusief subsidies en belastingen) en hierover gediscussieerd met de visitatiecommissie. De analyse richtte zich op de motieven en aandachtspunten voor overheidsoptreden, en ging daarbij nader in op de mogelijkheden van subsidies als instrument om beleidsdoelstellingen te ondersteunen. 3.5 Beeldvormingsonderzoek
Financiën heeft voor het eerst een beeldvormingsonderzoek onder haar stakeholders gehouden. Het onderzoek maakt duidelijk dat de stakeholders van het kerndepartement over het algemeen positief zijn over de inhoudelijke kwaliteit van het geleverde werk van Financiën. Wel is er twijfel over de 'maatschappelijke antenne' van de medewerkers van Financiën: hebben we wel altijd in de gaten wat er leeft in de samenleving en welk effect de regels van Financiën in de praktijk hebben? Beelden
Het ministerie van Financiën bevraagt haar stakeholders. Dat levert waardevolle beelden op over de sterke en zwakke punten van het ministerie. Sterke punten zijn professionaliteit en deskundigheid. Zwakke punten in de percepties van onze stakeholders zijn het ontbreken van een voldoende maatschappelijke antenne, gelijkhebberigheid en het veroorzaken van bureaucratie. Financiën - zegt men - is goed geïnformeerd, kritisch en goed ingevoerd in het politieke proces; het is een competent en professioneel apparaat dat gemakkelijk te benaderen is. Maar de stakeholders noemen ook
13
aanmerkelijke verbeterpunten. Zij zien ook formele en rigide opstellingen en houdingen die lijken te impliceren dat Financiën het altijd beter weet. Het meer ontwikkelen van de maatschappelijke antenne, een vermindering van de bureaucratie die we anderen aandoen en de bevordering van meer begip voor de vraagstukken waarmee anderen te worstelen hebben, kan ons functioneren dus zeker verbeteren. De professionaliteit en de effectieve benutting van kennis en ervaring moeten we vasthouden. Het ministerie geeft er in zijn opleidingen aandacht aan en de leiding wil een open attitude van de medewerkers en het ontstaan van meer 'antenne' in de organisatie stimuleren. De volledige tekst van het beeldvormingsonderzoek is terug te vinden op http://www.minfin.nl/beeldvormingsonderzoek
3.6 Verankering van het zelflerend vermogen
Als laatste zijn we meer gaan nadenken over het zelflerend vermogen van het ministerie. In dat kader heeft de takenanalyse geholpen. Het bijzondere van de takenanalyse zit niet zo zeer, of niet alleen, in de inhoudelijke uitkomsten van de studies en in de inhoud van de discussies over de onderwerpen, alswel in de wijze waarop de discussies rond de onderwerpen zijn georganiseerd. De discussies zijn in een breder verband dan gebruikelijk gevoerd, er heeft meer afstemming tussen de afzonderlijke directoraten-generaal plaatsgevonden en de 'buitenwereld' is nadrukkelijker betrokken bij die discussies. Het verankeren van dit proces is gericht op het verbeteren van de maatschappelijke antenne van het ministerie van Financiën, op de bevordering van het 'omgevingsbewustzijn' en dan met name het kerndepartement. In onderdelen van de organisatie van Financiën gebeurt dat al; dat verdient navolging. We pogen dit op een natuurlijke wijze verder in de organisatie te ontwikkelen. Daartoe kunnen verschillende instrumenten worden ingezet. Beleidsvoorstellen kunnen, bijvoorbeeld, worden afgestemd met het betrokken maatschappelijke groeperingen door middel van 'consumentenpanels' van burgers. We zouden vaker 'klanttevredenheidsonderzoeken' en beeldvormingsonderzoeken onder stakeholders uit kunnen voeren. Ieder directoraat-generaal zou zichzelf aan een kritische zelfvisitatie kunnen onderwerpen. Medewerkers van Financiën kunnen we bewuster maken van maatschappelijke ontwikkelingen door werkbezoeken en 'stages' bij maatschappelijke instellingen en bedrijven te stimuleren. Er zou meer kennis- en ervaringsuitwisseling kunnen plaatsvinden tussen de verschillende organisatie-onderdelen over hoe je vorm geeft aan het contact met stakeholders (burgers, bedrijven, collega instellingen). Een belangrijke competentie voor medewerkers is 'omgevingsbewustzijn'. In functionerings- en beoordelingsgesprekken kan deze competentie nadrukkelijker naar voren worden gebracht. Tot slot steekt Financiën haar licht op bij andere ministeries en kijkt wat toepasbaar is voor het eigen ministerie.
Leren
Lerend vermogen is een organisatiekenmerk dat niet in regelingen of beschikkingen kan worden
14
vastgelegd. Vakinhoudelijk ontbreekt het op Financiën niet aan kennis of kennisontwikkeling. Het lerend vermogen mag worden versterkt waar het gaat om omgevingsbewustzijn en de ontwikkeling van zelfkritisch vermogen.
Waar het gaat om het naar binnen halen van inhoudelijke kennis, denken we voldoende vormen te hebben gevonden. We organiseren met regelmaat thematische ministerstaven, soms met externe deskundigen, soms met de ministerstaf van een ander departement. We organiseren zogeheten lunchlezingen, voor medewerkers, waar deskundigen van buiten hun onderzoeken of visies toelichten. Via het intranet wordt relevante kennis toegankelijk gemaakt. We zijn zeer selectief in het uitzetten van onderzoek, maar benutten de al aanwezige kennis van deskundige organisaties, als het Planbureau, de OECD of wetenschappelijke instellingen des te beter. We communiceren met stakeholders op specifieke beleidsterreinen via het internet en vragen dikwijls zeer vroegtijdig suggesties van het veld. We hebben geen regulier adviesorgaan op ons beleidsterrein, maar missen dat ook niet.
15

4. Uitkomsten van de departementale takenanalyse 4.1 Algemeen
De onderwerpen die in de departementale takenanalyse meelopen, dekken een fors deel van het takenpakket van Financiën. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de meeste hoofddoelstellingen van beleid zoals verwoord in de zogeheten VBTB-doelstellingen. Waar onderwerpen niet meeliepen, hadden deze een plaats in andere PAO-projecten. Of ze waren door politieke afwegingen al voorwerp geworden van de lopende business. Dit geldt bijvoorbeeld voor de betrokkenheid van Financiën bij de Staatsloterij (die is onlangs verzakelijkt), maar het geldt a fortiori voor onderwerpen die inhoudelijk een vooral politieke afweging vragen (maar niettemin van betekenis zijn voor de taken van de organisatie). De departementale takenanalyse is geen in zichzelf gesloten proces geweest. Zo is over enkele onderwerpen van de departementale takenanalyse (horizontaal toezicht door de Belastingdienst) al gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Of er is al aangekondigd dat dit zal gebeuren (activa- en passivabeleid). In veel gevallen is al uitgebreid met de eigen medewerkers danwel met de stakeholders gesproken. Dit is bij de zelfevaluatie van de Rijksbegroting en met betrekking tot de inrichting van het toezicht op de financiële markten het geval. De top van de Belastingdienst heeft op haar beurt gedurende het hele jaar via de Groepsraad en op Managementdagen de dienst op de hoogte gehouden en erbij betrokken.
Voor de adviezen van de commissie-Scheltema 'tijdens de rit' kan Financiën alleen maar dankbaar zijn. De commissie vormde een nuttige spiegel, die tot nadenken stemde. De interactie met de commissie is uiterst plezierig verlopen.
De uitkomsten van de departementale takenanalyse worden hier geparafraseerd. Meer informatie vindt u in de bijlagen.
De onderwerpen van de departementale takenanalyse waren
* kerntaken van de Belastingdienst;

* horizontaal toezicht door de Belastingdienst;
* zelfevaluatie en exterme visitatie van het DG Rijksbegroting;
* het toezicht op de financiële markten;

* doelmatig en modern activa/passivabeleid.
4.2 Kerntaken van de Belastingdienst
De Belastingdienst is meer en meer partner van andere ministeries en uitvoeringsorganisaties dan die van Financiën alleen. Partner waar het gaat om de ontwikkeling van ict, partner in de sfeer van de ontwikkeling van kwaliteitsstandaarden en soms partner als het gaat om de (mede)uitvoering van regelingen in het publieke domein. De Belastingdienst wil daaraan actief inhoud geven, maar vanuit het besef dat het eigen primaire proces niet in het gedrang mag komen. Dat primaire proces is: de heffing en inning van belastingen, de bescherming van de samenleving tegen de invoer van ongewenste goederen
16
(één van de taken van de Douane) en de opsporing van fiscale delicten (door FIOD/ECD). Met een toenemende roep om samenwerking met (of onderbrenging van taken bij) de Belastingdienst, vreest de Belastingdienst 'van alles' of erger: van 'van alles en nog wat' te worden. De Belastingdienst is gespecialiseerd in massale processen, maar weet die op maat naar burgers te brengen. Dat maakt haar onmiskenbaar een aantrekkelijke partij voor anderen die zoeken naar mogelijkheden om omvangrijke uitvoeringsprocessen doelmatig uit te voeren (zoals de uitvoering van diverse toeslagen). Naarmate die processen binnen de Belastingdienst echter diverser worden, ontstaan in de dienstverlening aan burgers meer en meer complexiteiten die hoge eisen stellen aan het management van de dienstverlening. Massaliteit en diversiteit laten zich niet gemakkelijk combineren. De dienstverlening, en de doelmatigheid daarvan, kan onder een teveel aan verschillende taken lijden en de Belastingdienst brengt het imago van een betrouwbare overheidsinstelling niet graag in het geding. De Belastingdienst toetst de vraag of zinvol en doelmatig voor anderen kan worden gewerkt aan de omvang van die werkzaamheden én aan de vraag of niet sprake is van (voor haar) wezensvreemde activiteiten. Kerntaken en samenwerking in de Belastingdienst
De Belastingdienst werkt samen met anderen, waar dat in het belang is van doelmatigheid en dienstverlening in het publieke domein. Gerichte samenwerking en gegevensuitwisseling zijn de belangrijkste ingrediënten voor efficiënte, samenhangende dienstverlening in massale uitvoeringsprocessen. Belangrijker en praktischer dan het ontstaan van grote, heterogene en met veel bevoegdheden uitgeruste overheidsorganisaties. De Belastingdienst moet selectief zijn. De Belastingdienst bepleit haar taken als belastingadministratie in beginsel beperkt te houden tot die van de rijksbelastingen en de inning van de (nationale) sociale verzekeringspremies. Waar het gaat om de grensbewaking houdt zij de Douane liefst 'van de goederen' en handhaaft zij haar overigens goede samenwerking met de marechaussee (die 'van mensen' is). De douane bepleit in het denken over de bescherming en veiligheid van de samenleving onderscheid te maken tussen 'security' (mensen) en 'safety' (goederen) en overigens samenwerking in de desbetreffende ketens te bevorderen. Ook de FIOD/ECD wil zich blijven richten op haar core-business. Met andere bijzondere opsporingsdiensten werkt zij naar tevredenheid samen. Dan is er bovendien de nieuwe dienst Toeslagen van de Belastingdienst, waar de nieuwe taken met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, de zorgtoeslag en de huurtoeslag zijn of worden ondergebracht. De Belastingdienst bepleit in het denken over de uitvoering van dit type uitgaven een onderscheid te (blijven) maken tussen 'toeslagen' en 'uitkeringen', waarbij de eerste categorie een logische band heeft met de administratie van de Belastingdienst in de vorm van het inkomensbegrip. Andere uitkeringen zijn al gauw wezensvreemd aan het primaire proces van de Belastingdienst.

17
De notitie over de kerntaken van de Belastingdienst is terug te vinden op http://www.minfin.nl/kerntaken BD
4.3 Horizontaal toezicht door de Belastingdienst
Horizontaal toezicht is gebaseerd op vertrouwen en daarmee geschikt voor burgers die correct handelen. Horizontaal toezicht speelt op termijn capaciteit vrij bij de Belastingdienst, die bij uitstek kan worden benut voor het toezicht op diegenen die het kennelijk minder nauw nemen, en het kan ook capaciteit vrijspelen bij de andere handhavers en toezichthouders. Want ook horizontaal toezicht zal om samenwerking tussen de verschillende diensten vragen: we vertrouwen iemand helemaal en allemaal óf niet (genoeg). De Belastingdienst zal verschillende vormen van horizontaal toezicht gaan ontwikkelen. De Tweede Kamer is in een brief van 8 april 2005 uitgebreid geïnformeerd over de verschillende suggesties die de komende tijd verder ontwikkeld gaan worden (in bijlage opgenomen). De voornemens zijn geclusterd en geordend naar de doelgroepen die de Belastingdienst in haar aanpak hanteert: zeer grote ondernemingen, midden- en kleinbedrijf, particulieren en Douane. Daarnaast nemen intermediairs een belangrijke plaats in.
Er liggen veel kansen op horizontaal toezicht in de sfeer van de convenanten met de (zeer) grote ondernemingen. Dit is een nieuwe 'tak van sport' in de handhaving. De Belastingdienst wil meer gaan steunen op handhaving die bedrijven en organisaties zelf ter hand nemen. Dat past in de overtuiging dat de meeste burgers, bedrijven en instellingen maatschappelijke verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen. Steekproefsgewijs toezicht op de naleving van zulke convenanten is het werk van hoogwaardige specialisten.
Ook in het contact met de ondernemers van het midden- en kleinbedrijf liggen er kansen voor horizontaal toezicht. Dit houdt in afspraken met brancheorganisaties en aansluiten bij convenanten en certificeringen die op andere terreinen worden afgesloten. Uiteraard vindt dit toezicht gecontroleerd plaats, samen met of zelfs geheel door andere toezichthouders.
Tegenover burgers wijzigen de toezichthoudende taken van de Belastingdienst niet, ook niet nu de Belastingdienst toeslagen gaat verstrekken. De Belastingdienst stelt - met behulp van ict - de vooringevulde belastingaangifte in het vooruitzicht, dat in een 'persoonlijk domein' op het internet zal worden aangeboden. Ook de Douane zal meer en meer horizontaal toezicht (kunnen) uitvoeren. Want ook in de invulling van veiligheidseisen liggen mogelijkheden om het bedrijfsleven zelf meer verantwoordelijkheid te vragen voor een veiliger samenleving. Hetzelfde geldt voor de intermediairs. Voor wat betreft de producten en diensten van intermediairs die actief zijn in sectoren met een zekere organisatiegraad, kan mogelijk aansluiting worden gezocht bij zelfcontrole-mechanismen in de sector zoals keurmerken, peerreviews of certificeringen.
Horizontaal toezicht

18
De Belastingdienst gaat werk maken van horizontaal toezicht. Dat stelt eigen verantwoordelijkheid en vertrouwen voorop. Maar het is geen naïef toezicht. Waar horizontalisering van toezicht capaciteit vrijspeelt, wordt die ingezet voor (verticaal) toezicht op degenen die het kennelijk minder nauw nemen. Het beleid van de belastingdienst ten aanzien van horizontaal toezicht is verwoord in een brief aan de Tweede Kamer3 en is te vinden op http://www.minfin.nl/horizontaal toezicht BD 4.4 Zelfevaluatie en externe visitatie van de Rijksbegroting Het functioneren van het Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting (verder DGRB) is onder de loep genomen via een zelfevaluatie en een externe visitatie. Eerst heeft in het najaar van 2004 een werkgroep van DGRB-medewerkers een sterkte-zwakte analyse gemaakt op basis van ruim twintig interviews onder het eigen personeel.
Daarna heeft een externe visitatiecommissie, met prof dr F. Leijnse als voorzitter, begin 2005 op basis van die informatie en interviews met externe en interne betrokkenen bij het DGRB conclusies getrokken over het functioneren van het directoraat-generaal.
En, niet onbelangrijk, Leijnse c.s. hebben een negental aanbevelingen gedaan. Het algemene oordeel van Leijnse c.s. over DGRB is ronduit positief ("een dikke acht"). Tegelijkertijd worden er aandachtspunten meegegeven om dit niveau te kunnen handhaven. Deze aanbevelingen liggen niet op het vlak van de missie en de doelstellingen van het DGRB, noch op het vlak van overlap in werkzaamheden tussen het DGRB en andere ministeries. Geoordeeld wordt dat het DGRB de goede dingen doet. De aanbevelingen hebben vooral te maken met de beleidsprocessen, d.w.z. met de effectuering van de brede taakopvatting op de werkvloer. Daarnaast zijn er aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op de bedrijfsvoering, op het HRM-beleid en op de interne kwaliteitszorg.
De aanbevelingen zijn, kort samengevat:

* de aanpak en werkwijze van het DGRB sterker te differentiëren: niet alles moet even breed en diepgaand of gedetailleerd. Dit geldt zowel in het verkeer met vakdepartementen (aanbeveling 1) als voor de taakuitoefening van de directie CAD (aanbeveling 5).
* majeure projecten beter voor te bereiden, met meer aandacht voor de gevolgen op de werkvloer en voor de regeldruk (aanbeveling 6).

* te investeren in een grotere diversiteit aan competenties van de medewerkers voor een goede invulling van de brede taakopvatting (aanbevelingen 2 en 8) en in een kwaliteitsverbetering van de FEZ-directies op de vakdepartementen (aanbevelingen 3 en 4).
* diverse vormen van feed back te organiseren. Zo pleit de visitatiecommissie voor periodiek 3 Dd 8 april 2005, kenmerk DGB 2005-01109

19
strategisch overleg tussen het DGRB en de FEZ-directies op de vakdepartementen (aanbeveling 4), voor meer DGRB-brede feed-back (om sterke en zwakke punten in de werkprocessen vast te stellen en inhoudelijke samenwerking te bevorderen) (aanbeveling 7) en voor het organiseren van interne en interdepartementale gremia voor de bespreking van brede strategische vraagstukken (aanbeveling 9). De follow-up van de externe visitatie en zelfevaluatie van het DGRB krijgt vorm in samenspraak met de medewerkers. Eind maart 2005 zijn de resultaten gepresenteerd aan het DGRB en in april 2005 zijn de eerste aanzetten gegeven tot concrete acties. Het DGRB gebruikt de aanbevelingen van de externe visitatiecommissie als startpunt voor het verbeteren van de kwaliteit van het DGRB. De leiding van het DGRB herkent en ondersteunt de accenten, aandachtspunten en actiepunten die door medewerkers naar voren zijn gebracht op basis van de externe visitatie en de zelfevaluatie. Deze punten worden de komende maanden verder aangevuld en uitgewerkt. We vatten de huidige stand van de follow-up hieronder kort samen, geordend naar drie kernthema's:
* HRM-beleid: Er is meer aandacht nodig voor de persoonlijke ontwikkeling en loopbaanbeleid. De stressbeleving kan verminderen door "leidinggeven als coach" te versterken, met name door het explicieter uitspreken van wederzijdse verwachtingen en doordat DGRB-ers (leidinggevenden voorop) zich kwetsbaarder durven op te stellen. Bovendien kan de brede taakopdracht beter worden verankerd in de organisatie, door de duidelijkheid voor medewerkers over de praktische toepassing ervan te vergroten, en door de link met de vereiste competenties (zowel analytisch als gericht op luisteren en samenwerken) verder uit te werken;

* Relatie met FEZ: Het directoraat-generaal van de Rijksbegroting is voor het uitvoeren van haar taken afhankelijk van een goed functionerende decentrale financiële functie. Het DGRB kan de kwaliteit van de directies FEZ beter ondersteunen door met FEZ te discussiëren over een brede taakopvatting van FEZ, door goede informatieoverdracht vanuit Financiën richting FEZ, door regelmatige informele feed back-momenten en door het benutten van de Rijksacademie;
* Kwaliteitsborging: De interactie tussen de directies kan worden vergroot door het benoemen van directie-overstijgende thema's en het direct onder de DG plaatsen van directie-overstijgende projecten. Een gemeenschappelijke visie op deze thema's is nodig, gevoed door de werkvloer en verspreid over de werkvloer. Op deze wijze kan een gezamenlijke DGRB-visie naar buiten worden uitgedragen. Werkprocessen dienen te worden geëvalueerd en de resultaten daarvan dienen beter te worden benut. Leidinggevenden dienen bij het aansturen en beoordeling meer aandacht te hebben voor het werkproces. Tot slot is meer aandacht nodig voor het opbouwen, bewaren en overdragen van kennis.
Werkwijze van de Rijksbegroting
De missie van het Directoraat-generaal van de Rijksbegroting staat niet ter discussie. De minister van
20
Financiën is penningmeester van het Kabinet en het DGRB ondersteunt die functie. Niet het wat, maar het hoe is hier aanleiding voor bezinning. DGRB streeft naar een meer coachend personeels- en loopbaanbeleid, naar intensivering van de samenwerking met de FEZ-directies op de departementen en naar meer borging van kwaliteit. Zij streeft naar meer eenheid van visie en naar meer samenwerking tussen de verschillende directies.
De notities met de zelfevaluatie en de externe visitatie van DG Rijksbegroting zijn terug te vinden op http://www.minfin.nl/zelfevaluatie DGRB en http:\\www.minfin.nl\externe visitatie DGRB 4.5 Toezicht op financiële markten
Het toezicht op de financiële markten is de laatste jaren aan veel veranderingen onderhevig. Door affaires zoals Enron en Ahold en de aandelenlease-affaire is de politieke vraag naar financieel toezicht sterk gestegen. Ook nieuwe internationaal-rechterlijke eisen hebben die vraag doen groeien. Dit heeft geleid tot toegenomen financieel toezicht (baten) waaraan natuurlijk een prijskaartje hangt (kosten). We hebben de kosten en baten van het toezicht op de financiële markten in kaart gebracht, in een zogenaamde kostenbatenanalyse. Het Verenigd Koninkrijk heeft als voorbeeld gediend. Daarnaast zijn we toegekomen aan een discussie over andere vormen van toezicht. Ten aanzien van de rol van de overheid verschuift het accent de laatste jaren steeds meer richting marktwerking en de daarmee gepaard gaande deregulering. De verschuiving heeft ertoe geleid dat de traditionele invulling van de overheidsrol door middel van wetgeving steeds vaker ter discussie wordt gesteld. Onze huidige wetgeving kent daarvan al een aantal voorbeelden. In dit verband is de code Tabaksblat voor goed ondernemingsbestuur wel het meest bekende voorbeeld. Het voorbeeld laat zien hoe het toezicht ook anders kan worden ingericht: meer gebruik makend van de expertise van de markt en meer risicogebaseerd.
Met de Belastingdienst zijn ideeën uitgewisseld over de horizontalisering van het toezicht. De uitkomsten van de taakanalyse kunnen worden samengevat in drie actiepunten. De uitkomsten illustreren een ontwikkeling in het toezicht die nauw aansluit bij de ontwikkelingen in de maatschappij (horizontalisering, marktwerking, deregulering).
Actiepunten

1. Kritischer kijken en af en toe 'nee' zeggen. De kosten-batenanalyse is daarbij een hulpmiddel. Concrete voorbeelden zijn fondsvormingscontracten in de uitvaartbranche. Daar is besloten de regulering van aanbieders van fondsvormingscontracten niet aan te scherpen. Ook op het gebied van kredietbeoordelaars zien wij geen aanleiding voor toezicht door de overheid. De inperking van de definitie van een kredietinstelling in de Wet op het financieel toezicht heeft eveneens geleid tot een beperking van het toezicht.

2. Actoren waar mogelijk zelf laten handelen. Het meest bekende voorbeeld waarbij het veld zelf heeft gehandeld, is de Nederlandse 'corporate governance code' - ook wel bekend als de code Tabaksblat. De code Tabaksblat maakt aandeelhouders en niet de toezichthouder (AFM)
21
verantwoordelijk voor een goede corporate governance. Ook het bijdragemodel van de AFM is hiervan een goed voorbeeld. Het bijdragemodel is een vragenlijst waarin effecten- en beleggingsinstellingen aangeven in hoeverre zij van mening zijn dat zij voldoen aan de wet- en regelgeving en welke onderdelen van de bedrijfsvoering naar hun mening voor verbetering vatbaar zijn Voor instellingen die kunnen aantonen dat alles goed loopt, kan het toezicht beperkt blijven.

3. Wetgeving 'leaner en meaner', efficiënter maken. Een concreet voorbeeld van 'het slimmer doen' is de vereenvoudiging van de vergunningaanvraag in het kader van de Wet toezicht beleggingsinstellingen. Niet het fonds of de instelling krijgt een vergunning, maar de beheerder. Beheerders hebben vaak meerdere fondsen of instellingen onder zich. Hierdoor zal naar verwachting het aantal volledige vergunningaanvragen fors afnemen. Selectief toezicht
Het toezicht op financiële markten is de laatste jaren aanmerkelijk toegenomen. De ervaringen met zelfregulering (Tabaksblat) en de takenanalyse geven reden om selectiever te zijn in de toepassing van overheidstoezicht, partijen waar mogelijk zelf verantwoordelijkheid te laten en wet- en regelgeving indien mogelijk te vereenvoudigen.
De volledige notitie over selectiever toezicht op de Financiële markten is terug te vinden op http://www.minfin.nl/Toezicht Financiële Markten

4.6 Doelmatig en modern activa/passivabeleid
De handelingen van de rijksoverheid over aankoop, beheer en verkoop van activa en passiva moeten gebaseerd zijn op (politieke) beleidsbeslissingen. Gegeven de publieke doelstellingen en de begrotingskaders voor deze beslissingen dienen deze handelingen vervolgens zo doelmatig mogelijk te zijn. In dit kader is de centrale vraag geweest hoe bedrijfseconomische doelmatigheid wordt meegenomen in de politieke besluitvorming, is belegd binnen het begrotingsbeleid en is georganiseerd binnen Financiën. Bovendien is bezien hoe de doelmatigheid van het beheer van activa en passiva zou kunnen worden vergroot.
Doelmatigheid is een vast onderdeel van (toetsing van en toezicht op) het uitgavenbeleid en is verankerd in de Comptabiliteitswet. De huidige toetsing van en het toezicht op doelmatigheid door directies FEZ van vakdepartementen en IRF is meer gericht op doelmatigheid van de uitgaven in bredere zin en op budgettaire inpasbaarheid. Het ontbreekt aan een vast kader ('meetlat') aan de hand waarvan bedrijfseconomische doelmatigheid kan worden gemeten. Teneinde in een eerste analyse van activa- en passivaposten de mate van bedrijfseconomische doelmatigheid te kunnen beoordelen zijn enkele algemene uitgangspunten geformuleerd: life cycle costing (inzichtelijk maken van de kosten en opbrengsten over de hele levensduur van het activum, zodat bijvoorbeeld bij beslissingen over aankoop ook rekening kan worden gehouden met kosten en opbrengsten van beheer), beprijzing van risico's, actuele waardering (marktwaarde), het hanteren van een rente ("kosten vermogensbeslag") voor het aanhouden van activa en prestatiemeting. Deze
22
uitgangspunten zijn niet automatisch en onverkort van toepassing op alle activa of passiva (bijvoorbeeld voor niet-verkoopbare activa zou actuele waardering niet relevant kunnen zijn). Voor de meeste activa- en passivaposten geeft de eerste analyse aan de hand van bovengenoemde uitgangspunten geen aanwijzingen voor duidelijke (bedrijfseconomische) ondoelmatigheid. De uitgangspunten worden bijvoorbeeld al toegepast voor grootschalige investeringen in het kader van de verplichte kosten-batenanalyses. Daarnaast is de aandacht voor bedrijfseconomische doelmatigheid toegenomen door de introductie van het model van een baten-lastendienst. Wel lijkt verbetering mogelijk voor grond en gebouwen (zoals in deze brief is aangegeven zijn hiervoor reeds in gang gezet de oprichting van een GOB en de fusie tussen DMN en DLG) alsmede voor staatsdeelnemingen (verbetering wordt meegenomen bij de evaluatie van het deelnemingenbeleid). Op basis van de bevindingen van de eerste analyse wordt het wenselijk geacht om de eerste analyse te verdiepen. De voorgenomen vervolgaanpak is om, in samenwerking met de betrokken departementen, voor 1 januari 2006 een meer uitgebreide analyse af te ronden naar activa en passiva waarbij verbetermogelijkheden zijn geconstateerd (vooral bij grond en gebouwen, in samenhang met de oprichting van het GOB en de fusie DMN - DLG). De diverse posten zullen op hun eigen merites worden beoordeeld. Afhankelijk van de uitkomst van deze analyse zal een kader voor bedrijfseconomische afwegingen in het activa- en passivabeleid worden ontwikkeld indien dit leidt tot meer transparantie van de werkelijke kosten en vergroting van het inzicht in de bedrijfseconomische doelmatigheid. Hierdoor kunnen betere afwegingen worden gemaakt over de te bereiken beleidsdoelen in vergelijking met de daaraan gerelateerde kosten, opbrengsten en risico's. Daarnaast prikkelt transparantie de creativiteit om te komen tot 'slimmere' oplossingen en inzet van op maat gesneden financiële instrumenten (zoals veiling van bijvoorbeeld gebruiksrechten van frequenties, oprichting en vormgeving van vennootschappen zoals bijvoorbeeld voor de aanleg en exploitatie van de Westerscheldetunnel). Vanzelfsprekend zullen ondoelmatige financiële instrumenten niet worden ingezet. Bij ontwikkeling van een kader zal in beginsel (tenzij uit analyse blijkt dat verdere verbetering mogelijk is) worden uitgegaan van staand beleid en reeds gevoerde discussies over onder meer risicowaardering (rapport Risicowaardering), kosten vermogensbeslag (in het kader van het project Eigentijds begroten) en garanties (staande beleid van 'nee, tenzij').
Doelmatig vermogensbeheer
Er zijn geen aanwijzingen voor duidelijke bedrijfseconomische ondoelmatigheden, maar het verdient aanbeveling meer structureel en systematisch aandacht te geven aan het doelmatig beheer van het vermogen van de Staat. Bedrijfseconomische doelmatigheden kunnen daartoe eventueel ook nadrukkelijker in het begrotingsproces en in besluitvorming betrokken worden. We nemen ons voor hiervoor beleidskaders uit te werken, allereerst voor de grondbezittingen.
23
Voornemen is om een en ander uit te werken in een nota "Doelmatig activa- (en passiva)beleid". Vervolgstap kan zijn dat het bovengenoemde kader wordt geïntegreerd in het begrotingsproces en in het politieke besluitvormingsproces. Mijn voornemen is om de Tweede Kamer in het voorjaar van 2006 hierover te informeren. Vakdepartementen (beleidsdirecties, directies FEZ en de vastgoeddiensten) zullen vanaf het begin worden betrokken bij bovengenoemde vervolgaanpak vanuit hun primaire verantwoordelijkheid voor hun begrotingen alsmede hun praktijkervaring (en praktijkinzicht in verbetervoorstellen).
De notitie over het activa/passivabeleid wordt nader uitgewerkt en zal in een later stadium worden aangeboden aan de Tweede Kamer

5. Tot slot
De hier uitgevoerde takenanalyse is een momentopname. Zij is ook selectief, in die zin dat ze zich voegt bij een reeks van ontwikkelingen die - ook in het kader van het programma Andere Overheid - de taken en de rollen van het ministerie van Financiën raken. Dat zijn er vele. Financiën heeft er een actief aandeel in en op al die terreinen wil het ministerie bijdragen aan een modernisering, een vergroting van de efficiency en een versterking van de effectiviteit van het optreden van de rijksoverheid. In de takenanalyse heeft het ministerie van Financiën zich gericht op onderwerpen die in hart liggen van de verantwoordelijkheden en die nadere oriëntatie vragen voor de nabije toekomst. De takenanalyse betreft vooral de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan verantwoordelijkheden. Het ministerie is geen taken tegengekomen die zij niet behoort te doen.4 Wel taken die zij des te beter kan doen. 4 Waar het taken betreft die in samenwerking met anderen over het geheel doelmatiger kunnen worden vormgeven (zoals de zorg voor de financiële betrekkingen met lagere overheden of het beheer en verkoop van grond en roerende goederen), wordt in lopende processen onderzocht of meer synergie te bereiken is, ook - waar nodig - door overdracht van taken. Departementale Takenanalyse
Eindrapportage
Augustus 2005