Werkprogramma 2006
Gezondheidsraad / RGO
Werkprogramma 2006
Adviezen Gezondheidsraad nu te downloaden
aan:
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Nr A05/05, Den Haag, 20 september 2005
De Gezondheidsraad, ingesteld in 1902, is een adviesorgaan met als taak de rege-
ring en het parlement `voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien
van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid' (art. 21 Gezondheids-
wet).
De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden
van Volksgezondheid, Welzijn & Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
& Milieubeheer; Sociale Zaken & Werkgelegenheid en Landbouw, Natuur &
Voedselkwaliteit. De raad kan ook eigener beweging adviezen uitbrengen. Het
gaat dan als regel om het signaleren van ontwikkelingen of trends die van belang
kunnen zijn voor het overheidsbeleid.
De adviezen van de Gezondheidsraad zijn openbaar en worden in bijna alle
gevallen opgesteld door multidisciplinaire commissies van op persoonlijke titel
benoemde Nederlandse en soms buitenlandse deskundigen.
De Gezondheidsraad is lid van het International Network of Agencies for Health
Technology Assessment (INAHTA). INAHTA bevordert de uitwisseling en samenwerking
tussen de leden van het netwerk.
U kunt het advies downloaden van www.gr.nl.
Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald:
Gezondheidsraad. Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO. Den Haag:
Gezondheidsraad, 2005; publicatie nr A05/05. Publicatie RGO: 50.
auteursrecht voorbehouden
ISBN: 90-5549-576-X
Inhoud
Voorwoord 11
Deel I Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad
1 Inleiding 17
2 Werkwijze en speciale activiteiten 19
2.1 Raad en commissies 19
2.2 Beraadsgroepen 20
2.3 Secretariaat 20
2.4 Graadmeter 20
2.5 Internationale contacten en activiteiten 21
2.6 Network en vertalingen 21
2.7 Website 21
3 Signalering en agendering 23
3.1 Preventieve en curatieve gezondheidszorg 23
3.2 Voeding en voedselkwaliteit 24
3.3 Milieu en gezondheid 24
3.4 Arbeid en gezondheid 24
Inhoud 5
4 Gezondheid en zorg: algemene vraagstukken 25
4.1 Centrum voor Ethiek en Gezondheid (800) 25
4.2 Gevolgen van rampen voor de gezondheid op middellange termijn (664) 26
4.3 Effectiviteit van leefstijlcampagnes (684) 26
4.4 Gedragsproblemen en verstandelijke handicap (737) 26
4.5 Over het begrip `behandelbaarheid' - vervolg (762) 26
4.6 Kwaliteit van zorg, taakverdeling en concentratie (779) 27
4.7 De impact van co- en multimorbiditeit (782) 28
4.8 Preventieve mogelijkheden bij ouderen (781) 28
4.9 Innovatie en implementatie van kennis in de care-sector (804) 29
4.10 Trendanalyse biotechnologie (805) 29
5 Gezondheid en zorg: doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 31
5.1 Rationele medische en paramedische zorg (665) 31
5.2 Nacontrole bij kanker (689) 32
5.3 Bijzondere interventies aan het hart (740) 32
5.4 Werkgroep Bloed (629/1) 33
5.5 De veiligheid van bloed (691) 33
5.6 Zwangerschapsimmunisatie (662) 33
5.7 Planning radiotherapie (785) 34
5.8 Gebruik van medicijnen door ouderen (806) 34
5.9 Weesgeneesmiddelen (807) 35
5.10 Doelmatigheid van langdurige psychotherapie bij kinderen en jeugdigen (784) 35
6 Gezondheid en zorg: screening 37
6.1 De Wet bevolkingsonderzoek (272) 37
6.2 Jaarbericht bevolkingsonderzoek (757) 37
6.3 Preconceptiezorg (778) 38
6.4 Voorspellende geneeskunde (808) 38
7 Gezondheid en zorg: preventie van en behandeling bij infectieziekten 41
7.1 Bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatieprogramma (469) 41
7.2 Commissie herziening en uitbreiding RVP (693) 42
7.3 Richtlijnen voor preventie van ziekenhuisinfecties (144/9) 42
7.4 MRSA (meticillineresistente Staphylococcus aureus) (766) 42
7.5 BCG-vaccinatie (767) 43
7.6 Protocollen Infectieziekten (144/8) 43
7.7 Griepvaccinatie: herziening indicatiestelling (786) 43
6 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
7.8 Bijwerkingen van massavaccinatie bij grieppandemie (809) 44
8 Gezondheid en voeding 45
8.1 Voedingsnormen voor energie en voedingsstoffen (551) 45
8.2 Voeding van zuigelingen en peuters (810) 46
8.3 Inrichting landelijke voedselconsumptiepeilingen na 1998 (590) 46
8.4 Voeding bij medische behandelingen (769) 47
8.5 Voedingskundige noodzaak van de verrijking van voedingsmiddelen (811) 47
8.6 Natuurlijke aromastoffen in voedingsmiddelen (787) 48
8.7 Gezondheidsrisico's van gemengde dierhouderijsystemen (812) 48
9 Gezondheid en omgeving 51
9.1 Agendering van issues (789) 51
9.2 Voorzorg en volksgezondheid (661) 52
9.3 Invloed van natuur op gezondheid en welzijn (719) 52
9.4 Gezondheid en milieu (720) 53
9.5 Leefomgevingskwaliteit 54
9.6 Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden (442) 54
9.7 Deeltjesvormige luchtverontreiniging (813) 55
9.8 Afwegingskader risicogroepen (790) 55
9.9 Negatieve gezondheidseffecten van nanodeeltjes (792) 56
9.10 Invloed van global change op de gezondheid (749) 56
9.11 Binnenhuisklimaat (814) 57
9.12 Commentaar op conceptrapporten van de National Council on
Radiation Protection and Measurements (484) 57
9.13 Elektromagnetische velden (673) 57
9.14 Environmental Health Criteria-document laagfrequente elektromagnetische velden (815) 58
10 Gezondheid en arbeidsomstandigheden 59
10.1 Gezondheidskundige advieswaarden voor afzonderlijke stoffen (459) 59
10.2 Classificatie en onderbouwing van grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen (459) 60
10.3 Classificatie van stoffen als reproductietoxisch (543) 61
10.4 Aan arbeid gerelateerde infertiliteit (660) 61
10.5 Normstelling voor allergene stoffen (648) 62
11 Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 63
11.1 Determinanten van de uitkomst van zwangerschap 63
11.2 Foetale behandeling 64
11.3 Levensbeëindiging van pasgeborenen 64
Inhoud 7
11.4 Tandheelkunde en mondzorg 65
11.5 Autisme 65
11.6 Gezondheidskundige implicaties van ziekenhuisbouw 65
11.7 Doodsoorzakenstatistiek 66
11.8 Doping in de ongeorganiseerde sport (761) 66
11.9 Preventie van overgewicht en het risico van eetstoornissen 67
11.10 Evenwichtige voedingsvoorlichting 67
11.11 Werkconferentie over RIVM-toetsingsmodel voedingsstoffenvoorziening 67
11.12 Bewegen, sport, gezondheid en infrastructuur 68
11.13 Stank als maatschappelijk probleem (771) 68
11.14 Gevolgen van nachtwerk 68
12 Publicaties 2005 69
12.1 Adviezen verschenen in de periode januari tot en met augustus 2005 69
12.2 Te verschijnen in de periode september december 2005 70
Deel II Werkprogramma 2006 RGO
1 Inleiding 75
2 Lopende activiteiten 2005 75
2.1 Onderzoek Ouderenzorg 75
2.2 Kennisinfrastructuur Farmaceutische zorg 76
2.3 Universitaire responsiviteit en onderzoek door HBO-instellingen 76
2.4 Internationalisering 77
2.5 Invloed van patiënten op de onderzoeksagenda 77
2.6 `De dokter en de ingenieur' 78
2.7 Agenda Medische Biotechnologie 78
3 Nieuwe onderwerpen 79
3.1 Organisatie van de zorg 79
3.2 Evidence based health policy 79
3.3 Kwaliteit van zorg 80
3.4 Co-morbiditeit 80
3.5 Translationeel onderzoek 81
3.6 HTA en overig gezondheids(zorg)onderzoek 81
8 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
4 Diversen 81
4.1 Priority medicines 81
4.2 Onverklaarde lichamelijke klachten 82
4.3 Activiteiten in kader COS 82
Inhoud 9
10 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Voorwoord
Voor u ligt het Werkprogramma 2006 van de Gezondheidsraad, dat door de
minister van VWS op de derde dinsdag in september 2005 aan de Staten-Gene-
raal wordt aangeboden.
Dit werkprogramma is het eerste dat gebundeld met dat van de Raad voor
Gezondheidsonderzoek (RGO) wordt uitgegeven. Daarmee markeert het een
proces van integratie van de RGO in de Gezondheidsraad dat in 2006 gestalte
moet krijgen. Deze integratie wordt door de bewindslieden van VWS en OCW
en door beide raden zinvol en wenselijk geacht, gezien hun nauw aansluitende
taken.
Bij elke activiteit is aangegeven wanneer volgens plan het resultaat beschik-
baar is. Daarbij kijkt de raad vooruit tot het einde van 2006. Concreet inplannen
was echter niet voor elke activiteit mogelijk, omdat nog overlegd wordt over de
voor 2006 aan de Gezondheidsraad ter beschikking te stellen middelen. Dit kan
leiden tot een aanpassing van het programma, in het bijzonder voor de activitei-
ten vermeld in de hoofdstukken 4 tot en met 8.
Staan de middelen van de Gezondheidsraad onder druk, aan de `vraagzijde'
is eerder sprake van een toename dan van een afname. Dit verbaast niet, gezien
de niet aflatende stroom van berichten over wetenschappelijke ontwikkelingen,
het toenemende belang dat burgers en bestuur aan gezondheidszorg en gezond-
heidsbescherming hechten en de complexere vraagstukken waarvoor zij in dit
verband worden gesteld. Een voorbeeld vormen vragen over gezondheidszorg en
kwaliteit van leven van ouderen, die in een vergrijzende samenleving aan belang
Voorwoord 11
winnen. Op verzoek van de Tweede Kamer bracht de Gezondheidsraad in het
begin van dit jaar het advies Vergrijzen met ambitie uit. Het voorliggende pro-
gramma bevat in hoofdstuk 4 onderwerpen die op dat advies voortborduren.
Aangezien met de huidige kennis veel vragen nog niet met voldoende betrouw-
baarheid beantwoord kunnen worden, slaan ook hier Gezondheidsraad en RGO
de handen ineen om speerpunten voor kennisverwerving aan te geven.
De internationale dimensie van het werk van de Gezondheidsraad krijgt
steeds meer gewicht. In hoofdstuk 2 wordt daarop nader ingegaan. Door interna-
tionale samenwerking winnen de rapportages van de Gezondheidsraad aan kwa-
liteit, terwijl efficiënt met de beschikbare middelen wordt omgegaan: wat elders
goed is uitgezocht hoeft de raad niet over te doen.
De huidige samenleving ziet steeds kritischer toe op de wijze waarop haar
instituties opereren. De Gezondheidsraad merkt dat in de debatten over zijn
adviezen, die zowel over inhoud als over werkwijze gaan. Ik benadruk aan het
slot van dit voorwoord de twee pijlers van het werk van de Gezondheidsraad:
deskundigheid en onafhankelijkheid. De `voorlichting over de stand der weten-
schap op het gebied van de volksgezondheid' komt tot stand door de vrijwillige
medewerking van wetenschappers van topniveau uit Nederland en in toene-
mende mate ook uit andere landen. Zij doen dat onafhankelijk, op persoonlijke
titel, met als enige opdrachtgever het voorzitterschap van de Gezondheidsraad.
Den Haag, 20 september 2005
Prof. dr JA Knottnerus, voorzitter Gezondheidsraad
12 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Werkprogramma 2006
Gezondheidsraad
Nr A05/05, Den Haag, 20 september 2005
1 Inleiding 17
2 Werkwijze en speciale activiteiten 19
3 Signalering en agendering 23
4 Gezondheid en zorg: algemene vraagstukken 25
5 Gezondheid en zorg: doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek
en therapie 31
6 Gezondheid en zorg: screening 37
7 Gezondheid en zorg: preventie van en behandeling bij infectieziekten 41
8 Gezondheid en voeding 45
9 Gezondheid en omgeving 51
10 Gezondheid en arbeidsomstandigheden 59
11 Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 63
12 Publicaties 2005 69
Deel I
Hoofdstuk 1
Inleiding
In dit werkprogramma zijn de onderwerpen beschreven die de Gezondheidsraad
in 2006 volgens plan onder handen zal hebben. Met verscheidene ervan was de
raad al in 2005 doende. Niet alle onderwerpen zullen in 2006 tot rapportage lei-
den. Daarnaast kunnen tussentijdse vragen van bewindslieden een aanpassing
van de prioriteiten bij de uitvoering van het werkprogramma nodig maken.
De adviezen van de Gezondheidsraad zijn rapportages over de stand van
wetenschap. Daarmee zijn die adviezen bouwstenen voor het beleid. De raad
adviseert niet over het beleid als zodanig. Hoe belangrijk wetenschappelijke ken-
nis en informatie over onzekerheden in die kennis ook zijn, bij uiteindelijke
beleidsbeslissingen spelen meer zaken een rol, zoals politieke of algemeen-maat-
schappelijke overwegingen.
De Gezondheidsraad rapporteert op verzoek van bewindslieden of van de
Staten-Generaal, maar ook uit eigen beweging. Bij op eigen initiatief uitge-
brachte adviezen gaat het veelal om het signaleren van ontwikkelingen in de
wetenschap die van invloed zijn of kunnen zijn op de volksgezondheid. In hoofd-
stuk 3 wordt een overzicht gegeven van de signalerende adviezen die in de
komende periode op stapel staan. Overigens hebben de bewindslieden uitdrukke-
lijk belangstelling getoond voor deze signalerende taak van de Gezondheidsraad.
In de hoofdstukken 4 tot en met 10 wordt vervolgens geïnventariseerd aan
welke onderwerpen tot eind 2006 gewerkt zal worden, met een enkele vooruit-
Inleiding 17
blik naar 2007. De nummers tussen haakjes achter de paragraaftitels in de hoofd-
stukken 3 en volgende hebben een intern-administratieve betekenis.
In hoofdstuk 11 gaat het in zijn geheel over de wat verdere toekomst. Daar
zijn onderwerpen genoemd die in het overleg tussen de Gezondheidsraad en de
betrokken departementen naar voren zijn gebracht, maar waarvoor thans geen
capaciteit beschikbaar is of die in afwachting van wetenschappelijke of beleids-
matige ontwikkelingen pas later voor advisering in aanmerking komen. In het
slothoofdstuk is aangegeven welke adviezen in 2005 al zijn uitgebracht of vol-
gens plan nog zullen verschijnen.
18 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 2
Werkwijze en speciale activiteiten
2.1 Raad en commissies
De Gezondheidsraad heeft thans 186 leden, onder wie 154 mannen en 32 vrou-
wen. De raad blijft streven naar het vergroten van de fractie vrouwelijke weten-
schappers onder de raads- en commissieleden.
Adviezen worden meestal opgesteld door ad hoc-commissies die krachtens
artikel 24 van de Gezondheidswet zijn geïnstalleerd door de voorzitter van de
Gezondheidsraad. Bij de samenstelling van commissies wordt, behalve op
wetenschappelijke expertise, vooral ook gelet op een multidisciplinaire aanpak.
Deze werkwijze dient ertoe om een eenzijdige kijk op de vraagstelling te voorko-
men. De leden van de commissies worden in eerste instantie gerecruteerd uit de
kring van raadsleden. Het komt echter veelvuldig voor dat deskundigen van bui-
ten de raad participeren in de commissies. Voor allen geldt dat zij op vrijwillige
basis hun kennis en tijd ter beschikking stellen.
Leden van Gezondheidsraadcommissies kunnen ook belangen hebben of ver-
tegenwoordigen. Bij de uitnodiging om tot de commissie toe te treden wordt
daarom aan commissieleden gevraagd schriftelijk inzicht te geven in de functies
die zij bekleden, en andere materiële en niet-materiële belangen te melden die
relevant kunnen zijn voor het werk van de commissie. Het is aan de raadvoorzit-
ter te oordelen of gemelde belangen reden zijn iemand niet als commissielid te
benoemen. Soms is het dan mogelijk van de expertise van de betrokken deskun-
Werkwijze en speciale activiteiten 19
dige gebruik te maken door deze als adviseur bij het commissiewerk te betrek-
ken.
2.2 Beraadsgroepen
De beraadsgroepen van de Gezondheidsraad spelen een rol bij het waarborgen
van de kwaliteit van het werk van de raad. Karakteristiek voor deze vaste colle-
ges van advies en beraad is dat hun werkzaamheden betrekking hebben op een
breed terrein. De hoofdtaken van een beraadsgroep zijn het toetsen van de con-
ceptadviezen van de raad en het signaleren van vraagstukken en ontwikkelingen
binnen het aangewezen terrein.
Er zijn beraadsgroepen voor de volgende terreinen:
· Geneeskunde
· Genetica
· Gezondheid en omgeving
· Gezondheidsethiek en gezondheidsrecht
· Infectie en immuniteit
· Stralingshygiëne
· Voeding.
In 2006 wordt het instellen van een beraadsgroep gericht op `publieke gezond-
heid' voorbereid. Dat vereist onder meer afstemming met de taken van andere
beraadsgroepen.
2.3 Secretariaat
Het werk van de raad en zijn commissies wordt ondersteund door een secretari-
aat. De wetenschappelijke-stafleden daarvan werken de onderwerpen van het
werkprogramma uit, raadplegen deskundigen, coördineren het werk van com-
missies en concipiëren de adviesteksten op aanwijzing van de commissies. Het
secretariaat verzorgt ook de publicatie van de adviezen en andere teksten van de
Gezondheidsraad.
2.4 Graadmeter
De Gezondheidsraad zal in 2006 zes nummers van Graadmeter uitbrengen. Dit
blad bevat informatie over uitgebrachte adviezen en andere publicaties en over
vragen en reacties van bewindslieden. Daarnaast worden in Graadmeter korte
20 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
bijdragen gepubliceerd over ontwikkelingen in binnen- en buitenland die direct
verband houden met het aandachtsgebied van de raad.
2.5 Internationale contacten en activiteiten
Internationale contacten zijn onontbeerlijk voor een wetenschappelijk college als
de Gezondheidsraad. Geregeld wordt ook een beroep gedaan op buitenlandse
deskundigen om een commissie te versterken. De raad en zijn secretariaat onder-
houden een internationaal netwerk van deskundigen. Belangrijke kernen in dat
netwerk zijn buitenlandse zusterorganisaties. Met deze organisaties worden rap-
porten uitgewisseld. De raad zal capaciteit inzetten om de internationale samen-
werking te verstevigen.
De raad is voornemens om in 2006, in samenwerking met de Belgische Hoge
Gezondheidsraad, een European Expertise Network for Science Advice on Public
Health te realiseren.
De reeds lopende samenwerking op het terrein van de gezondheidsethiek,
health technology assessment en de beroepsmatige blootstelling aan gevaarlijke
stoffen wordt voorgezet en zo mogelijk geïntensiveerd.
In de eerste helft van 2006 wil de raad een internationale conferentie organi-
seren ter afsluiting van de reeks adviezen over het afleiden van gezondheidskun-
dige advieswaarden voor stoffen (9.6). Oorspronkelijk was deze bijeenkomst
voor 2005 voorzien. Ze beoogt een bijdrage te leveren aan de internationale har-
monisatie van beoordelingsmethoden.
2.6 Network en vertalingen
Driemaal per jaar ontvangen buitenlandse relaties de publicatie Network, waar-
mee zij op de hoogte worden gebracht van de werkzaamheden van de raad. Van
de adviezen geeft het secretariaat, voor zover de financiële middelen dat toelaten,
een Engelse vertaling uit. Alle adviezen bevatten een Engelstalige executive sum-
mary.
2.7 Website
De raad stelt via een eigen site (www.gr.nl) zijn publicaties beschikbaar voor
belangstellenden in binnen- en buitenland.
Werkwijze en speciale activiteiten 21
22 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 3
Signalering en agendering
De wettelijke taak van de Gezondheidsraad omvat--naast het uitbrengen van
door bewindslieden of het parlement gevraagde adviezen--het op eigen initiatief
signaleren van vraagstukken en ontwikkelingen die voor het overheidsbeleid van
belang kunnen zijn. De raad geeft deze activiteit vorm door publicaties met een
signalerend en agenderend karakter uit te geven. Ook deze publicaties zijn advie-
zen in de zin van artikel 23 van de Gezondheidswet.
3.1 Preventieve en curatieve gezondheidszorg
De signalering op het gebied van de curatieve en preventieve gezondheidszorg
heeft--op verzoek van de minister van VWS--ook bevordering van doelmatig-
heid als oogmerk. Mede in dit verband participeert het secretariaat van de raad in
EuroScan, een Europees netwerk voor het identificeren van betekenisvolle emer-
ging health technologies, waaronder worden begrepen: nieuwe verrichtingen,
procedures, medische hulpmiddelen en geneesmiddelen (zie hoofdstuk 5 en in
het bijzonder 5.1). Die participatie gaat ook in 2006 door.
De signaleringstaak van de raad omvat tevens het aangeven van voor het
beleid mogelijk relevante ethische en juridische aspecten van wetenschappelijke
ontwikkelingen op het terrein van de volksgezondheid. Deze taak is ten dele
ondergebracht in een samen met de Raad voor Volksgezondheid en Zorg in 2002
Signalering en agendering 23
gevormd Centrum voor Ethiek en Gezondheid (zie 4.1). In dat kader zal in 2006
weer een bundeling signalementen verschijnen.
De Commissie Bijwerkingen Rijksvaccinatieprogramma rapporteert over
nieuwe inzichten over mogelijke bijwerkingen van vaccinaties (zie 7.1). Het gaat
om vaccinaties die onderdeel uitmaken van het Rijksvaccinatieprogramma. Ook
die activiteit loopt door in 2006.
Verder rapporteert de raad periodiek over ontwikkelingen op het gebied van
bevolkingsonderzoek (zie 6.2) en, samen met de Raad voor Gezondheidsonder-
zoek, over de vorderingen op het terrein van de erfelijke grondslag van het leven
(genomics).
3.2 Voeding en voedselkwaliteit
De signalering en agendering op het terrein van voeding en voedselkwaliteit zal
ook in 2006 veelal aansluiten bij adviezen van internationale organisaties zoals
WHO, FAO, Raad van Europa en OECD over volksgezondheidsaspecten die
samenhangen met voedsel(productie) en voeding. Daarbij wordt dan bekeken
wat de betekenis van deze adviezen is voor Nederland.
3.3 Milieu en gezondheid
Veel kwesties van `gezondheid en omgeving' worden inmiddels internationaal
behandeld. Dat heeft tot gevolg dat een agenderende rol van de Gezondheidsraad
aan betekenis wint. De vraag is daarbij welke issues op Europees niveau moeten
worden uitgewerkt en, vooral, wat de wetenschappelijke grondslag van die kwes-
ties is (zie 9.1).
Verder rapporteert de raad periodiek over de kennis van de invloed van elek-
tromagnetische velden en straling op de gezondheid (zie 9.13). Ook dat gaat door
in 2006.
3.4 Arbeid en gezondheid
De staatssecretaris van SZW heeft aangegeven van de Gezondheidsraad een
wetenschappelijk oordeel over ontwikkelingen of opdoemende vragen op het ter-
rein van de arbeidsomstandigheden te verwachten. Een bron van dergelijke mel-
dingen vormen de verslagen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
(NCVB). Eind 2005 zal de raad een oordeel geven over de relatie tussen nacht-
werk en borstkanker.
24 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 4
Gezondheid en zorg:
algemene vraagstukken
De onderwerpen in dit hoofdstuk zijn algemeen van aard: ze overstijgen speci-
fieke volksgezondheidsproblemen of concrete toepassingen in bepaalde sectoren
in de gezondheidszorg. De algemene advisering betreft medisch-ethische of
gezondheidsrechtelijke vraagstukken en ontwikkelingen op het terrein van de
medische wetenschap, de volksgezondheid of de samenleving in brede zin.
4.1 Centrum voor Ethiek en Gezondheid (800)
De signaleringstaak van de raad omvat het
Geplande oplevering: aangeven van voor het beleid mogelijk
2e kwartaal 2006 relevante ethische en juridische aspecten
van wetenschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de volksgezondheid.
Deze taak is ten dele ondergebracht in een samen met de Raad voor Volksge-
zondheid en Zorg in 2002 gevormd Centrum voor Ethiek en Gezondheid. Binnen
deze opzet brengt de Gezondheidsraad jaarlijks, dus ook in 2006, een aantal sig-
nalementen uit met het oog op de ethische beleidsagenda.
Gezondheid en zorg: algemene vraagstukken 25
4.2 Gevolgen van rampen voor de gezondheid op middellange termijn
(664)
Geplande oplevering: Rampen als overstromingen, neerstortende
3e kwartaal 2006 vliegtuigen en branden kunnen zowel bij de
getroffenen als hulpverleners sporen nala-
ten. Die uiten zich, soms pas op termijn, in een verscheidenheid aan lichamelijke
en psychische klachten. Stoffen die bij de ramp (mogelijk) zijn vrijgekomen,
worden soms als oorzaak van de klachten aangewezen, ook al zijn daarvoor niet
altijd `harde' bewijzen. Vaak laat de gebeurtenis zelf een onuitwisbare indruk
achter en kunnen ziekteklachten het gevolg zijn. Advisering moet leiden tot aan-
bevelingen over de zorg voor de getroffenen en hoe, op korte en op langere ter-
mijn, overheden en hulpverleners moeten omgaan met de klachten.
4.3 Effectiviteit van leefstijlcampagnes (684)
Geplande oplevering: Op verzoek van de minister van VWS heeft
2e kwartaal 2006 ZonMw een programma `Landelijke leef-
stijlcampagnes' ontwikkeld ter bevordering
van gezond gedrag. Het programma heeft een looptijd van 2003 tot 2008. De
raad zal nagaan welke elementen bijdragen aan de effectiviteit van zulke leefstijl-
campagnes en op welke punten bij de uitvoering moet worden gelet. Daarbij gaat
het niet alleen om de massamediale component van campagnes, maar ook om
nieuwe digitale technieken (internet, mobiele telefonie) en om omgevingsdeter-
minanten van gedrag.
4.4 Gedragsproblemen en verstandelijke handicap (737)
De raad wordt gevraagd te adviseren over
Geplande oplevering: de mogelijkheden ter voorkoming en
4e kwartaal 2006 behandeling van ernstige gedragsproble-
men bij verstandelijk gehandicapten, op basis van de stand van wetenschap.
4.5 Over het begrip `behandelbaarheid' - vervolg (762)
Voor het begrip `behandelbaar' bestaat
Geplande oplevering: geen eenduidige definitie. Opvattingen
nog niet vastgesteld over de behandelbaarheid van een ziekte of
26 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
aandoening hangen af van wie dit begrip gebruikt en in welke context. Niet in de
laatste plaats is er een directe relatie met opvattingen over ziekte en gezondheid,
opvattingen die cultuur- en tijdgebonden zijn. Ook de wetgever hanteert het
begrip behandelbaarheid in de Wet bevolkingsonderzoek (WBO) en in de Wet
medische keuringen (WMK) vanuit de specifieke context van de betreffende wet.
Zowel binnen het medische als het juridische domein bestaan aldus verschillende
interpretaties.
Behandelbaarheid heeft juridisch het karakter van een dichotoom criterium
(wel of niet behandelbaar), maar vanuit medisch perspectief is het een begrip dat
allerlei grijstinten kent (meer of minder behandelbaar). Hoe kunnen die grijstin-
ten juridisch worden verdisconteerd op een manier die recht doet aan de relevan-
te belangen van alle betrokkenen?
De raad heeft medio 2005 een inventariserende workshop georganiseerd. In
het najaar van 2005 rapporteert de raad aan de staatssecretaris van VWS over de
bevindingen. Op basis daarvan zal de raad nagaan of een aanvullende rapportage
zinvol is.
4.6 Kwaliteit van zorg, taakverdeling en concentratie (779)
Diverse actuele ontwikkelingen kunnen
Geplande oplevering: implicaties hebben voor met name de kwa-
4e kwartaal 2006 liteitsborging van de zorg. Door de intro-
ductie van marktwerking in de gezondheidszorg is de medische beroepsgroep op
alle terreinen bezig met een heroriëntatie op de verdeling van taken. Zo ontstaat
differentiatie, variërend van medisch-specialistische basiszorg in voorzieningen
dichtbij de patiënt tot topreferente zorg in academische ziekenhuizen. Deze ont-
vlechting van de traditionele ziekenhuiszorg roept vragen op over de borging van
de kwaliteit van zorg en de gevolgen voor opleiding en wetenschappelijk onder-
zoek. Een punt van aandacht is de relatie tussen volume en resultaat. Weten-
schappelijk onderzoek laat een positief verband zien tussen het aantal
verrichtingen dat iemand uitvoert, zoals operaties, en de resultaten daarvan.
Een andere ontwikkeling is de geleidelijke verschuiving in (deel)taken van
artsen naar medewerkers in diverse onderdelen van de zorg, vooral bij chroni-
sche aandoeningen. De doelstellingen zijn daarbij: verbetering van kwaliteit en
organisatie van zorg, kostenbeheersing en vergroting van carrièreperspectief. Ten
slotte is een punt van aandacht de communicatie tussen de eerste en tweede lijn.
Die komt onder druk te staan door de concentratie van ziekenhuisbedden, de toe-
name van het aantal huisartsen en medisch-specialisten, en de verregaande speci-
alisatie.
Gezondheid en zorg: algemene vraagstukken 27
De raad zal in samenwerking met de Orde van Medisch Specialisten, het
Petrus Camper Instituut, het Nederlands Huisartsen Genootschap en het Kwali-
teitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO in 2006 een werkconferentie organi-
seren om de stand van wetenschap over de kwaliteit van de zorg in kaart te
brengen en mogelijke consequenties voor taakverdeling en concentratie in de
zorg aan te geven.
4.7 De impact van co- en multimorbiditeit (782)
Hoe hoger de leeftijd, hoe vaker mensen
Geplande oplevering: meer dan één ziekte onder de leden hebben:
2e kwartaal 2006 co- en multimorbiditeit. In zijn advies Ver-
grijzen met ambitie stelde de Gezondheidsraad dat er op dit vlak tekorten zijn in
kennis en zorg. Er zijn vragen over de impact van co- en multimorbiditeit op de
gezondheidstoestand, op de diagnostiek en behandeling en op de effectiviteit van
de zorg. Het wetenschappelijk klinisch onderzoek maar ook de organisatie van
de zorg zijn weinig ingesteld op co- en multimorbiditeit. Ook is meer kennis
nodig over de samenhang tussen ziekten en beperkingen (disability) en over de
mogelijkheden voor preventie en vermindering van de ziektelast.
Een veel voorkomende, maar vaak veronachtzaamde vorm van co-morbidi-
teit is die tussen psychiatrische en somatische ziekten. Zowel door de vergrijzing
van de bevolking als vanwege betere herkenning wordt ook hiervan een sterke
toename verwacht. Organisatievraagstukken hebben hier een aparte dimensie:
patiënten worden over het algemeen behandeld in ofwel algemene ziekenhuizen
ofwel GGZ-instellingen. Er bestaat in ons land slechts weinig ervaring met een
geïntegreerde behandeling, in zogenoemde med-psy of psy-med units. De vraag
naar de somatische en psychiatrische co-morbiditeit en de effectiviteit van een
dergelijke med-psy-voorziening staat ook op het werkprogramma 2006 van de
RGO. Het advies zal dan ook in nauwe samenwerking worden voorbereid.
4.8 Preventieve mogelijkheden bij ouderen (781)
Welke gerichte preventieve mogelijkheden
Geplande oplevering: zijn er op oudere leeftijd om ziekten en
nog niet vastgesteld beperkingen te voorkomen of te verminde-
ren? Is een specifiek preventiebeleid haalbaar en gewenst? Welke ziekten en
beperkingen komen voor een dergelijk beleid in aanmerking? Deze vragen zijn
verwant aan het vorige thema, maar specifieker van aard. Ze kwamensignale-
renderwijsin het advies Vergrijzen met ambitie (2005/06) aan de orde, maar die-
28 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
nen ten behoeve van concrete aanbevelingen verder te worden uitgediept.
Daarbij valt onder meer te denken aan preventieve interventies gericht op aan-
doeningen van het bewegingsapparaat (val-preventie, bewegingstimulatie),
infectieziekten (vaccinaties), voedingsdeficiënties, en hart- en vaatziekten. Na
het verschijnen van een advies van de RGO ter zake en de rapportage over co- en
multimorbiditeit (4.7) volgt een beslissing over de precieze vraagstelling.
4.9 Innovatie en implementatie van kennis in de care-sector (804)
De indruk bestaat dat in de care-sector te
Geplande oplevering: weinig nieuwe kennis ontstaat. De raad
4e kwartaal 2006 wordt gevraagd hoe een op kennisontwik-
keling, innovatie en implementatie gericht beleid van VWS daarin verandering
kan brengen. De Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) heeft over deze the-
matiek in 2005 het advies Van weten naar doen uitgebracht. Het onderwerp ver-
eist nadere precisering van de wetenschappelijke vraagstelling. Desgewenst zal
de raad samenwerking zoeken met de RVZ. Het onderwerp staat ook op het
werkprogramma van de RGO en zal door RGO en Gezondheidsraad gezamenlijk
worden behandeld. Het advies zal aansluiten bij bevindingen van het programma
van ZonMW.
4.10 Trendanalyse biotechnologie (805)
De raad zal op verzoek van de staatssecre-
Geplande oplevering: taris van VROM, afhankelijk van beschik-
1e kwartaal 2006 bare middelen, samen met de Commissie
Genetische Modificatie (COGEM) en de Commissie Biotechnologie bij Dieren
(CBD), de Trendanalyse Biotechnologie 2007 vervaardigen. Daarin beschouwt
de raad de biotechnologische ontwikkelingen op verschillende terreinen, waaron-
der de gezondheidszorg. Naast een bespreking van de dilemma's kan de Trend-
analyse ook de economische kansen in kaart brengen en oplossingen die dit
onderzoeksterrein kan bieden bij maatschappelijke vraagstukken. De Onder-
zoeksagenda Medische Biotechnologie die de RGO op verzoek van de minister
van VWS in 2005 voorbereidt kan als basis fungeren.
Gezondheid en zorg: algemene vraagstukken 29
30 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 5
Gezondheid en zorg:
doeltreffendheid en doelmatigheid
van diagnostiek en therapie
Doeltreffendheid en doelmatigheid van medisch handelen zijn centrale elemen-
ten in het gezondheidszorgbeleid. Door de toenemende spanning tussen de vraag
naar zorg en beschikbare middelen winnen zij bovendien aan belang. De raad
heeft een lange traditie in het geven van een wetenschappelijk antwoord op vra-
gen over doeltreffendheid en doelmatigheid. Op verzoek van de minister van
VWS is deze taak geïntensiveerd.
De adviezen over zogeheten topklinische zorgfuncties die de minister van
VWS onder artikel 2 van de Wet bijzondere medische verrichtingen (WBMV)
heeft gebracht, vormen een bijzondere categorie onder deze algemene noemer.
De Gezondheidsraad brengt de stand der wetenschap in kaart, waarna de minister
een nadere regeling kan vaststellen.
5.1 Rationele medische en paramedische zorg (665)
De raad heeft een aantal onderwerpen in
Doorlopende activiteit behandeling genomen naar aanleiding van
het rapport Advies inzake kosten-effectiviteitsevaluatie van bestaande verstrek-
kingen van de voormalige Ziekenfondsraad (nu: College voor Zorgverzekerin-
gen), verschenen op 28 oktober 1993. De voorzitter van de Gezondheidsraad
heeft daartoe in 1997 de Kerncommissie Medical Technology Assessment (MTA)
ingesteld. Onder de hoede van deze commissie is in de periode 1998 2003 een
Gezondheid en zorg: doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 31
tiental adviezen uitgebracht. De commissie vervult binnen het MTA-domein een
evaluerende en signalerende rol, die door het ontbreken van middelen sedert
2003 bescheiden is. Die rol kan worden geïntensiveerd in vervolg op de imple-
mentatie van het advies Signalering van betekenisvolle ontwikkelingen in de
zorg, dat de raad in de zomer van 2005 uitbracht.
5.2 Nacontrole bij kanker (689)
Na een medische behandeling is nacontrole
Geplande oplevering: gebruikelijk. Afhankelijk van de aard van
2e kwartaal 2006 de aandoening en de ingrijpendheid van de
behandeling kunnen de frequentie en de duur van die controles sterk uiteenlopen.
Bij kanker is een relatief frequente en langdurige nacontrole gebruikelijk. Daar-
voor zijn niet alleen medische, maar ook psychosociale redenen. Patiënten kun-
nen geruststelling ontlenen aan het feit dat ze goed in de gaten worden gehouden.
Frequente en langdurige controles maken echter dat iemand wellicht langer
patiënt blijft dan medisch gezien nodig is. Wat kan, rekening houdend met deze
verschillende aspecten, op grond van de stand van wetenschap, gezegd worden
over de meest adequate schema's voor nacontrole na een behandeling voor kan-
ker?
5.3 Bijzondere interventies aan het hart (740)
De afgelopen jaren hebben zich belangrijke
Geplande oplevering: verschuivingen voorgedaan op het terrein
4e kwartaal 2006 van de bijzondere interventies aan het hart:
percutane coronaire ingrepen (PCI) hebben een hoge vlucht genomen, veelal ten
koste van bypass-chirurgie. Dit brengt ook veranderingen in de praktijkvoering
van de betrokken specialisten met zich mee: interventiecardiologen zijn nu in
staat tal van aandoeningen zelfstandig te behandelen, waar dit voorheen uitslui-
tend op initiatief van de chirurg plaatsvond. Het behandelarsenaal is uitgebreid
met onder andere dotteren (PTCA) bij een acuut infarct, plaatsing van drug-elu-
ting stents, en tal van andere technieken voor revascularisatie en preventie van
re-stenose. Ook nieuwe mogelijkheden voor de behandeling bij hartfalen (ICD's
en biventriculaire pacing) worden verder ontwikkeld. De minister van VWS ver-
zoekt de Gezondheidsraad te adviseren over een verantwoord gebruik van deze
behandelmethoden en ook de wenselijkheid te onderzoeken van (gedeeltelijke)
deregulering van bijzondere interventies aan het hart.
32 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
5.4 Werkgroep Bloed (629/1)
Nu de bloedvoorziening in Nederland
Doorlopende activiteit onder de verantwoordelijkheid valt van de
stichting Sanquin Bloedvoorziening, is er behoefte ontstaan aan een onafhanke-
lijke instantie die aangeeft welke ontwikkelingen en mogelijke problemen op dit
terrein relevant zijn. In 1999 heeft de Gezondheidsraad voor deze signalerende
taak de Werkgroep Bloed geïnstalleerd. Deze werkgroep attendeert de leiding
van de Gezondheidsraad op die ontwikkelingen op het terrein van bloed en
bloedtransfusie waarover advisering door de raad nodig of wenselijk is.
5.5 De veiligheid van bloed (691)
De minister van VWS heeft aangegeven
Geplande oplevering: behoefte te hebben aan een advies over de
4e kwartaal 2006 betekenis van nieuwe, gevoelige bepaling-
smethoden voor virale besmetting van donorbloed. De raad wil deze vraag in een
breder perspectief plaatsen. Een bloedtransfusie is een medische behandeling
die, ook los van de mogelijkheid een infectie over te dragen, risico kent. Dat
risico is tot op zekere hoogte te beheersen, maar niet volledig uit te bannen. De
vraag hoe veilig bloed moet zijn, is daarom relevant.
Behandeling van dit thema heeft vertraging opgelopen doordat de raad over
enkele actuele thema's tussentijds een rapportage heeft uitgebracht. De raad wil
dit thema verder bezien in het bredere kader van toepassing van het voorzorg-
principe. Dit naar aanleiding van specifieke advisering over dat onderwerp door
de Gezondheidsraad (9.2).
5.6 Zwangerschapsimmunisatie (662)
Zwangeren in Nederland worden, volgens
Geplande oplevering: op een uit 1992 daterend Gezondheidsraad-
3e kwartaal 2006 advies gebaseerde richtlijn, onderzocht op
de aanwezigheid van zogeheten irregulaire antistoffen, die de gezondheid van het
kind kunnen bedreigen.
De raad is gevraagd of ontwikkelingen op dit terrein een herziening van zijn
eerdere advies nodig maken. De voorbereiding van het advies is in 2004 opge-
schort, in verband met de tussentijdse aanvraag om advies over de inzet van anti-
virale middelen bij een grieppandemie. Afhankelijk van de beleidsprioritering
Gezondheid en zorg: doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 33
van VWS en de resultaten van onderzoeksprojecten worden de werkzaamheden
in 2006 hervat.
5.7 Planning radiotherapie (785)
De vraag is of de activiteiten die zijn inge-
Geplande oplevering: zet om de in het advies Ontwerp-plannings-
4e kwartaal 2006 besluit radiotherapie (2000/11)
geconstateerde tekorten in de radiotherapie op te heffen, het gewenste effect heb-
ben. Daarvoor moeten verwachte ontwikkelingen in de behoefte bekeken wor-
den, ook met het oog op mogelijke andere behandelmethoden. Mede in verband
met de voorbereiding van een nieuwe planningsregeling speelt momenteel de
vraag of toepassing van de WBMV op het gehele terrein van de radiotherapie
nog opportuun is. De minister verzoekt na te gaan in hoeverre deregulering
mogelijk is en daarbij rekening te houden met de kwaliteit van zorg (concentratie
van zorgvormen), indicatiestelling, toegankelijkheid en betaalbaarheid.
5.8 Gebruik van medicijnen door ouderen (806)
De minister verzoekt de stand van weten-
Geplande oplevering: schap aan te geven over het veilig gebruik
2e kwartaal 2006 van medicijnen door ouderen. Daarbij moet
de aandacht met name uitgaan naar de verbreding van inzicht over de interactie
tussen geneesmiddelen, de invloed van leeftijdsgebonden achteruitgang van
orgaanfuncties en nieuwe kennis over het verantwoord afbouwen van medicatie.
In dat kader moet beoordeeld worden welke rol het elektronisch medicatiedos-
sier, dat per 1 januari 2006 wordt ingevoerd, kan spelen. In het rapport Staat van
de Gezondheidszorg van januari 2005 meldt de Inspectie voor de Gezondheids-
zorg dat het onjuist en onveilig gebruik van geneesmiddelen tot vermijdbare
overlijdensgevallen leidt. Comorbiditeit of multimorbiditeit en het gebruik van
verschillende geneesmiddelen tegelijkertijd (polyfarmacie) maken ouderen in dat
verband extra kwetsbaar. De raad kan in zijn advisering ten dele voortbouwen op
het advies Vergrijzen met ambitie (2005/06) en op de brief van de raadsvoorzitter
ten behoeve van de medio 2005 gehouden Europese conferentie over Priority
Medicines. Aangezien het onderwerp ook aan de orde komt in het nog op te stel-
len advies over co- en multi-morbiditeit (4.7), zal pas na publicatie daarvan beke-
ken worden of verdere advisering gewenst is.
34 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
5.9 Weesgeneesmiddelen (807)
De minister vraagt de stand van weten-
Geplande oplevering: schap op het terrein van zeldzame ziekten
3e kwartaal 2006 en zogenoemde weesgeneesmiddelen
(orphan drugs) aan te geven. De markt is niet altijd geïnteresseerd in het ontwik-
kelen van deze geneesmiddelen. Om de ontwikkeling van nieuwe producten te
stimuleren bestaat er sinds 1999 een aparte EU-verordening, in navolging van de
Amerikaanse Orphan Drugs Act van 1983. Na hun ontwikkelingsfase zijn het
soms zeer dure medicijnen, die ook op langere termijn kostbaar kunnen blijven.
Er is dan ook behoefte aan afbakening van het indicatiegebied, om de middelen
doelmatig ter beschikking te kunnen stellen aan relevante doelgroepen. Belang-
rijke vraagstukken daarbij zijn hoe de generieke beoordeling van weesgenees-
middelen eruit moet zien, zoals voor toepassing bij pasgeborenen met
stofwisselingsziekten. Ook verdient de mogelijke impact aandacht van vorderin-
gen op het vlak van de farmacogenetica, waarbij `maatwerk' voor individuele
patiënten het doel is. Deze ontwikkeling zou kunnen impliceren dat uiteindelijk
meer geneesmiddelen een `wees'-aspect zullen kennen.
5.10 Doelmatigheid van langdurige psychotherapie bij kinderen en jeug-
digen (784)
In 2001 adviseerde de raad over de doelma-
Geplande oplevering: tigheid van langdurige psychotherapie voor
2e kwartaal 2006 volwassenen. Geadviseerd werd behande-
ling beter te monitoren, richtlijnen en standaarden te ontwikkelen en effectivi-
teitsonderzoek te doen. De minister van VWS vraagt de raad nu te adviseren over
de werkzaamheid en kosteneffectiviteit van langdurige psychotherapie bij kinde-
ren en jeugdigen.
Gezondheid en zorg: doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 35
36 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 6
Gezondheid en zorg:
screening
Van oudsher behoort bevolkingsonderzoek tot het aandachtsgebied van de
Gezondheidsraad. Door de sterk toegenomen mogelijkheden mensen te screenen
op aanwezige of potentiële aandoeningen worden ook steeds nieuwe medische,
ethische en gezondheidsrechtelijke vragen actueel. Dit hoofdstuk bundelt
thema's waarover de Gezondheidsraad advies is gevraagd en ontwikkelingen die
de raad uit eigen beweging signaleert.
6.1 De Wet bevolkingsonderzoek (272)
Krachtens de Wet op het bevolkingsonder-
Doorlopende activiteit: zoek (WBO) moet de minister van VWS de
afhankelijk van vraag Gezondheidsraad horen alvorens een
besluit te nemen over het verlenen of intrekken van een vergunning voor het ver-
richten van bevolkingsonderzoek. Ook in 2006 verwacht de raad weer een aantal
adviezen uit te brengen.
6.2 Jaarbericht bevolkingsonderzoek (757)
Geplande oplevering: De wetenschappelijke ontwikkelingen
1e kwartaal 2006 inzake de opsporing van ziekten en risico-
indicatoren gaan snel. Dat heeft gevolgen
Gezondheid en zorg: screening 37
voor bestaande screeningsprogramma's en voor de mogelijkheden van nieuwe.
Daarom rapporteert de raad periodiek over ontwikkelingen op het vlak van
bevolkingsonderzoek. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de wetenschappe-
lijke vooruitgang in verband met screening op specifieke aandoeningen. Daar-
naast krijgt ook de zin van screening in vervolg op bijzondere gebeurtenissen
aandacht. De raad beoogt een verschijningsfrequentie van eens in de twee jaar.
6.3 Preconceptiezorg (778)
Het doel van preconceptiezorg is dat vrou-
Geplande oplevering: wen of paren zich optimaal kunnen voorbe-
2e kwartaal 2006 reiden op een zwangerschap, om zo de kans
op erfelijke en aangeboren aandoeningen te verkleinen. Door verbetering van de
informatievoorziening over risico's, gezondheidsbevordering en eventuele inter-
venties kunnen aanstaande ouders maatregelen nemen die een goede zwanger-
schapsuitkomst bevorderen. Daarbij valt, naast voorlichting over erfelijke
aandoeningen en de rol van screening daarin, te denken aan voorlichting over
zaken als voeding, ziekte, roken, alcohol en medicijngebruik. De raad zal advise-
ren over de verschillende factoren die de zwangerschap en de uitslag van de
zwangerschap kunnen beïnvloeden en hoe voorlichting aan ouders en algemene
publieksvoorlichting in deze vormgegeven kan worden.
6.4 Voorspellende geneeskunde (808)
De minister van VWS vraagt de raad aan te
Geplande oplevering: geven welke nieuwe ontwikkelingen op het
4e kwartaal 2006 gebied van de voorspellende geneeskunde,
waaronder die op het vlak van de genetica, de komende tien jaar zijn te verwach-
ten met gevolgen voor het overheidsbeleid ten aanzien van bevolkingsonderzoek
of screening en de voorspelling van individuele gezondheidsrisico's. De weten-
schap biedt steeds meer inzicht in de risico's die mensen lopen om bepaalde ziek-
ten te krijgen. Daardoor kan de aandacht voor klinische (klachtgebonden)
geneeskunde verschuiven naar (niet-klachtgebonden) voorspellende genees-
kunde.
Mogelijke voordelen zijn betere preventie en meer autonomie en keuzevrij-
heid voor de burger. Er kunnen ook nadelen zijn, zoals een toename van (irratio-
nele) zorgvraag en een groter beslag op de middelen.
De raad zal in een overzichtsrapport deze ontwikkelingen in wetenschappe-
lijk perspectief plaatsen en ingaan op de toenemende kennis over erfelijke facto-
38 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
ren, het multifactoriële karakter van ziekte, de grenzen en mogelijkheden van
`doe-het-zelf`-geneeskunde, en op de morele en juridische aspecten. De raad zal
nagaan in welke mate samenwerking met de Raad voor de Volksgezondheid &
Zorg zinvol en wenselijk is.
Gezondheid en zorg: screening 39
40 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 7
Gezondheid en zorg:
preventie van en behandeling bij
infectieziekten
De Gezondheidsraad besteedt al sinds zijn oprichting aandacht aan de preventie
en behandeling van infectieziekten. Veel activiteiten op dit gebied lopen door,
wat regelmatig uitmondt in rapportages. Verder worden ook adviezen uitgebracht
die niet de uitkomst zijn van een langlopende activiteit, maar een antwoord
geven op een eenmalige en actuele vraag.
7.1 Bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatieprogramma (469)
De Gezondheidsraad analyseerde in het
Doorlopende activiteit verleden elk jaar de gemelde bijwerkingen
die zich in het voorgaande jaar hadden voorgedaan bij kinderen die in het kader
van het Rijksvaccinatieprogramma waren gevaccineerd. Met ingang van 1997 is
de werkwijze aangepast: het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) voert de analyse van de gegevens uit en legt deze voor commentaar voor
aan de Gezondheidsraad. De minister van VWS heeft, na overleg met de voorzit-
ter van de Gezondheidsraad, kenbaar gemaakt dat de aard van de desbetreffende
werkzaamheden het wenselijk maakt deze taak in het kader van de uitvoering
van het Rijksvaccinatieprogramma op een andere manier te waarborgen. In 2005
wordt het laatste advies in de huidige vorm afgerond. De Commissie Bijwerking
Rijksvaccinatieprogramma richt zich voortaan op het uitbrengen van weten-
Gezondheid en zorg: preventie van en behandeling bij infectieziekten 41
schappelijke signalementen met het oog op mogelijke of veronderstelde bijwer-
kingen van vaccinaties.
7.2 Commissie herziening en uitbreiding RVP (693)
De Gezondheidsraad is gevraagd gefaseerd
Doorlopende activiteit zijn visie te geven op de toekomst van het
Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Daartoe is in 2001 de Commissie Herziening
van het RVP ingesteld. In dat kader is geadviseerd over vaccinatie tegen hepatitis
B van kinderen van moeders die draagster zijn van het virus, tegen
meningokokken C- en pneumokokkenmeningitis, en tegen kinkhoest. Brede
advisering over de herziening van het RVP is aangevat met een kaderstellend
advies, waarin onder andere aandacht wordt besteed aan criteria en uitgangspun-
ten voor opname van vaccins in het RVP, voorlichting en communicatie met het
publiek, en recente immunologische inzichten in de werking van vaccins. Uit-
werking van specifieke vraagstukken en signalering van relevante ontwikkelin-
gen blijven wezenlijke taken van deze commissie.
7.3 Richtlijnen voor preventie van ziekenhuisinfecties (144/9)
De landelijke Werkgroep Infectiepreventie
Doorlopende activiteit (WIP) heeft tot taak richtlijnen op te stellen
voor de preventie van ziekenhuisinfecties. Krachtens een verzoek uit 1989 van
de toenmalige staatssecretaris van WVC geeft de Gezondheidsraad een tweede
oordeel over de conceptrichtlijnen.
7.4 MRSA (meticillineresistente Staphylococcus aureus) (766)
Geplande oplevering: De raad wordt gevraagd te adviseren over
3e kwartaal 2006 de omvang en de ontwikkeling van het pro-
bleem van MRSA-besmettingen in zieken-
huizen en over de meest (kosten)effectieve aanpak. Wetenschappelijke kennis
over de beste vormen van preventie zal daar een belangrijke rol in spelen. Ook
ervaringen uit het buitenland worden meegenomen.
42 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
7.5 BCG-vaccinatie (767)
Kinderen die in Nederland wonen, maar
Geplande oplevering: van wie de ouders afkomstig zijn uit landen
1e kwartaal 2006 met een hoge tuberculoseprevalentie, wor-
den op dit moment met BCG gevaccineerd. De minister van VWS vraagt of de
BCG-vaccinatie voor deze groep nog (kosten)effectief is. De populatie is inmid-
dels namelijk veranderd, en ook de situatie in de landen van herkomst is niet
meer dezelfde. Moet de vaccinatie gehandhaafd blijven, dan is een tweede vraag
of het aanbeveling verdient deze op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma.
De raad treedt voor dit advies in overleg met de Koninklijke Nederlandse Cen-
trale Vereniging tot bestrijding der tuberculose (KNCV) en betrekt dit onderwerp
bij zijn advisering over het Rijksvaccinatieprogramma.
7.6 Protocollen Infectieziekten (144/8)
Doorlopende activiteit In 1995 heeft de minister van VWS de Lan-
delijke Coördinatiestructuur voor de Infec-
tieziektenbestrijding (LCI) in het leven geroepen. Deze heeft onder meer tot taak
het opstellen van protocollen en draaiboeken voor een landelijk uniforme bestrij-
ding van infectieziekten. Overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek van de
minister van VWS van 6 december 1996, toetst de Gezondheidsraad de door de
LCI opgestelde of geactualiseerde protocollen en draaiboeken.
7.7 Griepvaccinatie: herziening indicatiestelling (786)
Geplande oplevering: Geeft de huidige stand van wetenschap
4e kwartaal 2006 aanleiding het Nationale Programma
Grieppreventie uit te breiden naar andere
doelgroepen, zoals gezonde personen vanaf 50 jaar, zwangeren, kinderen bene-
den de twee jaar en gezondheidswerkers en personen met intensieve contacten
met de bevolking? Het is een van de vragen over de groepen die in aanmerking
kunnen komen voor een griepprik. Een ander punt is of de hoogrisicogroep van
mensen jonger dan 18 jaar nog een terechte doelgroep vormt. Verder zal aandacht
worden besteed aan het nut van een griepvaccinatie voor risicogroepen als alco-
holisten en druggebruikers. De raad wordt gevraagd kosteneffectiviteit in zijn
beschouwingen te betrekken.
Gezondheid en zorg: preventie van en behandeling bij infectieziekten 43
7.8 Bijwerkingen van massavaccinatie bij grieppandemie (809)
Geplande oplevering: De minister van VWS vraagt of massale
vaccinatie tegen een pandemisch griepvirus
nog niet ingepland (influenza) eventueel bijwerkingen kan
geven en hoe daarop kan worden geanticipeerd. Wereldwijd bereiden landen zich
voor op een eventuele grieppandemie. Ook in ons land zijn we daar mee bezig.
Het veiligstellen van een snelle aanlevering van een vaccin vormt een belangrijk
onderdeel van die voorbereiding. Een dergelijk vaccin kan echter alleen bereid
worden op het moment dat de pandemie reeds begonnen is, want dan is pas
bekend welk type virus de veroorzaker is. De vraag is in hoeverre van te voren te
bepalen is of een dergelijk nieuw vaccin onverwachte bijwerkingen heeft. In de
jaren zeventig van de vorige eeuw werd in Amerika een massavaccinatie tegen
een vermeende influenza-pandemie afgebroken wegens verhoogd optreden van
het syndroom van Guillain-Barré.
44 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 8
Gezondheid en voeding
De werkzaamheden in dit hoofdstuk bestrijken de kwaliteit van onze voeding en
de productie, voorziening en consumptie van voedingsmiddelen. Daarbij gaat het
steeds om deze vraag: dragen de bestanddelen van het voedsel, de productie en
de samenstelling van het voedselpakket bij aan bevordering van de gezondheid
(gezondheidsbevordering), of is er juist sprake van gezondheidsrisico's (gezond-
heidsbescherming)? De raad ziet het ook als zijn taak periodiek ontwikkelingen
in de voedselconsumptie in dit licht te beoordelen.
8.1 Voedingsnormen voor energie en voedingsstoffen (551)
De Gezondheidsraad gaat na op welke
Doorlopende activiteit onderdelen de voedingsnormen voor ener-
gie en voedingsstoffen die in 1989 door de toenmalige Voedingsraad zijn opge-
steld, moeten worden herzien. De raad voert deze evaluatie uit in nauw overleg
met zusterorganisaties in het buitenland. De bedoeling is zoveel mogelijk te
komen tot een gemeenschappelijke wetenschappelijke basis voor aanbevolen
hoeveelheden in Europa, de VS en Canada. Bij deze herziening geeft de raad aan
welk niveau van inneming de traditionele deficiëntieziekten kan voorkómen en
tevens kan bijdragen aan de preventie van chronische ziekten. Er zijn inmiddels
nieuwe voedingsnormen opgesteld voor energie, vetten, eiwitten, verteerbare
Gezondheid en voeding 45
koolhydraten, voedingsvezel, calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, nia-
cine, pantotheenzuur, biotine, foliumzuur, vitamine B6 en vitamine B12.
Voor 2006 staat de afronding van de herziening van de voedingsnorm voor
ijzer op het programma. Daarna zullen de voedingsnormen voor vitamine E en
vitamine A (retinol en bètacaroteen) worden getoetst aan de stand van de weten-
schap. Indien de resultaten van het interventieonderzoek naar het verband tussen
foliumzuurinneming en risicofactoren voor hart- en vaatziekten die in de loop
van 2006 beschikbaar komen aanleiding geven de huidige voedingsnorm voor
foliumzuur aan te passen, zal hieraan voorrang worden gegeven.
8.2 Voeding van zuigelingen en peuters (810)
De aanbevelingen van de Inspectie
Geplande oplevering: Gezondheidszorg aan de betrokken
nog niet ingepland beroepsgroepen over de uitgangspunten
voor de voeding van zuigelingen en peuters (0-4 jaar) worden opgesteld door een
door het Voedingscentrum ingestelde groep van deskundigen. De aanbevelingen
worden op dit moment herzien. De Gezondheidsraad stelt eens in de vijf jaar de
Richtlijnen goede voeding op. Deze richtlijnen vormen het uitgangspunt voor de
voedingsvoorlichting van het Voedingscentrum en gelden voor de bevolking
vanaf de leeftijd van twee jaar. Beide activiteiten zouden meer aan elkaar gerela-
teerd moeten plaatsvinden. De minister van VWS zal de conceptaanbevelingen
over de uitgangspunten voor de voeding van zuigelingen en peuters voor een
oordeel voorleggen aan de Gezondheidsraad.
8.3 Inrichting landelijke voedselconsumptiepeilingen na 1998 (590)
Geplande oplevering: In 1998 is de derde landelijke voedselcon-
sumptiepeiling uitgevoerd. De bewindslie-
4e kwartaal 2006 den van VWS en LNV hebben de
Gezondheidsraad advies gevraagd over de wijze waarop deze peilingen in de toe-
komst moeten worden voortgezet. Het nieuwe peilingsysteem moet gericht zijn
op de voedselconsumptie, zowel bezien vanuit het oogpunt van gezondheidsbe-
vordering (`gezonde' voeding) als van gezondheidsbescherming (`veilige' voe-
ding). In 2003 heeft een beperkte peiling `nieuwe stijl' plaatsgevonden, waarbij
voor personen in de leeftijdsgroep van 19-30 jaar informatie is verzameld over
de energetische waarde van de voeding, het totaal vet-, transvet- en verzadigd-
vetgehalte en de groenten- en fruitconsumptie. Ten behoeve van de inrichting
van de volgende peilingen zal de Gezondheidsraad door de bewindslieden van
46 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
VWS en LNV onder meer om een oordeel worden gevraagd over de selectie en
prioritering van specifieke doelgroepen--naast de basisgegevensverzameling--
en de prioritering van onderzoek naar de voedingstoestand na 2006.
De voedselconsumptiepeilingen bij specifieke doelgroepen zullen worden
gebruikt bij de risicobeoordeling van de blootstelling aan chemische contami-
nanten. De techniek van risicobeoordeling op basis van toxicologische grens-
waarden, zoals de TDI, is bedoeld voor levenslange blootstelling van de gehele
bevolking. Ze voorziet niet in de beoordeling van de blootstelling van specifieke
doelgroepen, zoals kinderen. De bewindslieden van VWS en LNV hebben te
kennen gegeven de Gezondheidsraad te zullen verzoeken de in dit kader belang-
rijke doelgroepen nader te definiëren en aan te geven op welke wijze de bloot-
stelling van deze groepen moet worden geëvalueerd.
8.4 Voeding bij medische behandelingen (769)
Mogelijk is het herstel na, of het resultaat
Geplande oplevering: van, medische behandelingen te verbeteren
4e kwartaal 2006 door aanpassingen van de voeding van de
patiënt. Na consultatie van een aantal deskundigen is besloten via een literatuur-
studie inzicht te krijgen in de aard en omvang van deze mogelijkheden. Het
resultaat van deze studie zal op een nog nader te bepalen wijze in 2006 onder de
aandacht van de minister van VWS worden gebracht. De bijeenkomst van des-
kundigen vond plaats in 2003. De verslaggeving is toen niet afgerond door
gebrek aan capaciteit bij het secretariaat.
8.5 Voedingskundige noodzaak van de verrijking van voedingsmiddelen
(811)
Geplande oplevering: Voor enkele essentiële voedingsstoffen
nog niet ingepland schiet de normale voeding tekort om in de
behoefte te kunnen voorzien (bijvoorbeeld
jodium, vitamine D). De minister van VWS wil de doelmatigheid van het huidige
verrijkingsbeleid evalueren en dit beleid zonodig bijstellen. Aan de Gezond-
heidsraad zal de vraag worden voorgelegd op welke wijze een actief overheids-
beleid voor het verrijken van voedingsmiddelen met essentiële voedingstoffen--
al dan niet verplicht--kan bijdragen aan het voorkomen van tekorten in groepen
van de bevolking.
Gezondheid en voeding 47
8.6 Natuurlijke aromastoffen in voedingsmiddelen (787)
In de Europese Unie wordt gewerkt aan een
Geplande oplevering: nieuwe verordening voor aromastoffen.
4e kwartaal 2006 Onderdeel daarvan is een lijst met binnen
de EU toegelaten geur- en smaakstoffen (aromastoffen). Daartoe worden aroma-
stoffen onder meer op veiligheid voor de consument beoordeeld. Als resultaat
hiervan zijn twee stoffen (estragol en methyleugenol) door het Europese Scienti-
fic Committee on Food als genotoxisch carcinogeen aangemerkt, terwijl een
derde stof (cumarine) daarvan wordt verdacht. Als aromastof mogen deze stoffen
dan ook niet meer worden toegepast.
De drie stoffen komen echter ook van nature voor in ingrediënten die veel-
vuldig in allerlei voedingsmiddelen worden gebruikt (zoals basilicum en kaneel).
Dat roept de vraag op wat dat betekent. De nieuwe verordening is namelijk niet
alleen van toepassing op de aromastoffen zelf, maar ook op ingrediënten die aro-
mastoffen bevatten. Hoe moet de veiligheid van ingrediënten worden beoordeeld
wanneer deze bestanddelen bevatten die op zich als genotoxisch carcinogeen zijn
aangemerkt?
Bij het voorbereiden van een Nederlands standpunt stellen de bewindslieden
van VWS en LNV de opvatting van de Gezondheidsraad op prijs. In de advies-
aanvraag zal tevens aandacht worden gevraagd voor een verbreding van de pro-
blematiek van genotoxische carcinogenen naar de problematiek van `verboden
stoffen' en nultoleranties, waarbij naast volksgezondheidsoverwegingen ook
andere maatschappelijke overwegingen een rol kunnen spelen. Ook de staatsse-
cretaris van VROM is hierin geïnteresseerd.
8.7 Gezondheidsrisico's van gemengde dierhouderijsystemen (812)
De afgelopen tijd wordt in wetenschappe-
Geplande oplevering: lijke kring zorg uitgesproken over de moge-
1e kwartaal 2006 lijke risico's van virusvermengingen voor
de volksgezondheid. Hierbij wordt vooral verwezen naar de mogelijke vermen-
ging van humane griepstammen met stammen van (landbouw)huisdieren. Dit
zou kunnen leiden tot pandemieën bij de mens met een groot aantal sterfgevallen.
Om dit risico te vermijden is onder meer voorgesteld de contacten tussen de ver-
scheidene soorten landbouwhuisdieren en tussen landbouwhuisdieren en vrij
levende dieren te minimaliseren.
48 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Dit voorstel staat echter haaks op het huidige beleid van het ministerie van
LNV, dat gericht is op het bevorderen van duurzame landbouw, met veel aan-
dacht voor dierenwelzijn. De minister van LNV heeft aangegeven een advies op
prijs te stellen over de risico's voor de volksgezondheid van virusvermengingen
in relatie tot de bestaande (gemengde) dierhouderijsystemen en mogelijke alter-
natieve vormen van het houden van landbouwhuisdieren.
Gezondheid en voeding 49
50 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 9
Gezondheid en omgeving
De Gezondheidsraad besteedt aandacht aan methoden voor het analyseren en
beheersen van het risico dat verbonden is aan de blootstelling aan omgevingsfac-
toren. Daarbij richt de raad zich in de eerste plaats op de gezondheid van de
mens. Daarnaast besteedt hij ook aandacht aan de structuur en het functioneren
van ecosystemen als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving. In dit hoofd-
stuk komt de invloed van omgevingsfactoren op de gezondheid van de mens en
de kwaliteit van het milieu aan de orde, voor zover de vragen geen betrekking
hebben op arbeidsomstandigheden.
Een bijzondere plaats neemt de advisering in naar aanleiding van het beleids-
project Gezondheid en milieu van de bewindslieden van VWS en VROM. In een
advies uit 2003 heeft de Gezondheidsraad onderwerpen voor kennissynthese
aangegeven. Verscheidene daarvan heeft de raad op het programma staan om
aangepakt te worden in 2005 en 2006.
9.1 Agendering van issues (789)
Veel kwesties van `gezondheid en omge-
Doorlopende activiteit ving' worden inmiddels internationaal
behandeld. Dat is begrijpelijk, gezien het grensoverschrijdende en soms wereld-
wijde karakter van invloeden op het leefmilieu en de internationale consequen-
ties van maatregelen om de risico's in te perken. Een goed voorbeeld is het
Gezondheid en omgeving 51
Europese Environmental Health Action Plan, dat onlangs door de Europese
Commissie is vastgesteld.
Tegen deze achtergrond heeft de staatssecretaris van VROM behoefte aan
zogeheten agenderende adviezen van de Gezondheidsraad. Het gaat om het
beoordelen van uiteenlopende signalen uit de internationale wetenschappelijke
literatuur, inclusief grijze literatuurbronnen, op wetenschappelijke merites. Dat
moet leiden tot argumenten die kunnen helpen bij het vaststellen van het maat-
schappelijke belang van bepaalde issues. De Gezondheidsraad zal hiervoor een
bescheiden, flexibele structuur opzetten en verwacht in 2006 in dat kader vier
korte adviezen uit te brengen. Dit zal geschieden in nauw overleg met de signale-
ringscommissie die wordt ingesteld voor het beleidsproject Gezondheid en
milieu bij het RIVM en die tot taak krijgt facetten als maatschappelijk belang en
urgentie mee te wegen.
9.2 Voorzorg en volksgezondheid (661)
In het milieubeleid geldt het voorzorgsbe-
Geplande oplevering: ginsel als uitgangspunt voor maatregelen
1e kwartaal 2006 ter bescherming van de gezondheid van de
mens en de kwaliteit van het milieu. Dit is ook op de terreinen van de voeding, de
gezondheidszorg en de arbeidsomstandigheden steeds meer het geval. In con-
crete gevallen is het echter niet eenvoudig aan dit beginsel handen en voeten te
geven. De Gezondheidsraad bereidt een advies voor waarin achtergronden en
toepassingsmogelijkheden worden toegelicht. De raad zal daarbij ingaan op de
overeenkomsten en verschillen in het hanteren van het beginsel op de verschil-
lende terreinen, en op de wetenschappelijke onderbouwing daarvan.
Door gebrek aan capaciteit binnen het secretariaat bleek het niet mogelijk het
advies in 2005 uit te brengen, zoals eerder was voorzien.
9.3 Invloed van natuur op gezondheid en welzijn (719)
De `natuurlijkheid' van de omgeving staat
Geplande oplevering: steeds meer in de belangstelling als factor
nog niet vastgesteld die van invloed is op gezondheid en wel-
zijn. In zijn adviezen Grote luchthavens en gezondheid (1999/14) en Hinder van
nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur (2000/25) wees de Gezondheidsraad
daarop.
De Gezondheidsraad en de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronder-
zoek (RMNO) hebben in juni 2004 het advies Natuur en gezondheid (2004/09)
52 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
aangeboden aan de minister van LNV en de bewindslieden van VWS en VROM.
In het advies zijn vijf beleidsrelevante thema's onderscheiden. Die thema's zijn
de invloed van natuur 1) op herstel van stress en aandachtsmoeheid, 2) op het sti-
muleren tot bewegen, 3) op het vergemakkelijken van sociaal contact, 4) op het
bevorderen van optimale ontwikkeling van kinderen, en 5) op het bevorderen van
persoonlijke ontwikkeling en zingeving. Voor elk van die thema's zijn de
bestaande kennis uit wetenschappelijk onderzoek en de kennislacunes in kaart
gebracht. Daarnaast is onderzoek besproken en beoordeeld dat het rechtstreekse
verband tussen natuur en gezondheid tracht te meten aan de hand van indicatoren
voor gezondheid en welbevinden.
In een vervolgtraject zal de RMNO een advies over een strategisch onder-
zoeksplan opstellen. Daarbij zijn naast de Gezondheidsraad ook de RGO, de
Raad voor het Landelijk Gebied en het Innovatienetwerk Groene Ruimte en
Agrocluster betrokken.
Inmiddels is er in een overleg met de ministeries van LNV, VROM en VWS
afgesproken dat het ministerie van VWS een implementatiewerkgroep zal
opstarten, waaraan ook de ministeries van LNV en VROM, de Gezondheidsraad
en de RMNO zullen deelnemen. De RMNO zal de onderzoekprogrammering
starten met een werkconferentie in het najaar van 2005.
9.4 Gezondheid en milieu (720)
Geplande oplevering: In de vierde editie van het Nationaal
4e kwartaal 2006 Milieubeleidsplan (juni 2001) krijgt de
relatie tussen milieu en gezondheid nadruk-
kelijk aandacht. De bewindslieden van VWS en VROM hebben in verband daar-
mee in 2002 aan de Tweede Kamer een `actieprogramma' toegezonden, waarin
onder andere een adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad is aangekondigd.
De raad ontving deze adviesaanvraag van de staatssecretaris van VROM in
december 2002. De vragen aan de raad betroffen een nadere beoordeling van
gestelde onderzoeksprioriteiten en een `review' van een beoordelingskader voor
lokale milieuproblemen (daartoe ontving de raad een aanvullende adviesaan-
vraag in juli 2003). Medio 2003 verscheen in antwoord hierop een advies dat
onderwerpen aandroeg voor kennisverwerving en kennissynthese met betrekking
tot de invloed van (vooral) fysieke milieufactoren en gezondheid (2003/15).
Daarna verscheen een advies over een door het RIVM en Fast Advies ontwikkeld
beoordelingskader (2004/ 03). In zijn adviesaanvraag refereert de staatssecretaris
ook aan een advies over `monitoring' dat in 2003 verscheen (2003/13). Verder
Gezondheid en omgeving 53
heeft de Gezondheidsraad in januari 2005 een commentaar verstrekt op het Euro-
pese Environmental Health Action Plan (2005/03).
De afronding van de advisering naar aanleiding van de adviesaanvraag uit
2002 vindt plaats in de vorm van een advies over de bruikbaarheid van maten
voor `kwaliteit van leven' bij het beoordelen van de schadelijke invloed van
milieufactoren op de gezondheid en van maatregelen om die invloed in te perken.
In het advies besteedt de raad ook aandacht aan de monetaire vertaling van der-
gelijke maten als onderdeel van het uitvoeren van kostenbatenanalyses. Het
advies verschijnt volgens plan eind 2005.
9.5 Leefomgevingskwaliteit
In het advies Gezondheid en milieu: kennis
Geplande oplevering: voor beleid (2003/15) wordt aangegeven
1e kwartaal 2006 hoe de gezondheid een resultante is van
sociale, economische en milieufactoren. De laatste jaren worden er diverse
pogingen gedaan om de onderlinge samenhang van die factoren en hun relatie
met gezondheid beter te begrijpen. Veelal gebruikt men daarvoor het begrip
`leefomgevingskwaliteit'. De raad zal de stand van kennis op dit gebied in kaart
brengen en nagaan welke aanknopingspunten deze kennis biedt voor een doel-
treffend beleid ter inperking van gezondheidsrisico's.
9.6 Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden (442)
In 1985 heeft de Gezondheidsraad een
Geplande oplevering: methode aanbevolen voor het op inzichte-
2e kwartaal 2006 lijke wijze afleiden van gezondheidskun-
dige advieswaarden voor stoffen (Uitgangspunten voor normstelling; 1985/31).
Het ging daarbij om blootstelling van de mens aan niet-mutagene, niet-carcino-
gene en niet-immunotoxische stoffen. De raad heeft besloten het advies van 1985
te actualiseren en te verbreden.
In 1996 verscheen in dat kader als eerste het advies Toxicologische advies-
waarden voor stoffen (1996/12). In vervolg daarop heeft de raad nader aandacht
besteed aan een raamwerk voor het beoordelen van de toxiciteit van een stof,
waarbij efficiënt gebruik van de vaak schaars beschikbare informatie voorop
staat (Onderzoek gezondheidsrisico's stoffen: een gerichtere benadering; 2001/
24). In 2002 verscheen een advies over `combinatietoxiciteit' (Blootstelling aan
combinaties van stoffen: een systematiek voor het beoordelen van gezondheidsri-
sico's; 2002/05). Begin 2003 zag het advies Benchmark-dosismethode: afleiding
54 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
gezondheidskundige advieswaarden in nieuw perspectief (2003/06) het licht.
Eind 2005 verschijnt een advies over extrapolatie van onderzoeksgegevens naar
advieswaarde.
In deze eerdere rapporten heeft de Gezondheidsraad steeds het belang van
internationale harmonisatie van onderzoeksprotocollen en beoordelingsmetho-
den benadrukt. Op dat terrein wordt in het kader van de WHO (International
Programme on Chemical Safety) en de OESO het nodige gedaan. De Gezond-
heidsraad zal in de eerste helft van 2006 een internationale workshop organise-
ren, met als doel deze harmonisatieprocessen een stimulans te geven en daarbij
de aanbevelingen in de diverse adviezen over het internationale voetlicht te bren-
gen.
9.7 Deeltjesvormige luchtverontreiniging (813)
Het onderwerp `deeltjesvormige luchtver-
Geplande oplevering: ontreiniging' staat volop in de belangstel-
nog niet ingepland ling. Diverse bouwprojecten kunnen geen
doorgang vinden, omdat de EU-norm voor de buitenlucht wordt overschreden.
Met het oog op deze ontwikkelingen zal de Gezondheidsraad zijn advies Deel-
tjesvormige luchtverontreiniging (1995/14) actualiseren. Daarbij schenkt de raad
onder meer aandacht aan de onderbouwing van normen en meetmethoden en aan
kennis over de schadelijke bestanddelen. De raad overweegt een internationale
aanpak voor deze activiteit. Het advies zal in ieder geval aansluiten bij de inter-
nationale ontwikkelingen op dit terrein en gebruikmaken van recente evaluaties
van onder meer de EU en de Amerikaanse EPA.
9.8 Afwegingskader risicogroepen (790)
Geplande oplevering: Omgevingsfactoren beïnvloeden niet bij
4e kwartaal 2006 iedereen op dezelfde wijze de gezondheid.
De wijze van blootstelling (bijvoorbeeld:
voeding, lucht, beroep) is van invloed, evenals erfelijke en verworven eigen-
schappen. De bewindslieden van VWS en VROM willen van de Gezondheids-
raad weten in hoeverre deze gezondheidsrisico's voor verschillende doelgroepen
verschillend uitwerken. Ze verwachten van de raad handvatten voor een afwe-
gingskader, waarbij ook de gezondheidsvoordelen verbonden aan de risico ver-
oorzakende activiteiten een rol spelen.
De raad zal daarbij voortborduren op de aanbevelingen in het advies over
`Voorzorg en volksgezondheid', dat naar verwachting in het eerste kwartaal van
Gezondheid en omgeving 55
2006 verschijnt. Tevens zal de raad de bevindingen uit de adviezen over hiaten in
onderzoek naar gezondheid en milieu (2003/20) en kinderen en bestrijdingsmid-
delen (2004/11) bij het advies betrekken. De staatssecretaris van VROM ver-
zoekt bovendien aansluiting bij het beleid dat onder de titel `Nuchter omgaan
met risico's' in januari 2004 aan de Tweede Kamer is gepresenteerd. Bij dit
onderwerp zal verder samenwerking worden gezocht met zusterorganisaties in
het buitenland.
9.9 Negatieve gezondheidseffecten van nanodeeltjes (792)
Najaar 2005 verwacht de Gezondheidsraad
Geplande oplevering: een agenderend advies over de stormach-
nog niet ingepland tige ontwikkeling van de nanotechnologie
uit te brengen. Centraal in dat advies staat de vraag: welke aspecten van deze ont-
wikkeling verdienen vanuit het oogpunt van de volksgezondheid nadere aan-
dacht? Daarbij zal de mogelijke gezondheidsschade door blootstelling aan
deeltjes met afmetingen minder dan een micrometer aandacht krijgen. In vervolg
op dit advies zal de raad overleggen met de ministeries van VWS, VROM en
SZW of een nader advies over de gevolgen van blootstelling aan nanodeeltjes
gewenst is en gezien de stand der wetenschap ook opportuun is.
9.10 Invloed van global change op de gezondheid (749)
De wetenschappelijke evidentie voor
Geplande oplevering: onomkeerbare veranderingen in de biosfeer
nog niet ingepland neemt toe. Te noemen zijn zaken als het
broeikaseffect, aantasting van de ozonlaag en de verwoestijning van grote gebie-
den. Die wereldwijde veranderingen leiden op regionale en lokale schaal tot pro-
cessen die de gezondheid van de bevolking aldaar beïnvloeden. De
ontwikkelingen hebben ook hun weerslag op de volksgezondheid hier. De
Gezondheidsraad begint in 2006 met het opstellen van een verkennend advies
waarin wordt aangegeven of met dit soort effecten bij diverse maatschappelijke
ontwikkelingen meer rekening moet en kan worden gehouden. Een daarvan is de
toenemende mobiliteit. Waar nodig zullen ook andere drijvende processen naast
veranderingen in de biosfeer in de beschouwing worden betrokken. Mogelijk zal
deze activiteit onderdeel vormen van de agendering van issues die onder 9.1
beschreven staat.
56 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
9.11 Binnenhuisklimaat (814)
Nederlanders brengen een groot deel van
Geplande oplevering: hun tijd binnen door. Een gezond `binnen-
1e kwartaal 2006 milieu' is daarom van groot belang. Over-
eenkomstig de aanbevelingen in het advies Gezondheid en milieu: kennis voor
beleid (2003/15) zal de Gezondheidsraad een strategische visie op het binnenmi-
lieu geven. Daarbij zullen de ontwikkelingen worden betrokken die zich rond dit
thema in de EU voordoen.
9.12 Commentaar op conceptrapporten van de National Council on Radi-
ation Protection and Measurements (484)
De National Council on Radiation Protec-
Doorlopende activiteit tion and Measurements (NCRP)--een
onafhankelijke instantie in de VS--doet aanbevelingen en geeft rapporten uit
over stralingshygiëne (ioniserende en niet-ioniserende straling). De NCRP heeft
de Gezondheidsraad gevraagd zijn conceptrapporten van commentaar te voor-
zien. Hierop is positief gereageerd. De raad gaat verder van geval tot geval na in
hoeverre de NCRP-rapporten zaken bevatten die voor het Nederlandse over-
heidsbeleid van belang zijn om te signaleren.
9.13 Elektromagnetische velden (673)
Vooral door de opmars van de mobiele tele-
Doorlopende activiteit fonie neemt het aantal vragen over de
invloed van elektromagnetische velden en straling op de gezondheid toe. Ook
andere toepassingen, zoals magneettreinen, hoogspanningslijnen en elektrische
apparatuur en allerhande automatische toegangs- en controlesystemen, roepen
van tijd tot tijd vragen op. In 2005 heeft de raad een rapport uitgebracht over de
risico's van mobiele telefoons voor kinderen. Verder is de Gezondheidsraad in
2001 begonnen met periodieke rapportages over nieuwe wetenschappelijke ont-
wikkelingen en over de noodzaak eerdere conclusies bij te stellen. In 2007 ver-
schijnt volgens plan het vierde jaarbericht. De Gezondheidsraad zal op verzoek
van VROM en EZ bovendien een update maken van het advies Gezondheidsef-
fecten van blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden: aanbeve-
lingen voor onderzoek (2003/03), waarin de prioriteiten voor onderzoek naar de
risico's van mobiele telefoons en GSM-basisstations zijn beschreven.
Gezondheid en omgeving 57
9.14 Environmental Health Criteria-document laagfrequente elektromag-
netische velden (815)
In 2005 heeft de Wereldgezondheidsorgani-
Geplande oplevering: satie (WHO) een Environmental Health
3e kwartaal 2006 Criteria-document over de effecten van sta-
tische elektrische en magnetische op de gezondheid gepubliceerd. De Gezond-
heidsraad heeft een inhoudelijke en faciliterende rol gespeeld bij het tot stand
komen van dit document. De WHO heeft de raad verzocht een bijdrage te leveren
aan een soortgelijk document over laagfrequente elektromagnetische velden. Met
ondersteuning van het ministerie van VROM is de raad medio 2005 met deze
werkzaamheden begonnen. Naar verwachting zal het document in de tweede
helft van 2006 worden uitgebracht.
58 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 10
Gezondheid en
arbeidsomstandigheden
Het zwaartepunt van de werkzaamheden van de Gezondheidsraad ten behoeve
van het arbeidsomstandighedenbeleid ligt bij het beoordelen van de schadelijke
gevolgen van beroepsmatige blootstelling aan stoffen. De stoffen die in behande-
ling worden genomen zijn afkomstig van een lijst die de staatssecretaris van
SZW samenstelt. Behalve over afzonderlijke stoffen adviseert de Gezondheids-
raad ook over beoordelingsmethoden en over andersoortige arbeidshygiënische
vraagstukken.
10.1 Gezondheidskundige advieswaarden voor afzonderlijke stoffen
(459)
De Gezondheidsraad beoordeelt op verzoek
Doorlopende activiteit van de minister van SZW nader aan te
geven stoffen op hun toxische eigenschappen en beveelt een gezondheidskundige
advieswaarde aan bij blootstelling aan de stof gedurende het gehele arbeidsleven.
Deze gegevens moeten dienen als onderbouwing van wettelijke grenswaarden
voor beroepsmatige blootstelling aan deze stoffen.
Begin 2006 zullen bij de Gezondheidsraad in behandeling zijn*: aluminium
en aluminiumverbindingen, arseen en arseenverbindingen, benzochinon en
* `In behandeling' betekent dat de Gezondheidsraad de opdracht voor het opstellen van een eerste concept heeft
gegeven.
Gezondheid en arbeidsomstandigheden 59
hydrochinon, bitumen (damp en aërosol), gamma-butyrolacton, dieselmotor-
emissies, diethyleenglycol, endotoxinen, ethanol, graanstof, kaoline, lithium en
lithiumverbindingen, methanol, minerale olienevel, molybdeen en molybdeen-
verbindingen, nitrosoamines, platina en platinaverbindingen, propyleenglycol en
diethyleenglycol, hinderlijk stof (inhaleerbaar en respirabel), 1,1,2,2-tetrachloor-
ethaan en 1,1,1,2-tetrachloorethaan, cyclische zure anhydriden en zwavelwater-
stof.
In 2006 verwacht de raad over ongeveer 5 stoffen te kunnen adviseren.
Voor sommige stoffen bereidt een groep deskundigen uit Scandinavië, IJs-
land en Denemarken de evaluatie voor, terwijl omgekeerd documenten van de
Gezondheidsraad in die landen worden gebruikt. In 2000 kwam de raad met het
Amerikaanse National Institute of Occupational Safety and Health (NIOSH)
overeen op soortgelijke wijze samen te werken.
Begin 2006 ontvangt de Gezondheidsraad van de staatssecretaris van SZW
een nieuwe lijst van stoffen. Het voorbereidende werk voor de advisering over
deze stoffen zal in de loop van dat jaar starten.
10.2 Classificatie en onderbouwing van grenswaarden voor kankerver-
wekkende stoffen (459)*
De Gezondheidsraad beoordeelt op verzoek
Doorlopende activiteit van de minister van SZW nader aan te
geven stoffen op genotoxisch kankerverwekkende eigenschappen en verstrekt
gegevens over de kans op kanker bij blootstelling aan de stof gedurende het
gehele arbeidsleven. Deze gegevens moeten dienen als onderbouwing van wette-
lijke grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan deze stoffen. Verder
classificeert de Gezondheidsraad nader aan te geven kankerverwekkende stoffen
volgens op Europees niveau vastgestelde categorieën.
Begin 2006 heeft de Gezondheidsraad de classificatie van de volgende stof-
fen in behandeling: arsine/arseenwaterstof, 5-azacitidine, broomdichloorme-
thaan, N-butylglycidylether, chloorzotozine, cyclosporine, dinitrobenzeen,
iodoform, isofosfamide, keramische vezels, p-nitroaniline, 2-nitroanisol, pyroca-
techol, stibine/antimoonwaterstof, trichlormethine hydrochloride, 2,4,5-trime-
thylaniline, vinblastinesulfaat, vincristinesulfaat, 4-vinylcyclohexeen, 4-
vinylcyclohexeen diepoxide en N-vinyl-2-pyrrolidine.
Begin 2006 heeft de Gezondheidsraad verder de berekening van het extra
kankerrisico na beroepsmatige blootstelling aan de volgende stoffen in behande-
* Zie voetnoot bij 10.1.
60 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
ling: adriamicine, beryllium en berylliumverbindingen, bischloormethylether,
cyclofosfamide, diazomethaan, dimethylsulfaat, hydrazine zouten, 5-nitroacen-
afteen, propanolide, thiotepa en zes benzidine-verwante verbindingen te weten
N,N'-diacetylbenzidine, 2,4-diaminotolueen, o-dianisidine, 3,3'-dichloorbenzi-
dine en 3,3'-dichloorbenzidine dihydrochloride, o-tolidine en o-toluïdine.
In 2006 start de raad met voorbereidend werk voor de classificatie van de
volgende stoffen: aceetaldehyde, aceton, N,N-dimethylformamide, formamide,
N-methylformamide, kobaltcarbonyl, kobaltstof en kobaltrook, metallisch
kobalt, metallisch kwik en naftaleen.
10.3 Classificatie van stoffen als reproductietoxisch (543)*
De Gezondheidsraad beoordeelt op verzoek
Doorlopende activiteit van de minister van SZW nader aan te
geven stoffen op hun reproductietoxische eigenschappen en deelt ze in volgens
op Europees niveau vastgestelde categorieën.
Begin 2006 heeft de Gezondheidsraad de volgende stoffen in behandeling:
aluminium en aluminiumverbindingen, ammoniak, ascorbinezuur, hexachloro-
feen, koper, methotrexaat, ribavirine en waterstoffluoride.
Begin 2006 ontvangt de Gezondheidsraad van de staatssecretaris van SZW
een nieuwe lijst van stoffen. Het voorbereidende werk voor de advisering over
deze stoffen zal in de loop van dat jaar starten.
10.4 Aan arbeid gerelateerde infertiliteit (660)
Bij mensen met bepaalde beroepen is ver-
Geplande oplevering: minderde vruchtbaarheid geconstateerd.
3e kwartaal 2006 Blootstelling aan bepaalde stoffen wordt
vaak als oorzaak gezien. In een aantal gevallen zijn dergelijke stoffen geïdentifi-
ceerd. De Gezondheidsraad zal de stand van wetenschap op dit terrein in kaart
brengen en nagaan welke maatregelen werknemers tegen verminderde vrucht-
baarheid kunnen beschermen. Als eerste zal de raad de adviesaanvraag van de
staatssecretaris van SZW over fertiliteit en oplosmiddelen beantwoorden. De
werkzaamheden zijn in 2001 begonnen, maar werden vertraagd doordat andere
prioriteiten zijn gesteld bij de uitvoering van het werkprogramma. Resultaten van
recent epidemiologisch onderzoek onder schilders brachten de staatssecretaris
van SZW ertoe om op 21 maart 2005 de adviesaanvraag uit te breiden. Behalve
* Zie voetnoot bij 10.1.
Gezondheid en arbeidsomstandigheden 61
over de effecten van oplosmiddelen op infertiliteit zal de raad zich ook buigen
over het ontstaan van lichamelijke en verstandelijke afwijkingen bij het nage-
slacht.
10.5 Normstelling voor allergene stoffen (648)
Sommige stoffen met immunotoxische
Geplande oplevering: werking kunnen, na zogenoemde sensibili-
1e kwartaal 2006 satie, bij verdere blootstelling al in zeer
lage concentraties tot ernstige vormen van allergie leiden. Als onderdeel van de
beoordeling van specifieke stoffen vroeg de staatssecretaris van SZW de raad op
12 april 2005 naar een algemene systematiek om normen voor deze allergenen af
te leiden en na te gaan of ter bescherming van de gezondheid van de betrokken
werknemers voorschriften kunnen worden gesteld voor periodieke screening.
62 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 11
Mogelijke onderwerpen voor volgende
werkprogramma's
Bij de voorbereiding van dit werkprogramma passeerden diverse onderwerpen
de revue die de moeite van het bestuderen zeker waard zijn, maar die om redenen
van prioriteitstelling en capaciteit bij het secretariaat van de Gezondheidsraad
nog niet ter hand kunnen worden genomen. In dit hoofdstuk staat tot slot een
overzicht van deze onderwerpen.
11.1 Determinanten van de uitkomst van zwangerschap
Een aantal ontwikkelingen rond zwangerschap en bevalling vraagt aandacht. Te
noemen zijn de stijging van het aantal keizersneden, aanwijzingen dat de maat-
schappelijke druk regelmatig een rol speelt in de besluitvorming inzake de inlei-
ding van de partus en het gegeven dat Nederlandse vrouwen op relatief hoge
leeftijd zwanger worden. Al deze zaken--die deels samenhangen--hebben
gevolgen voor zowel het verloop als de uitkomst van de zwangerschap. De raad
kan de oorzaken alsmede de implicaties voor de volksgezondheid en de zorg van
deze situatie analyseren.
Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 63
11.2 Foetale behandeling*
Anatomische gebreken of orgaanfunctiestoornissen bij het ongeboren kind kun-
nen in veel gevallen worden aangetoond. Soms kan na de geboorte correctie vol-
gen, waardoor het kind een normale verdere ontwikkeling kan doormaken. Het
kan echter gewenst zijn daarmee niet tot na de geboorte te wachten. Ingrepen in
utero zijn echter niet altijd mogelijk of zinvol, of dragen een risico op misluk-
king. Om die reden worden ingrepen waarbij de baarmoeder wordt blootgelegd
en geopend met name in Europa weinig uitgevoerd.
In zijn advies Het ongeboren kind als patiënt (1990/05) ging de raad reeds in
op de eerste ontwikkelingen op dit terrein (`open' en `gesloten' ingrepen) en op
de ethische en juridische implicaties. Momenteel lijken vooral de endoscopische
technieken en de voortgaande medicamenteuze behandelmogelijkheden (hartrit-
mestoornissen, stofwisselingsziekten) perspectief te bieden. De raad kan op
grond van de stand van wetenschap adviseren over de nieuwe technische moge-
lijkheden en indicatiestelling.
11.3 Levensbeëindiging van pasgeborenen
Er bestaat in Nederland overeenstemming dat meer openheid gewenst is over de
praktijk van (actieve) levensbeëindiging bij pasgeborenen met een ernstig en uit-
zichtloos lijden dat niet door een medische behandeling te verhelpen is. Om daar-
aan bij te dragen heeft de Beatrix Kinderkliniek Groningen een intern protocol
ontwikkeld. Het Gronings protocol bevat geen nieuwe criteria voor levensbeëin-
diging, maar verwijst naar criteria die in het afgelopen decennium binnen de
medische beroepsgroep en in de ethische literatuur zijn ontwikkeld. De Neder-
landse Vereniging voor Kindergeneeskunde heeft zich inmiddels achter het pro-
tocol gesteld.
De raad kan een bijdrage leveren aan de discussie over levensbeëindiging bij
pasgeborenen door voorstellen te doen voor operationalisering van die criteria,
mede op grond van actueel medisch-wetenschappelijk inzicht over prognoses
van ernstige aandoeningen bij pasgeborenen.
* Mogelijk krijgt dit onderwerp een plaats in de jaarlijkse rapportage van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid,
een samenwerkingsverband van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg en de Gezondheidsraad.
64 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
11.4 Tandheelkunde en mondzorg
Een aantal ontwikkelingen kan consequenties hebben voor de capaciteit en kwa-
liteit van de zorg.
Er vindt een (beoogde) verschuiving plaats van deeltaken van tandartsen naar
mondhygiënisten of andere mondzorgkundigen, onder meer met het oog op een
toenemende zorgvraag als gevolg van de vergrijzing. Anders dan vroeger zullen
mensen tot op hogere leeftijd tanden en kiezen behouden. Daarnaast zijn er aan-
wijzingen dat een slechte conditie van het gebit en de omliggende weefsels een
ongunstige invloed heeft op de algehele gezondheid van kwetsbare ouderen en
chronisch zieken.
Voorts is het bleken van tanden (`witten'), doorgaans om cosmetische rede-
nen, een trend die de laatste jaren is toegenomen. Over de veiligheid ervan
bestaat discussie, met name wat betreft het gebruik van zelfbleekmiddelen door
de consument.
De Gezondheidsraad kan aan deze onderwerpen aandacht besteden in deel-
rapporten.
11.5 Autisme
Een recent onderzoeksrapport van de Stichting De Ombudsman geeft aan dat er
onvoldoende zicht is op de kenmerken van deze stoornis en dat door late of
onduidelijke diagnosestelling zich vaak problemen in het vervolgtraject voor-
doen. Voor veel leerlingen met autisme wordt geen geschikte plek op school
gevonden. Daarnaast bestaat zorg over de opvang van oudere autistische patiën-
ten. Dit betreft onder meer de verdere begeleiding, de toegang tot zorg en de
geschiktheid van (beschermde) huisvesting. De Gezondheidsraad kan de stand
van wetenschap op dit terrein aangeven en de situatie in Nederland hieraan toet-
sen.
11.6 Gezondheidskundige implicaties van ziekenhuisbouw
Een conferentie die medio 2005 in het Academisch Ziekenhuis Groningen
plaatsvond (met veel internationale belangstelling), wierp een nieuw licht op de
invloed van de inrichting van ziekenhuizen of andere zorginstellingen. Het
betreft ontwikkelingen en nieuwe inzichten op het terrein van een gezondheids-
bevorderende omgeving: health impacts of healing environments. Op zieken-
huisafdelingen is bijvoorbeeld de inrichting van verblijfskamers van patiënten--
Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 65
zoals de keuze voor eenpersoonskamers--van invloed op de veiligheid (over-
dracht van infectieziekten) en de kwaliteit en doelmatigheid van zorg (snellere
verbetering van de gezondheidstoestand). De Gezondheidsraad kan, eventueel in
samenwerking met het College Bouw, nader adviseren over de gezondheidskun-
dige implicaties van ziekenhuisbouw en -inrichting.
11.7 Doodsoorzakenstatistiek
Zoals opeenvolgende edities van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning
(VTV) van het RIVM laten zien, is de doodsoorzakenstatistiek nog steeds de
belangrijkste bron van informatie over de volksgezondheid in Nederland. Vol-
gens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn er aanwijzingen dat
ondanks het grote gebruik van deze gegevens de kwaliteit ervan niet optimaal is
en al geruime tijd terugloopt. Dit mede als gevolg van onvoldoende middelen
voor verbetering van de kwaliteit van doodsoorzakenaangifte en -codering. Een
betere (geautomatiseerde) codering kan bijdragen aan kwaliteitsverbetering en
tevens de mogelijkheid openen om naast de primaire doodsoorzaak systematisch
ook `secundaire' doodsoorzaken te coderen. Gezien de toenemende multimorbi-
diteit (vergrijzing, chronische ziekten) lijkt dat van groot belang zijn. Dankzij de
toegenomen koppelingsmogelijkheden tussen gegevensbestanden zal het gebruik
van de doodsoorzakenstatistiek de komende jaren vermoedelijk verder stijgen.
Het doodsoorzakenregister is ook van groot belang voor het epidemiologisch
onderzoek in Nederland. Door koppeling van epidemiologische gegevensbestan-
den met het doodsoorzakenbestand van het CBS zijn belangrijke vragen te beant-
woorden in relatie tot etiologisch onderzoek en kunnen ook vragen over late
effecten van behandelingen onderzocht worden. Recent zijn de mogelijkheden
voor koppelingen van gegevensbestanden toegenomen, maar deze kunnen nog
verder verbeterd worden.
De Gezondheidsraad kan nader adviseren over verbetering van de doodsoor-
zakenstatistiek en over de mogelijkheid om de koppeling van gegevensbestanden
te optimaliseren, met inachtneming van de privacy-aspecten van dit soort onder-
zoek. De raad zal daarbij aandacht schenken aan de internationale ontwikkelin-
gen op dit terrein.
11.8 Doping in de ongeorganiseerde sport (761)
Een medio 2005 verschenen inventariserend rapport van het Nederlands Cen-
trum voor Dopingvraagstukken laat zien dat doping in de ongeorganiseerde sport
een omvangrijk probleem vormt. Het betreft vooral het gebruik van anabole ste-
66 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
roïden en andere, al dan niet op markt toegelaten, middelen in sportscholen, fit-
nesscentra en dergelijke. Er zijn honderden stoffen in omloop. De indruk bestaat
dat de gevolgen voor de gezondheid ongunstig kunnen zijn. Naast deze vorm van
doping bestaat de kans dat in de toekomst ook zogenoemde genetische doping
zijn intrede doet. De Gezondheidsraad kan over de potentiële gezondheidsschade
van doping in de ongeorganiseerde sport een signalement opstellen.
11.9 Preventie van overgewicht en het risico van eetstoornissen
Steeds vaker komen er signalen uit de samenleving--ook uit de hoek van de
wetenschap--dat de huidige aandacht voor de preventie van overgewicht het
risico van eetstoornissen bij tieners en adolescenten vergroot. De Gezondheids-
raad zou in de vorm van een signalement een actueel overzicht van de stand van
de wetenschap kunnen opstellen.
11.10 Evenwichtige voedingsvoorlichting
Voedingsmidden waarvan het gebruik wordt gestimuleerd vanwege de positieve
bijdrage aan de voedingsstoffenvoorziening van de bevolking, bevatten soms
ook bestanddelen die de gezondheid kunnen schaden. Een verantwoorde voor-
lichting zou gebaseerd moeten zijn op een deskundige risicobeoordeling. Bij
deze beoordeling moet een afweging worden gemaakt tussen enerzijds de posi-
tieve gezondheidseffecten door het eten van gezonde voedingsmiddelen en
anderzijds de gezondheidsrisico's door verontreinigende componenten. De
Gezondheidsraad kan een blauwdruk voor een dergelijke afweging ontwikkelen.
11.11 Werkconferentie over RIVM-toetsingsmodel voedingsstoffenvoor-
ziening
Het RIVM heeft een model ontwikkeld voor de toetsing van de voedingsstoffen-
voorziening van de bevolking aan de door de Gezondheidsraad opgestelde voe-
dingsnormen. Het is de bedoeling dat dit toetsingsmodel structureel een
onderdeel gaat vormen van de rapportages over de voedselconsumptiepeilingen.
De Gezondheidsraad is bereid een werkconferentie te beleggen over de bruik-
baarheid van het toetsingsmodel.
Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 67
11.12 Bewegen, sport, gezondheid en infrastructuur
Veranderingen in de fysieke speel-, leef- en werkomgeving hebben geresulteerd
in een sterke daling van de dagelijkse lichamelijke activiteit in alle leeftijdsklas-
sen. Er is daardoor in veel gevallen sprake van bewegingsarmoede die al op
jonge leeftijd begint. Met name is dit het geval bij bevolkingsgroepen met een
laag opleidingsniveau en allochtone groepen. Lichamelijke inactiviteit bevordert
niet alleen een ongunstige energiebalans en daarmee het ontstaan van overge-
wicht, maar leidt op zich ook tot gezondheidsverlies. Er moet worden gezocht
naar strategieën bij aanpassingen van de infrastructuur die er toe leiden dat men-
sen niet meer bewust hoeven te kiezen voor meer bewegen, maar daartoe auto-
matisch worden aangezet. Deze strategieën raken velerlei beleidsterreinen van
een groot aantal ministeries zoals VWS, LNV, VROM, V&W, OCW, en Justitie.
De Gezondheidsraad kan de stand van wetenschap op dit terrein in kaart brengen.
11.13 Stank als maatschappelijk probleem (771)
Geur (`stank') houdt veel Nederlanders bezig. Een aanzienlijk deel (enkele tien-
tallen procenten) van de Nederlandse bevolking geeft aan geurhinder te onder-
vinden. De Gezondheidsraad kan op verzoek van de staatssecretaris van VROM
nagaan wat de stand van kennis is over de invloed van geur op de gezondheid, of
die kennis uit te drukken is in blootstelling-responsrelaties en of de vigerende
meet- en rekenmethoden voor geurconcentraties voldoende rekening houden met
de huidige kennis.
11.14 Gevolgen van nachtwerk
Als onderdeel van een wetenschappelijk overzicht van signaleringen door het
Nederlands Centrum van Beroepsziekten adviseert de raad als eerste over de
mogelijke relatie tussen het werken in nachtdienst en het risico op het ontstaan
van borstkanker. Rapportage zal naar verwachting omstreeks oktober 2005
plaatsvinden.
Afhankelijk van de bevindingen zal SZW besluiten of een breder advies
gewenst is over de gezondheidseffecten van het werken in ploegendienst of op
onregelmatige tijden. In de literatuur zijn aanwijzingen gevonden voor effecten
op prostaatkanker, zwangerschap en hart- en vaatziekten.
68 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Hoofdstuk 12
Publicaties 2005
12.1 Adviezen verschenen in de periode januari tot en met augustus 2005
· Mobiele telefoons en gezondheid
· Mutageniteitstests met reportergenen bij dieren
· Het chronische-vermoeidheidssyndroom
· Risico's van alcoholgebruik bij conceptie, zwangerschap en borstvoeding
· Europees Actieplan Milieu en Gezondheid 2004-2010
· Gebruik van antivirale middelen en andere maatregelen bij een grieppande-
mie
· Vergrijzen met ambitie
· Health-based calculated occupational cancer risk values: Benzo pyrene and
unsubstituted non-heterocyclic polycyclic aromatic hydrocarbons from coal-
derived sources; Dacarbazin; 2-Nitronaphthalene; Cisplatin; 4-Chloro-O-
phenylenediamine
· Wet bevolkingsonderzoek: vormen van screening op darmkanker
· Wet bevolkingsonderzoek: kalkscore en hart- en vaatziekten
· Health-based recommended occupational exposure limit: Glutaraldehyde;
Tin and inorganic tin compounds
· Signalering Ethiek en gezondheid 2005
· Beoordelen, behandelen, begeleiden. Medisch handelen bij ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid
· Protocollen asbestziekten: longkanker
Publicaties 2005 69
· Neonatale screening
· Signalering van betekenisvolle ontwikkelingen in de zorg
· Kwaliteit en kwantiteit van allogene stamceltransplantaties bij kinderen
12.2 Te verschijnen in de periode september december 2005
· Pre-implantatie genetische diagnostiek en screening
· Wet orgaandonatie: hersendoodprotocol
· Protocol `hartdood'
· Antisociale persoonlijkheidsstoornis
· Medisch-specialistische hulpmiddelen
· Bijzondere interventies aan het hart (1)
· Vaccinatie van zuigelingen tegen pneumokokkeninfecties
· Herziening en uitbreiding Rijksvaccinatieprogramma
· Beoordelen, behandelen, begeleiden. Medisch handelen bij ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid (2)
· Voedingsnormen voor energie en voedingsstoffen: vezel
· Nachtwerk en borstkanker
· Elektromagnetische velden: Jaarbericht 2005
· Omgevingsfactoren en astma
· Aantasting stiltegebieden
· Interventiewaarden voor stoffen
· Gezondheid en milieu: afrondende advisering over gezondheidsmaten
· Evaluation of the effects on reproduction and recommendations for classifi-
cation: Formic acid; Methanol; Trichloroacetic acid
· Health-based reassessment of administrative occupational exposure limits:
Bromine; Butane-1-thiol; Diboron trioxide; Diethylenetriamine; Diphenyl
ether; Ethylene glycol dinitrate; Formic acid; Glycerol dinitrate; Hydroxy-
propyl acrylate; 2,2'-Iminodiethanol; Methylcyclohexane; Nonane; Octane;
Sodium bisulphite; 4,4'-Thiobis(6-tert-butyl-m-cresol); Tributyl phosphate
70 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Werkprogramma 2006
Raad voor Gezondheidsonderzoek
Publicatienummer 50, Den Haag, 20 september 2005
1 Inleiding 75
2 Lopende activiteiten 2005 75
3 Nieuwe onderwerpen 79
4 Diversen 81
Deel II
Werkprogramma 2006 RGO
1 Inleiding
De Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO) is de sectorraad die vanuit maat-
schappelijk perspectief adviseert over prioriteiten in het gezondheidsonderzoek
en over de infrastructuur van dit onderzoek. Gezondheidsonderzoek omvat zowel
het medisch-wetenschappelijk onderzoek als het gezondheidszorgonderzoek. In
toenemende mate worden vragen gesteld over de capaciteit en de kwaliteit van
de zorg. Ook de voorgenomen wijziging van het zorgstelsel brengt onzekerheden
met zich mee. Om die redenen geeft de RGO het gezondheidszorgonderzoek bij-
zondere aandacht in zijn werkprogramma voor 2006. In verband met de beoogde
samenvoeging van de RGO met de Gezondheidsraad in 2006 is dit werkpro-
gramma opgesteld in nauw onderling overleg en is het ook onderdeel van het
werkprogramma van de Gezondheidsraad. Het betreft deels lopende activiteiten
die eind 2005 of in 2006 zullen worden afgerond, deels nieuwe onderwerpen.
2 Lopende activiteiten 2005
2.1 Onderzoek Ouderenzorg
In maart 2004 is van de minister van VWS het verzoek ontvangen om advies
over prioriteiten in het onderzoek ten behoeve van geriatrische zorgbehoevende
ouderen. Als gevolg van demografische ontwikkelingen, vergrijzing en ontgroe-
Werkprogramma 2006 RGO 75
ning van de bevolking, zal een groeiend beroep op de gezondheidszorg ontstaan
en zal het aantal mensen dat zorg kan bieden afnemen. Wetenschappelijk onder-
zoek kan helpen nieuwe kennis te genereren en uiteindelijk te implementeren,
zou preventie kunnen bevorderen en innovatieve oplossingen kunnen bieden aan
verbetering van de organisatie van de zorg. Een commissie onder voorzitterschap
van het raadslid prof. dr C van Weel heeft de voorbereiding van het advies ter
hand genomen. Het advies wordt eind 2005 verwacht. In aansluiting op dit
advies zal de Gezondheidsraad het onderwerp `Preventieve mogelijkheden bij
ouderen' (zie pagina 28) ter hand nemen.
2.2 Kennisinfrastructuur Farmaceutische zorg
Van de minister van VWS is in maart 2004 de vraag gekomen hem van advies te
dienen over de huidige kennisinfrastructuur op het gebied van de farmaceutische
zorg. De minister meent dat het voor een doelmatige geneesmiddelenvoorziening
en voor het nemen van de juiste beslissingen bij het voorschrijven, afleveren en
gebruik van geneesmiddelen nodig is te beschikken over objectieve en effectief
verkregen informatie en kennis. De samenhang en afstemming tussen de ver-
schillende betrokken instanties is daarbij een belangrijk punt van aandacht even-
als de mogelijkheden van (gemeenschappelijke) prioritering van het onderzoek.
Een commissie van de raad onder voorzitterschap van prof. dr WG van Aken
heeft de kennisinfrastructuur van de farmaceutische zorg in Nederland geïnven-
tariseerd. Het advies zal eind 2005 afgerond worden.
2.3 Universitaire responsiviteit en onderzoek door HBO-instellingen
In april 2005 is een tussenrapportage uitgebracht van de verkenning naar de
mechanismen die bepalen hoe de universitaire onderzoeksagenda tot stand komt.
De voorlopige verkenning heeft diverse aanknopingspunten voor vervolgactivi-
teiten opgeleverd. De tussenrapportage is voorgelegd aan de directeuren-gene-
raal Volksgezondheid (ministerie van VWS) en Hoger onderwijs,
Beroepsonderwijs en Wetenschap (ministerie van OCW). In overleg met beide
departementen is afgesproken dat de RGO in de loop van 2006 een vervolgrap-
portage maakt waarin de raad de mogelijkheden verkent om maatschappelijke
problemen een plaats te geven op de universitaire onderzoeksagenda. Het betreft
de zorgvragen die de komende jaren in omvang en intensiteit zullen toenemen en
waarvoor veel kennis en innovatie nodig is. Inmiddels is rechtstreeks overleg tus-
sen vertegenwoordigers van VWS en de Nederlandse Federatie van UMC's
(NFU) op gang gekomen. Daaruit blijkt dat VWS aan de volgende overkoepe-
76 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
lende thema's prioriteit wil geven: Anticiperen op een groeiende en verande-
rende zorgvraag (zie ook hierna: 3.1); Langer gezond leven; Organisatie van zorg
rond de patiënt; Patiëntveiligheid; Omgaan met risico's, ziekten en beperkingen;
Nieuwe medische producten. De RGO zal vanzelfsprekend deze onderwerpen in
zijn beschouwingen betrekken. Het ligt in de lijn der verwachting dat de discus-
sie met de UMC's in 2006 en 2007 zal leiden tot adviesaanvragen aan de RGO.
Een hiermee nauw verbonden ontwikkeling betreft het onderzoek van een
sterk toegepast karakter dat in toenemende mate door HBO-instellingen wordt
gedaan (zie ook hierna: 3.1). Het aantal samenwerkingsverbanden met universi-
teiten en het volume aan onderzoek door HBO-instellingen neemt snel toe. De
RGO is expliciet gevraagd hier aandacht aan te besteden. De raad overweegt in
2006 een werkconferentie over dit onderwerp te organiseren en naar aanleiding
daarvan desgewenst een afzonderlijke rapportage uit te brengen.
2.4 Internationalisering
Wetenschappelijk onderzoek is van oudsher een internationaal georiënteerde
activiteit. De RGO besteedt in zijn adviezen dan ook aandacht aan het onderzoek
in het buitenland op het desbetreffende terrein. Het internationale karakter van
onderzoek gaat echter verder dan de inhoud van het onderzoek en de samenwer-
king tussen onderzoekers. Infrastructuur, financiering en coördinatie van onder-
zoek zijn eveneens internationaal belangrijke aspecten geworden. Vandaar dat
het ministerie van VWS het onderwerp internationalisering de hoogste prioriteit
heeft gegeven. Een raadscommissie van de RGO heeft tot taak gekregen zich te
oriënteren op de genoemde internationale aspecten. Mogelijke activiteiten voor
de raad zijn onder meer het leggen van contacten met buitenlandse organisaties
die vergelijkbaar zijn met de RGO, het vergroten van inzicht in Europese ontwik-
kelingen met gevolgen voor de Nederlandse kennisinfrastructuur en het in beeld
brengen van buitenlandse ervaringen met de relatie tussen onderzoek en beleid.
De werkzaamheden worden verricht in nauw overleg met de Gezondheidsraad,
die zich oriënteert op advisering op Europees niveau. Eind 2005 zal een confe-
rentie worden gehouden over de kansen die het Zevende Kaderprogramma biedt
voor onderzoekers, bedrijfsleven en beleid. Rapportage wordt verwacht in 2006.
2.5 Invloed van patiënten op de onderzoeksagenda
In het kader van grotere nadruk op vraagsturing in de zorg en van een toene-
mende zorgvraag wil de raad, zoals ook in het vorige werkprogramma weergege-
ven, meer aandacht geven aan de rol van patiënten bij het opzetten en
Werkprogramma 2006 RGO 77
programmeren van onderzoek. Bij de voorbereiding van dit advies zal ook een
door de Commissie Overleg Sectorraden (COS) te financieren verkenning op dit
gebied worden betrokken. Een advies wordt verwacht eind 2005 of begin 2006.
2.6 `De dokter en de ingenieur'
In het RGO-advies Knarsende Schakels is gesignaleerd dat het gezondheidszorg-
systeem niet goed toegankelijk is voor onderzoekers als die geen arts of prekli-
nisch onderzoeker zijn. De indruk bestaat dat innovaties in de zorg beter
afgestemd kunnen worden op de behoeften van de patiënt door betere verbindin-
gen tussen kliniek en techniek. Onder techniek wordt in brede zin hierbij niet
alleen medisch-technische apparatuur verstaan, maar zeker ook bedrijfskundige
en logistieke processen van zorginstellingen. Aspecten van bouw en ontwerp van
ziekenhuizen zouden vanuit dit perspectief ook aandacht kunnen krijgen. De
RGO voert in de tweede helft van 2005 een voorverkenning uit aan de hand van
enkele case studies. Het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs organiseert in okto-
ber 2005 een congres, bij de voorbereiding waarvan de Stichting Toekomstbeeld
der Techniek (STT) en de RGO zijn betrokken met steun van de Commissie
Overleg Sectorraden (COS). Op geleide van de voorverkenning en het congres
zal de RGO beoordelen welke activiteiten in 2006 rond dit onderwerp onderno-
men moeten worden.
2.7 Agenda Medische Biotechnologie
Begin maart 2005 ontving de RGO van het ministerie van VWS een adviesaan-
vraag voor het opstellen van een breed gedragen onderzoeksagenda medische
biotechnologie en een eveneens breed gedragen voorstel voor implementatie van
die agenda. Aandachtspunten voor de raad zijn de publiek-private samenwerking
op het terrein van de medische biotechnologie en de maatschappelijke prioritei-
ten. Het WHO-rapport Priority Medicines, de uitkomsten van de EU-conferentie
Priority Medicines for the Citizens of Europe and the World en de Preventienota
uit 2004 zijn gebruikt om prioritaire aandoeningen te identificeren. De Trendana-
lyse Biotechnologie 2004 geeft een overzicht van technologieën die betekenis
hebben voor de maatschappij. In een interactief proces waar diverse maatschap-
pelijke groepen aan deelnemen, stelt een commissie van de raad een lijst op van
geprioriteerde aandoeningen in combinatie met de meest veelbelovende techno-
logieën. Tevens worden de Nederlandse onderzoeksinspanningen op die punten
in beeld gebracht. Op basis hiervan zullen in een werkconferentie een beperkt
aantal prioriteiten voor onderzoek worden vastgesteld. Parallel hieraan wordt een
78 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
voorstel voor implementatie uitgewerkt. Het gevraagde advies wordt eind 2005
verwacht. De Gezondheidsraad zal in zijn Trendanalyse biotechnologie (zie
pagina 29) voortborduren op de Agenda Medische Biotechnologie.
3 Nieuwe onderwerpen
3.1 Organisatie van de zorg
Zoals al eerder aangegeven, constateert de raad dat zorgverlening en de organisa-
tie daarvan steeds nadrukkelijker ter sprake komen in het maatschappelijk debat.
De vraag is in hoeverre onderzoek in deze kan bijdragen aan de oplossing van
maatschappelijke opgaven. Er gebeurt op dit terrein weinig onderzoek en de uit-
komsten van zorgonderzoek vinden niet of pas zeer laat ingang in de praktijk. Dit
laatste sluit nauw aan bij de vraag van VWS aan de Gezondheidsraad betreffende
innovatie en implementatie van kennis in de care-sector (zie pagina 29). VWS
schrijft dat de indruk bestaat dat in deze sector te weinig nieuwe kennis ontstaat.
Gevraagd wordt hoe een op kennisontwikkeling, innovatie en implementatie
gericht beleid van VWS daarin verandering kan brengen. Ook het in 2005 uitge-
brachte RVZ-advies Van weten naar doen is in dit kader relevant.
Dit alles in aanmerking genomen acht de RGO het zeer gewenst een nadere
verkenning uit te voeren naar onderzoekbare vraagstellingen rond de organisatie
van de zorg, naar de gewenste onderzoeksinfrastructuur en naar mogelijk proble-
men rond implementatie van onderzoeksresultaten. In deze verkenning zal ook
de vraag van VWS naar innovatie in de care-sector aan de orde komen. Dit
onderwerp kent overlap met de lopende activiteiten rond universitaire responsi-
viteit (zie hierboven: 2.3). Zo is één van de vragen waarom de bedrijfsvoering in
de zorg nauwelijks een onderwerp van onderzoek is bij de UMC's. Dit onder-
werp komt ook aan de orde in de verkenning in het kader van `De dokter en de
ingenieur'. Bij onderzoek in de care-sector ligt het tevens voor de hand onder-
zoeksactiviteiten van HBO-instellingen in beschouwing te nemen.
De raad zal de vraagstelling rond organisatie van de zorg nader preciseren in
overleg met de betrokken departementen, mede aan de hand van opzet respectie-
velijk uitvoering van de adviezen over universitaire responsiviteit en `De dokter
en de ingenieur'. Het voornemen is deze activiteit in 2006 te starten.
3.2 Evidence based health policy
Beschouwingen over de organisatie van de zorg en het onderzoek naar zorgarran-
gementen zoals in het voorgaande weergegeven, kunnen ten principale leiden tot
Werkprogramma 2006 RGO 79
beschouwingen over effecten van het nieuwe stelsel, in het bijzonder de conse-
quenties voor de kennisinfrastructuur, en de vooronderstellingen waarop de
voorgenomen stelselwijziging berust. De RGO is van mening dat naast evidence
based medicine ook gestreefd moet worden naar evidence based health policy.
De RGO beraadt zich nog over de wijze waarop dit onderwerp aan de orde
gesteld moet worden en zal hierover in overleg treden met de RVZ.
3.3 Kwaliteit van zorg
In de afgelopen tijd is de belangstelling voor het meten van de kwaliteit van de
zorg sterk gegroeid. Dit uit zich onder andere in de ontwikkeling en toepassing
van prestatie- en kwaliteitsindicatoren. De vraag doet zich voor of het instrumen-
tarium dat voorhanden is om kwaliteit van zorg te meten, voldoet. Er worden al
de nodige activiteiten ontplooid, bij het RIVM, IGZ, ZonMW en diverse univer-
siteiten. De Gezondheidsraad zal in 2006 in samenwerking met andere organisa-
ties een werkconferentie rond kwaliteit van zorg organiseren (zie pagina 27). De
RGO volgt de dynamische ontwikkelingen op dit terrein, dat wellicht in het
werkprogramma voor 2007 een plaats zal krijgen.
3.4 Co-morbiditeit
Besloten is samen met de Gezondheidsraad een algemeen advies uit te brengen
over de relatie tussen psychische en somatische stoornissen. In het Werkpro-
gramma van de Gezondheidsraad (pagina 26: 4.7) wordt ook gesproken over een
geïntegreerde behandeling van psychiatrische en somatische comorbiditeit in
zogeheten med-psy- of psy-med-units. De minister heeft gevraagd naar de (kos-
ten)effectiviteit van deze voorziening. Dat sluit aan bij het Werkprogramma 2004
2006 van de RGO waarin werd opgemerkt dat de zorg voor deze stoornissen is
georganiseerd in gescheiden velden (GGZ en somatische zorg). De indruk
bestaat dat de wederzijdse benutting van kennis (nodig voor een betere en meer
efficiënte zorg) wel eens te wensen overlaat. De RGO en de Gezondheidsraad
zijn voornemens deze doelmatigheidsvraag te behandelen in het kader van een
bredere studie naar de verwevenheid van somatische en psychiatrische morbidi-
teit, waarbij de Gezondheidsraad het voortouw zal nemen. Deze activiteit zal
starten in 2006.
80 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
3.5 Translationeel onderzoek
Het ministerie van VWS heeft gevraagd aandacht te besteden aan `translationeel'
onderzoek, dat wil zeggen: het onderzoek waarbij fundamenteel-biologische
principes vertaald worden naar de klinische praktijk. Het ministerie heeft
behoefte aan een uiteenzetting over de stand van zaken, de kansen voor dit type
onderzoek in Nederland en de eventuele rol van de overheid daarbij. Aan de
RGO is gevraagd dit onderwerp medio 2006 af te ronden.
3.6 HTA en overig gezondheids(zorg)onderzoek
Oorspronkelijk was afgesproken dat de RGO eind 2006 zijn elke twee jaar uit te
brengen rapportage over Health Technology Assessment (HTA) zou publiceren.
In nader overleg is gebleken dat het ministerie van VWS behoefte heeft aan een
breder overzicht van het onderzoek in de gezondheidssector en aan meer inzicht
in de wijze waarop diverse organisaties zich vanuit hun maatschappelijke taken
bezig houden met onderzoeksprogrammering; dat betreft dan fundamenteel
onderzoek, onderzoek op de strategische thema's van VWS, waaronder bijvoor-
beeld HTA, public health, het toepassingsgerichte onderzoek, etcetera. Tevens
zou de RGO een visie kunnen ontwikkelen over verschillende scenario's waar-
mee in de toekomst de relaties en arrangementen tussen de betrokken partijen het
beste geregeld kunnen worden.
4 Diversen
4.1 Priority medicines
De RGO heeft in 2005 enkele activiteiten ondernomen die mede betrekking heb-
ben op vraagstukken uit het rapport Priority Medicines van de WHO. Activitei-
ten rond internationalisering (specifieke programma's in het Zevende
Kaderprogramma), Kennisinfrastructuur Farmaceutische Zorg en vooral de
Agenda Medische Biotechnologie zullen relaties leggen tussen bestaande kennis
en lacunes op het gebied van ziektecategorieën uit het WHO-rapport Priority
Medicines en een onderzoeksagenda voor Nederland. Op dit moment voorziet de
RGO dat met de drie genoemde activiteiten vrijwel het hele scala aan onderwer-
pen uit het rapport Priority Medicines gedekt zal worden. Mocht bij de afronding
van deze activiteiten blijken dat elementen uit dat rapport onvoldoende aan bod
Werkprogramma 2006 RGO 81
komen, dan zal de RGO in overleg met VWS en in afstemming met de Gezond-
heidsraad in 2006 aanvullende activiteiten op deze punten ontplooien.
4.2 Onverklaarde lichamelijke klachten
Uit de discussie rond het chronisch vermoeidheidssyndroom is gebleken hoe
groot de maatschappelijke belangstelling is voor niet alleen chronische ver-
moeidheid, maar meer algemeen voor niet goed verklaarbare lichamelijke klach-
ten. De RGO heeft in zijn Werkprogramma 2004 2006 al aangegeven zich over
dit onderwerp te willen beraden. Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde
organiseert in het najaar van 2005 een conferentie hierover. Op geleide daarvan
en in overleg met de Gezondheidsraad zal de RGO besluiten of het zinvol is aan-
vullende activiteiten te ontplooien, aansluitend op het Gezondheidsraad-advies
over het chronische-vermoeidheidssyndroom. Vanzelfsprekend wordt daarbij
ook rekening gehouden met de onlangs door de minister van VWS aan ZonMw
verstrekte opdracht voor een onderzoekprogramma op dit terrein.
4.3 Activiteiten in kader COS
De RGO neemt sinds 2002 deel aan het Coördinatieoverleg in het adviestraject
`Natuur en gezondheid' van de RMNO, waar ook de Gezondheidsraad bij
betrokken is. Inmiddels heeft tussen de departementen en de RMNO nader over-
leg plaatsgevonden over de tweede fase in dit adviestraject. Op uitdrukkelijke
wens van het departement van VWS zal de RGO een actieve bijdrage leveren aan
de verdere ontwikkeling van dit project, in afstemming met de Gezondheidsraad.
Voor financiering uit het Coördinatiefonds zijn door de RGO verder voorge-
dragen de onderwerpen `Methodologieontwikkeling voor vraaggestuurd onder-
zoek' (een onderwerp dat een nauwe relatie heeft met het eerder genoemde
thema `Invloed van patiënten op de onderzoeksagenda'). Daarnaast heeft de
RGO samen met de STT een verkenning naar `Ouderen en technologie' geïniti-
eerd. Over deze onderwerpen zal in 2006 worden gerapporteerd.
82 Werkprogramma 2006 Gezondheidsraad / RGO
Gezondheidsraad