Contactpersoon
Datum
22 september 2005
Ons kenmerk
DGP/SPO/u.05.02080
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
1
Uw kenmerk
-
Onderwerp
evaluatie proef onderhoudsrooster Utrecht-Enschede
Geachte voorzitter,
Zoals door mij toegezegd in de antwoorden op de vragen van de leden Van
Hijum en Dijksma op 27 januari 2005 doe ik u hierbij toekomen het
Eindrapport Experiment Onderhoudsrooster, dat op 1 juni 2005 aan mij is
uitgebracht en is opgesteld door
ProRail, NS en Railion. Het betreft hier een proef met het
onderhoudsrooster op het
traject Utrecht - Enschede. Hieronder ga ik kort in op de aanleiding en
op de
belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Voorts informeer ik u over
de
vervolgafspraken die de staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW)
en ik met de spoorbranche hebben gemaakt naar aanleiding van dit
rapport.
Aanleiding voor de proef met het onderhoudsrooster
In de tweede kadernota voor de railveiligheid Veiligheid op de rails
(TK 2004-2005,
29893, nrs. 1 en 2) is aangekondigd dat het beleid ter verbetering van
de veiligheid
van de baanwerkers wordt geïntensiveerd. Uit de jaarlijkse
trendanalyses van de spoorveiligheid is namelijk gebleken dat de
veiligheidsrisico's voor deze beroepsgroep
al sedert een aantal jaren zeer groot zijn.
Eén van de maatregelen die in de kadernota zijn aangekondigd ter
structurele
verbetering van de veiligheid van de baanwerkers is het Normenkader
Veilig Werken (NVW). Dit NVW is in 2004 door ProRail opgesteld en per 1
januari 2005 in werking getreden. Het doel van het NVW is een
permanente verbetering te bereiken van de arbeidsveiligheid bij het
werken in of nabij de railinfrastructuur, waarbij een maximale
risicobeheersing leidend is. Gebaseerd op het NVW, is door ProRail een
onderhoudsrooster (OHR) ontwikkeld dat het mogelijk moet maken klein
onderhoud
en schouw- en inspectiewerkzaamheden volgens de richtlijnen van het
vigerende
NVW uit te voeren.
Op 12 december 2004 is een proef met het OHR van start gegaan op het
traject
Utrecht - Enschede. Deze proef is (deels) beëindigd per 6 maart 2005 en
daarna geëvalueerd in bijgaand rapport.
Conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de evaluatie van de
proef
Het uitvoeren van de proef heeft geleid tot waardevolle inzichten met
betrekking tot
de te kiezen aanpak bij de verdere implementatie van het NVW en het OHR
op
landelijk niveau. De belangrijkste conclusies zoals die in het
eindrapport naar voren
komen, zijn:
Een gedeelte van de werkzones kan gedurende de dag buitendienst worden
genomen zonder dat dit grote hinder voor de treindienst oplevert.
Gedurende deze buitendienststellingen kan ProRail klein onderhoud,
schouw- en inspectiewerkzaamheden goed uitvoeren volgens de
regelgeving van het NVW en op het hoogste veiligheidsniveau
(zijnde buitendienststelling).
Een (te) hoge baanvakbelasting (veel treinen in combinatie met geringe
infrastructurele capaciteit) gaat ten koste van de
bijsturingsmogelijkheden hetgeen effect heeft op de dienstregeling
en aansluitingen.
Een landelijke invoering van het OHR zou mogelijk een aanzienlijke
daling van de
punctualiteit voor zowel reizigers- als goederenvervoer tot gevolg
hebben.
Op basis van deze bevindingen zijn de aanbevelingen:
Voer het NVW op het hoogste veiligheidsniveau geleidelijk in.
Werk een stapsgewijze aanpak van oplossingen uit met een nadruk op het
invoeren
van innovaties, zodat op termijn volledige invoering van het NVW op het
hoogste
veiligheidsniveau mogelijk wordt zonder aantasting van het treinproduct
en
gevolgen voor de klanttevredenheid.
Naar aanleiding van de eerste resultaten van de proef was reeds
besloten de
hinderrijke buitendienststellingen per 6 maart 2005 te beëindigen. De
proef met buitendienststellingen in hindervrije periodes op het traject
Utrecht - Enschede wordt voorlopig voortgezet.
Vervolg
Op 9 juni 2005 hebben de staatssecretaris van SZW en ondergetekende
gesproken
over de bevindingen en aanbevelingen uit het eindrapport met NS,
ProRail en Railion. Afgesproken is dat de permanente verbetering van de
veiligheid van de baanwerkers, de invoering van het NVW op het hoogste
niveau en de verdere implementatie van het OHR worden uitgewerkt in een
stappenplan met als basis de volgende afspraken:
Per 1 januari 2006 zullen nog maar bij 25% van het onderhoud aan de
spoorinfrastructuur lichtere instrumenten dan buitendienststellingen
worden gebruikt. De arbeidshygiënische strategie, zoals opgenomen in
het NVW, wordt daarbij gehanteerd, waarbij de veiligheid van
baanwerkers wordt gegarandeerd door het scheiden van treinen en
werkploegen in tijd en/of ruimte.
In de komende maanden wordt bezien of het percentage van 25 % kan
worden teruggebracht in de richting van 15% (zodat de 75%
buitendienststelling zal stijgen tot 85%) onder gelijktijdige
beheersing van eventuele effecten op punctualiteit en treinuitval.
Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen verstoring van de treindienst
en kosten en haalbaarheid van additionele maatregelen ter beheersing
van restrisico's.
De continue afname van het gebruik van persoonlijke waarneming blijft
een aandachtspunt. De inzet van een extra veiligheidsman daarbij is
niet toegestaan en dient te worden uitgebannen vóór 1 januari 2006.
In principe per 1 januari 2008 invoeren van buitendienststelling van
het werkspoor voor vrijwel alle onderhoud, zonder effect op de
kwaliteit van het treinproduct. Het streven is 100% veilig werken in de
hoogste categorie (buitendienststelling). De komende twee jaren wordt
in het streven naar 100% zichtbaar waar er zich dusdanige gevallen
voordoen waarbij buitendienststelling niet redelijk of praktisch
haalbaar is. De haalbaarheid en planningsrisico's van de invoering per
1-1-2008 worden in de komende maanden verder onderbouwd.
Eind oktober 2005 zal ik opnieuw overleg hebben met de betrokkenen om
de voortgang te bespreken.
Tenslotte
Het gezamenlijk (beheerder en spoorwegondernemingen) ontwerpen,
uitvoeren en evalueren van de proef met het OHR op het traject Utrecht
- Enschede heeft de betrokkenen in staat gesteld ervaringen op te doen
en lering te trekken uit de werking van een OHR in de praktijk. De
betrokkenen uit de spoorbranche hebben intensief samengewerkt om te
komen tot een integrale aanpak van de veiligheid van de baanwerkers in
relatie tot de onderhoudsproblematiek. Ik wil hiervoor mijn waardering
uitspreken en heb er alle vertrouwen in dat de voorwaarden zijn
geschapen om een krachtige impuls te geven aan de verbetering van de
veiligheid van de baanwerkers.
Ik ga ervan uit u met het vorenstaande voldoende te hebben
geïnformeerd. Een afschrift van deze brief zal ik tevens doen toekomen
aan het LOCOV.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
-----------------------
Kamervragen 2040506200; Antwoordbrief DGP/SPO/u.05.00118
"onderhoudsrooster spoorsector"
Ministerie van Verkeer en Waterstaat