Nederlandse Vereniging van Journalisten
Bert de Jong, vice-voorzitter NVJ, over de levensloopregeling:
Een spaarpot voor vrije tijd
(20 september 2005)
De levensloopregeling is in aantocht. Op 1 januari 2006 wordt de
regeling van kracht. Banken en verzekeraars zijn al volop bezig om die
spaarpotten voor toekomstig verlof naar zich toe te lokken. Waar
draait het om?
Het is een spaarpot voor later. Om verlof te hebben. Er langdurig
tussenuit voor vakantie. Voor een sabbatsverlof om weer helemaal op te
laden. Voor ouderschapsverlof om de jonge kinderen te hoeden of voor
zorgverlof voor een dierbare. De levensloopregeling biedt
mogelijkheden om tijdens een actieve loopbaan arbeid te combineren met
zorg en vrije tijd.
Maar de levensloopregeling is nu veel meer bekend als het lapmiddel
voor vervroegde uittreding. Door het felle dispuut tussen kabinet,
werkgevers en vakbonden over de afschaffing van vut en prepensioen is
de levensloopregeling steeds meer opgetuigd om als vervanger daarvoor
te kunnen dienen. Terwijl de levenslooppot in zijn oorsprong vooral
bedoeld was om een arbeidsrelatie flexibeler te kunnen maken om zo
nodig zorg en arbeid op een goede wijze te kunnen combineren.
De behoefte daaraan bij vooral de jongere generatie werkenden is veel
groter. Het oude kostwinnersmodel heeft immers al veel langer geen
dominante positie meer. Mensen willen meer ruimte voor keuzes. Dan is
een balans tussen werk en vrije tijd een uitkomst voor tweeverdieners
die beiden een steentje willen bijdragen aan de zorg voor een gezin
met kinderen. En tegelijk is het een stimulans om de
arbeidsparticipatie te verhogen, zoals de rijksoverheid zo vurig
wenst.
Opzij voor later
De opzet voor de levensloopregeling is eigenlijk heel eenvoudig.
Werknemers zetten van hun huidige inkomen iets opzij voor later. De
Belastingdienst knijpt daarbij een oogje toe door niet nu te belasten,
maar op het moment dat deze reserve wordt aangesproken. Dat kan extra
aantrekkelijk zijn als er nu een hoog inkomen is en dus ook een hoog
tarief voor inkomstenbelasting en bij opname een lager inkomen en dus
ook lager tarief voor inkomstenbelasting. Daarnevens geldt er een
fiscale bonus van 183 euro voor ieder jaar dat is deelgenomen aan de
levensloopregeling.
Banken, verzekeraars en pensioenfondsen zijn uitverkoren om de
levensloopregeling uit te voeren. Werkgevers mogen dat niet zelf doen.
Dat is de reden dat de financiële instellingen in Nederland zich op
dit moment al flink beginnen te roeren. De grote slag om de
spaarpotten is begonnen. In principe is het zo dat de werknemers het
recht hebben om te bepalen waar de reserves worden gestald. Maar in de
praktijk zal toch veel in gezamenlijkheid worden geregeld.
Het is lucratief voor de banken en de verzekeraars, zowel als voor de
werkgevers om voor de levensloopregeling een collectief contract te
maken. De eerste partij krijgt zo mogelijk in een klap een groot
aantal deelnemers, de werkgever is in de gelegenheid om douceurtjes
los te weken en kan tegelijk de ingewikkelde administratie van de
individuele rechten van de werknemers bij één partij onderbrengen.
Werkgevers kunnen een collectief contract stimuleren door extraatjes
te storten in de levensloopregeling van hun werknemers.
Officieel gaat de levensloopregeling op 1 januari 2006 van start. Op
dat moment is er tegelijk een eind gekomen aan de regeling voor
verlofsparen. In feite was dat de voorloper van de levenslooppot, maar
deze kende in Nederland maar weinig populariteit. Daarin opgebouwde
rechten kunnen evenwel worden doorgeschoven naar de
levensloopregeling.
Addertje onder het gras
Er zit nog een addertje onder het gras. Wie nu de fiscale vruchten
plukt van de spaarloonregeling en ook wil meedoen met de
levensloopregeling moet een keuze maken. De Belastingdienst is bereid
langs één weg douceurtjes uit te delen. De spaarloonregeling blijft
nog bestaan, maar onzeker is hoe lang nog. Het huidige kabinet heeft
er niet echt warme gevoelens meer bij. Het bedrag dat jaarlijks
gespaard mag worden, bedraagt 618 euro en wordt niet geïndexeerd.
Groot voordeel van de levensloopregeling is de flexibiliteit. Er kan
ieder jaar flink worden ingelegd, maar tegelijk is het mogelijk om elk
gewenst moment uitkering te vragen voor verlof. Om daarna de
levenslooppot weer te vullen. Enige voorwaarde is dat het inkomen zo
ruim bemeten is dat er ook inderdaad hiervoor geld opzij gezet kan
worden. Handig kan zijn om bij voorbeeld de atv-dagen en de
overwerkdagen automatisch toe te voegen aan de levenslooppot. Dan
wordt er haast ongemerkt gespaard voor later, zonder dat de fiscus nu
al afrekent. Dan is het dus toch echt een spaarpot...
Bert de Jong
De uitkering
De uitkering van het gespaarde tegoed kan per maand plaatsvinden. Als
maandelijkse vervanger voor het inkomen, of ter compensatie als iemand
een dag per week minder gaat werken. Tijdens de verlofperiode blijft
iemand recht hebben op sociale verzekeringen als WW, WAO, Ziektewet.
Immers de premies daarvoor zijn bij inleg al betaald. Wel geldt de
regel dat tijdens de ziekte of ontslag eerst nog het verlof wordt
opgenomen en dat daarna aanspraak kan worden gemaakt op een van de
sociale verzekeringen.
In één keer uitbetalen kan ook. Bijvoorbeeld bij het overlijden van de
spaarder. Maar ook bij scheiding of andere financiële moeilijkheden is
het mogelijk het gespaarde bedrag in een keer op te vragen.
Nadeel is wel dat het uitgekeerde bedrag wordt opgeteld bij het
inkomen. Wie bijvoorbeeld een inkomen heeft van 50.652, en in een keer
20.000 euro opvraagt, heeft dat jaar een inkomen van 70.652 euro. Over
die 20 mille wordt dan volgens de hoogste belastingschaal 52 procent
belasting geheven in plaats van 42. Een verschil van 2000 euro.
De waarde van de levenslooppot kan ook worden toegevoegd aan het
ouderdomspensioen. Of er volgt op de pensioengerechtigde datum een
uitkering ineens die dan wordt belast als loon uit vroegere
dienstbetrekking.
De levensloopregeling in tien punten
- 1. Iedere werknemer heeft recht op deelname aan een
levensloopregeling. De werkgever is verplicht om mee te werken aan een
regeling
- 2. De regeling is bedoeld voor financiering van verlof tijdens
iemands actieve loopbaan als ook voor vervroegde uittreding of voor
extra pensioen. Bij verlof kan het gaan om bijvoorbeeld ouderschaps-,
zorg-, of educatief verlof of een sabbatsperiode. Het verlof kan ook
in deeltijd worden opgenomen.
- 3. Het jaarlijkse spaarbedrag bedraagt maximaal 12 procent van het
bruto jaarsalaris. In totaal mag maximaal 210 procent van het laatste
brutoloon worden gespaard. Dat is drie jaar verlof tegen een uitkering
van 70 procent van een jaarsalaris.
- 4. Werknemers die op 31 december 2005 51 jaar of ouder zijn maar
jonger dan 56 jaar mogen meer dan 12 procent van het bruto jaarsalaris
inleggen.
- 5. De inleg voor de levensloopregeling is afkomstig van de
werknemers. Werkgevers dragen het af aan een door de werknemer
aangewezen verzekeraar of bank. Bronnen zijn bijvoorbeeld bruto
salaris, vakantie-uitkering, extra gewerkte dagen of dertiende maand.
- 6. Het sparen voor de levensloopregeling is fiscaal vriendelijk.
Over de inleg is geen belasting verschuldigd. Pas als het bedrag voor
het genieten van verlof wordt uitgekeerd komt de fiscus om de hoek.
Wel zijn over de inleg premies voor de werknemersverzekeringen
verschuldigd.
- 7. De werkgever mag een extra bijdrage storten in de levenslooppot.
De werknemer mag die werkgeversbijdrage ook incasseren, maar moet er
dan belasting over betalen.
- 8. Op het moment van uitkering van de levenslooppot geldt er een
fiscale bonus van 183 euro voor ieder jaar dat een werknemer heeft
deelgenomen aan de regeling.
- 9. Een werknemer die tijdens de verlofperiode ziek wordt, heeft
onmiddellijk na afloop van het verlof recht op ZW-uitkering of
loondoorbetaling door de werkgever.
- 10. Werknemers moeten kiezen of zij willen deelnemen aan de
levensloopregeling of aan de spaarloonregeling. Deelname aan beide
regelingen tegelijkertijd is niet meer toegestaan.