Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van minister Dekker op de persconferentie over de begroting 2006, Nieuwspoort 19 september 2005

Dames en heren hartelijk welkom,

In haar nieuwjaarsrede van januari jongstleden stond de koningin uitvoerig stil bij de Tsunami. De vloedgolf die kort tevoren de kuststreken van Zuidoost Azië had getroffen. Ook ik gaf - net als menig ander - uitdrukking aan mijn ontzetting en medeleven. Nu, bij deze begrotingspresentatie, wil ik opnieuw refereren aan een catastrofe die begon met een natuurramp.
De ontreddering en ontluistering aan de Amerikaanse golfkust na de orkaan Katrina zijn van ongekende omvang. Het is daarom goed dat de VS internationale hulp van de VN en de EU willen aanvaarden. Ook onze Nederlandse expertise op het gebied van waterstaat en ruimtelijke ordening kan daar hopelijk een rol in spelen.
Er is nog een andere reden om met de gevolgen van Katrina te beginnen. Deze ramp laat immers zien hoezeer in onze moderne samenleving economie, infrastructuur, woon-, werk-, en leefomgeving met elkaar verweven zijn. En ook welke desastreuze gevolgen een tweedeling tussen kansrijken en kansarmen - goeddeels gescheiden langs etnische lijnen - kan hebben in een stedelijke omgeving.
Ook voor onze delta is Katrina een waarschuwing. In ons land combineren we immers ook veel functies en belangen op een beperkt laaggelegen oppervlak. Dat vraagt goede bescherming tegen de zee en ruimte voor de rivier. Tegelijkertijd willen we gezond en veilig wonen, werken en recreëren. Een hechte samenleving en een buurt die vertrouwen geeft.
VROM is specialist in het bij elkaar brengen van functies en belangen voor ontwikkelingsgerichte projecten, voor álle burgers. Daarom werken we met andere departementen, medeoverheden, bedrijven en burgers aan een juiste balans en concrete oplossingen voor deze complexe opgave. Er is al veel gedaan. Nu is de inzet: zichtbaar resultaat, helder perspectief.

We zoeken de antwoorden daarbij niet in meer regelgeving. We schrappen juist regels, nemen belemmeringen weg en zorgen voor lagere administratieve lasten. Zo investeert VROM in de rijksbrede samenwerking tussen inspecties, een nalevingsstrategie die de grootste misstanden prioriteit geeft en bedrijven en instellingen helpt bij betere naleving.
Het uitgangspunt daarbij is integraliteit. Dat betekent: samen brengen wat voor burgers en bedrijven bij elkaar hoort, voor oplossingen met samenhangende kwaliteit. Niet uitgaan van departementale verkaveling, maar van de vraagstukken zoals ze zich aan de mensen voordoen. Dat is een belangrijk doel van het project 'andere overheid' en ik mag zeggen: daarin worden bij VROM flinke vorderingen gemaakt. U kunt dat zelf nazien in onze eindrapportage departementale takenanalyse op http://www.vrom.nl. De Tweede Kamer krijgt deze rapportage samen met onze begroting aangeboden. Om nog duidelijker aan te geven voor welke maatschappelijke opgaven VROM staat hebben we dit jaar ook onze begrotingsopzet aangepast. Al onze ambities op het gebied van grootstedelijke problematiek hebben we gebundeld in het thema: 'Krachtige Steden'.
Ook onze internationale agenda is als een aparte paragraaf terug te vinden. Daarmee markeren we het belang van het internationaal perspectief op onze terreinen en geven we meer duidelijkheid dan voorheen over onze positie in Europa en de wereld.

Ruimte voor ontwikkeling
Bij mijn aantreden heb ik twee jaar terug direct gekozen voor een ontwikkelingsgerichte koers op het ministerie van VROM. Ik zet daarmee samen met het kabinet in op duurzame ontwikkeling en toekomstvaste welvaart. Met de Nota Ruimte is daarvoor een belangrijk kader gegeven.

De rijksinzet is vooral gericht op de gebieden die horen tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Het rijk biedt medeoverheden daarnaast de ruimte om hun eigen afwegingen te maken en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Niet omdat we de regio niet belangrijk vinden, wel omdat we het motto: 'centraal wat moet, decentraal wat kan' serieus nemen. Daar horen ook duidelijkheid over de rijksinvesteringen en een goede gereedschapskist voor de regio bij. Ik kom daarom in september 2006 met de eerste herziening van de Uitvoeringsagenda waarin precies staat welke rijksacties en programma's in het kader van de Nota Ruimte te verwachten zijn. Denk aan de programma's voor de Zuidvleugel van de Randstad Holland en de Waddenzee, waarvoor ik eerstverantwoordelijke ben. Voor versterking van de kernkwaliteiten van de Zuidvleugel trekt het rijk bij elkaar zo'n 4,5 miljard euro uit. Het Waddenfonds zal in 2006 operationeel worden. Het kabinet heeft voor dit fonds, additioneel, 800 miljoen over een periode van 20 jaar beschikbaar. We kiezen komend jaar ook voor de inzet en verdeling van 900 mln. uit de FES-middelen voor de periode 2011-2014 die voortvloeien uit de Nota Ruimte. In het voorjaar van 2006 maakt het kabinet haar standpunt bekend over de aanbevelingen van de Adviescommissie Gebiedsontwikkeling, ofwel de commissie (Riek) Bakker. In een tussenrapportage van afgelopen mei wordt al veel duidelijk over de vaardigheden die de regio nodig heeft voor gebiedsontwikkeling.
Verder zullen we samen met andere betrokken departementen een programma 'Ruimte voor het klimaat' uitwerken. Daarin zullen de gevolgen van mogelijke klimaatverandering worden doordacht op consequenties voor de ruimtelijke inrichting van ons land. Juist op dit actuele terrein heeft het land immers recht op een heldere visie van de rijksoverheid.

Met de nieuwe planschaderegeling maken we duidelijk dat niemand voor eens en voor altijd gevrijwaard kan blijven van de gevolgen van ruimtelijke ontwikkeling. In een dynamische samenleving hoort dat, binnen redelijke grenzen, tot het eigen risico. Die nieuwe regeling in het voorstel voor een nieuwe Wet ruimtelijke ordening geeft die grenzen aan, neemt bepaalde bouwbelemmeringen weg en vermindert procedures en maatschappelijke kosten.
Belangrijkste prestatie op het gebied van regelgeving voor ruimtelijke ontwikkeling ná de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Grondexploitatiewet, moet het gereedkomen van de omgevingsvergunning zijn. Eén procedure en één vergunning voor het hele traject van aanvraag tot bezwaar voor alles dat beslag legt op de schaarse ruimte. De omgevingsvergunning moet in 2007 in werking treden. De gereedschapskist van de regio wordt verder gevuld met de herziening van de Wet voorkeursrecht en de wijziging van de Onteigeningswet, zodra deze in 2006 bij het parlement zijn aangeboden en vervolgens - hopelijk - aanvaard. Zo moeten gemeenten en provincies beter toegerust raken om hun regierol bij de ruimtelijke inrichting van de regio waar te maken.

Daarnaast gaat in 2006 ook een Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) van start. Het wordt ondergebracht bij VROM en komt tussen de bestaande vastgoedorganisaties te staan. Het rijksontwikkelbedrijf zal gericht worden ingezet bij integrale gebiedsontwikkelingen. Daar waar het rijk meerdere ruimtelijke doelen nastreeft, maar ook gronden bezit. Doel is een betere rijkscoördinatie en een rijksoverheid die als een meer ontwikkelingsgerichte partner kan optreden, zonder de zaak over te nemen.
Het effect van deze investeringen en gereedschappen leek even op losse schroeven te staan door de rigide interpretatie die de Raad van State gaf van de Europese richtlijnen omtrent de luchtkwaliteit. Niet echt verwonderlijk, want het gaat immers om de gezondheid van burgers. Inmiddels is er een aantal nieuwe openingen in dit dossier. Boven op de 500 mln. die al was bestemd voor de luchtkwaliteit, hebben we in juni 300 mln. euro extra uitgetrokken voor een pakket aan maatregelen op de korte termijn. Uit de extra aardgasmeevaller (FES) zal nog eens 100 mln. beschikbaar komen. Dit geld is speciaal bedoeld voor het oplossen van knelpunten rond ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en luchtkwaliteit.

Er is dus geld en de regels worden aangepast. Het zal er nu vooral van afhangen of de steden en regio's in staat zijn om goede projecten voor hun knelpunten luchtkwaliteit uit te werken. Vanzelfsprekend zal ook mijn ministerie ze daar graag bij helpen. We hebben daar een taskforce voor.
Qua regelgeving hebben we op dit moment te maken met het gewijzigde Besluit luchtkwaliteit. Het wetsvoorstel luchtkwaliteit, dat voor advies bij de Raad van State ligt, komt daar straks voor in de plaats. Het belangrijkste van dit wetsvoorstel is dat we uitgaan van programma's van maatregelen in een groter gebied. Dat betekent dat extra luchtvervuiling zo veel mogelijk tegelijkertijd elders, maar wel binnen hetzelfde samenhangende gebied moet worden gecompenseerd. Bij die compensatie moet het dan ook nog gaan om de stof die voor de overschrijding van de grenswaarden zorgt. Dat zal naar verwachting in de praktijk meer mogelijkheden bieden voor saldering dan nu het geval is. Meer ruimte dus voor de ontwikkeling van Krachtige steden en stedelijke gebieden!

Ruimte voor wonen
Voor starters, ouderen en mensen met lagere inkomens is het nu moeilijk een geschikte woning te vinden. Voor midden- en hogere inkomens zijn er - met name in de stad - te weinig aantrekkelijke doorstroommogelijkheden. Daarom moeten er meer woningen worden gebouwd. De eerste helft van deze kabinetsperiode heb ik daaraan gewerkt door afspraken te maken met alle betrokken partijen. De komende periode komt het dus aan op presteren.

Nieuwbouw
Met de stedelijke regio's heb ik afspraken gemaakt over een forse verhoging van de woningproductie tot 2010. Daarmee moet het woningtekort worden teruggebracht tot 1,5% van de totale voorraad. Het gaat in totaal om 445.000 woningen over de periode 2005-2010. Het betekent dat landelijk jaarlijks zo'n 90.000 woningen per jaar moeten worden gebouwd. De BLS-subsidies zullen we inzetten om de concrete verhoging van de nieuwbouwproductie te waarborgen. Waar stagnatie optreedt kunnen aanjaagteams de projecten weer vaart geven. Aan het aantal verleende bouwvergunningen is te zien dat de bouwproductie weer op stoom begint te komen. Maar het is nog niet voldoende.

Herstructurering
Ik wil verder noemen dat we erin zijn geslaagd het ISV-budget overeind te houden. Dat zijn we al snel vergeten, maar dat was nog geen vanzelfsprekendheid. Dat heeft ertoe geleid dat we begin dit jaar de ISV-convenanten hebben kunnen tekenen, naast de GSB-convenanten, waarvoor mijn collega van BZK primair verantwoordelijk is. Verder hebben we een behoorlijk succesvol traject in gang gezet met de 56 wijkenaanpak. In 53 van die wijken zijn concrete afspraken gemaakt. In het kader van dit programma kan ik u mededelen dat ik met de Minister van Financiën overeenstemming heb bereikt om de fiscale vrijstelling voor het inbrengen en uitnemen van vastgoed in
WijkOntwikkelingsMaatschappijen. Dat wordt opgenomen in het Belastingplan 2006.

Huurbeleid
Dan hebben we hard gewerkt aan de modernisering van het huurbeleid. Dat was nodig om de woningmarkt beter te laten functioneren, meer marktprikkels. Vooral het investeren in middeldure huurwoningen zal dan aantrekkelijker worden. De eerste uitwerkingen van de modernisering huurbeleid zullen naar verwachting in juli 2006 in werking kunnen treden. Ook de bijdrage van verhuurders aan de betaalbaarheid voor lagere inkomens zal - als de Tweede Kamer heeft ingestemd - in 2006 geregeld kunnen zijn. Meer ruimte voor marktwerking in de huren kan alleen als verhuurders ook werkelijk investeren zodat burgers meer keuzemogelijkheden krijgen. Ik heb daarom in het kader van het huurbeleid met verhuurders afspraken gemaakt over hun bijdrage in de nieuwbouwproductie. Met de corporaties worden afspraken gemaakt voor de bouw van 111.000 woningen in vijf jaar. De corporaties hebben dus een belangrijke rol bij het in beweging brengen van de woningmarkt.

Corporaties
Tegelijkertijd wil ik een beter werkende woningmarkt. Door een 'nieuw arrangement' tussen overheid en woningcorporaties wil ik komen tot een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden en een prikkel voor corporaties om te investeren in nieuwbouw, stedelijke vernieuwing en beheer van woningen. De brief die de Europese Commissie onlangs heeft gestuurd, schept enige verwarring over wat die rol van de corporaties nu precies kán zijn.
Welnu: er is geen sprake van dat ik de woningen van de corporaties in de uitverkoop ga doen. Als gezegd: ik heb de corporaties hard nodig bij de versnelling van nieuwbouw en aanpak van achterstandswijken. Daarover zal ik in gesprek gaan met de Europese commissie. Maar het geluid van Brussel is niet nieuw. Eerder heb ik de Kamer al aangegeven dat het van belang is dat corporaties een duidelijk onderscheid maken tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten. Uiteraard zijn op de commerciële activiteiten Europese regels van concurrentie en mededinging van toepassing. In die zin onderstreept de brief van commissaris Kroes de door mij ingezette lijn: het helder opsplitsen van de activiteiten moet snel worden uitgewerkt.

Het kabinetsstandpunt rond de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk, gemeenten en corporaties wordt in 2006 uitgewerkt in concrete regelgeving. De rapportage van de Commissie De Boer (positie corporaties) en de uitkomst van overleg met de Europese Commissie zal hieraan ten grondslag liggen. Het advies van de Commissie Leemhuis (positie huurders) zal input leveren voor aanpassingen van onder andere de Overlegwet huurders-verhuurders. Mijn visie op de woningmarkt als geheel bied ik nog dit jaar aan bij de Tweede Kamer. Ook dat stuk zal - na discussie in de Kamer - in 2006 zijn weerslag krijgen op het beleid.

Ruimte voor Krachtige Steden
Ik begon met te zeggen hoezeer in onze moderne samenleving economie, infrastructuur, woon-, werk-, en leefomgeving met elkaar verweven zijn. En ook welke desastreuze gevolgen een tweedeling tussen kansrijken en kansarmen kan hebben.
Dat geldt in het bijzonder voor de stad.
In de stad komt alles samen. De stad is de motor van de economische, sociale en culturele ontwikkeling, maar het is ook de plaats waar problemen gemakkelijk opstapelen. Verloedering van de leefomgeving, onveiligheid, criminaliteit, eenzaamheid, gebrek aan saamhorigheid en culturele spanningen. De stad van kansen en ontwikkelingen dreigt op verschillende plaatsen los te groeien van de stad waar stagnatie en isolement de boventoon voeren.
Door 'De Krachtige Stad' als thema te kiezen geven we onszelf de kans om samenhangende vraagstukken weer als één geheel te benaderen. Binnen het grotestedenbeleid wil ik de economische dynamiek en verbetering van het leefklimaat daarom samen versterken. Door het ruimtelijk-economisch perspectief van stedelijke netwerken te verbinden met het sociaal-fysiek perspectief van de wijken. Beide staan niet los van elkaar maar kunnen elkaar juist versterken. Dat doen we bijvoorbeeld al door de ontwikkeling van stationsgebieden in samenhang te brengen met enerzijds de verbetering aan spoor- en stedelijke infrastructuur en anderzijds aan de sociaal-fysieke effecten in de aanpalende wijken van zo'n stationsgebied. Waar mogelijk levert de Rijksgebouwendienst een bijdrage door zinvolle herbestemming van overtollige rijksgebouwen en de ontwikkeling van spraakmakende nieuwbouw, al dan niet in publiek-private constructies.

Daarnaast wil kansen creëren voor oude stadswijken, het stedelijk draagvlak versterken door de stad weer aantrekkelijk te maken voor middeninkomens en gezinnen met kinderen. Denk behalve aan een divers woningaanbod ook aan de openbare ruimte en de publieke voorzieningen, sociale veiligheid en gezonde leefomgeving. Er is via het 56 wijkenprogramma al veel in gang gezet. Ook in 2006 wil ik hiermee doorgaan.
Hier ligt ook een relatie met stedelijke economie en werkgelegenheid, waarvoor ook op het niveau van het stedelijk netwerk een strategie ontwikkeld moet worden. Perspectief creëren doen we ook door steden en stedelijke netwerken te stimuleren bij het ontwikkelen van een onderscheidende identiteit. Voor de Randstad Holland als geheel heeft het rijk hierin een rol, maar elders is het primair de verantwoordelijkheid van regio's en gemeenten. Wat niet wegneemt dat men altijd een beroep kan doen op onze kennis en expertise. Ondertussen gaan we natuurlijk ook door met de bestrijding van de problemen zoals bewoners ze dagelijks in de wijken ervaren. Bijvoorbeeld door illegaliteit en criminaliteit te bestrijden met koppeling van gegevens uit verschillende basisregistraties en door inkomenseisen te stellen bij vestiging in aandachtswijken (Rotterdamwet). Alles opdat het ook in de oude wijken over een paar jaar prettiger en gezonder wonen is. Een plaats waar bewoners - autochtonen en allochtonen - elkaar meer ontmoeten, zich veilig voelen en betrokkenheid met elkaar en de buurt ontwikkelen.

VROM is goed toegerust om overheden en belangen samen te brengen in een integrale aanpak voor de Krachtige Stad. Wij hebben daarvoor ons budget voor investeringen in de stedelijke vernieuwing (ISV) waarmee in 2006 een bedrag van 311 miljoen euro gemoeid is. En een impulsbudget om waar nodig stagnatie in de uitvoering vlot te trekken. Dat geld kan veel in gang zetten. Ook op aanpalende beleidsterreinen. Daarnaast hebben we onze infrastructuur van accountmanagers en impulsteams die nauw contact onderhouden met de steden, de stedelijke regio's en de sleutelprojecten rond het spoor in zes grote steden. Verder de kennisfunctie van VROM (zoals WoON zoals het WBO nu heet), en uiteraard contacten in de stedelijke vernieuwing en ons netwerk van kennisinstellingen, corporaties en ontwikkelaars. Concreet wil ik met een aantal gemeenten een samenwerkingsverband aangaan om het concept van Krachtige steden verder te ontwikkelen. Co-productie van beleid noemen ze dat in PAO-termen. In dat kader wil ik ook bezien of tezamen met de Minister van BZK met gemeenten enkele pilots kan opgestart kunnen worden over (sociale) veiligheid. Ik wil daarom binnen ongeveer vijf jaar voor burgers, bedrijven en bestuurders zichtbare resultaten boeken.

* De economische positie van de steden moet in internationaal perspectief verbeterd zijn.

* De negatieve spiraal in de oude stadswijken moet zijn gekeerd.
* De luchtkwaliteit en de leefomgeving in het algemeen moeten beter en schoner zijn.

* De burgers moeten een grotere kans hebben een betaalbare, goede woning in een aantrekkelijke buurt te vinden.

Een uitdaging waarvoor de afgelopen twee jaar al veel is gedaan, maar waar het nu op de zichtbare resultaten en helder perspectief zal aankomen. Een uitdaging die we komend jaar in belangrijke mate verder zullen zetten.

Ik dank u wel