Vereniging FME-CWM

Reactie FME op Miljoenennota 2006

Zoetermeer, 20 september 2005 - Het Kabinet onderschat de remmende invloed van de hoge energieprijs op de concurrentiekracht van de Nederlandse industrie. De overheid moet zich daarom inzetten voor verlaging van de kosten en voor een betere werking van de Europese energiemarkt, in het belang van de economie. FME is verheugd over de vele honderden miljoenen voor onderwijsgeld. Maar er moet wel 150 miljoen euro extra worden geïnvesteerd in het beroepsonderwijs, voor de hoognodige betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.

Energiekosten
Gezien de geringe aandacht hiervoor in de Miljoenennota, onderschat het kabinet de remmende werking van de hoge energieprijs op de technologische industrie, met ook veel grootverbruikende ondernemingen. De prijsverschillen met de ons omringende landen voor elektriciteit brengen Nederland beduidend concurrentienadeel. FME dringt er daarom in het belang van de industrie bij het kabinet met klem op aan om binnen de Europeesrechtelijke randvoorwaarden alle mogelijke instrumenten in te zetten om de energiekosten te verlagen. FME stelt voor de financiering daarvoor te verrekenen met de nog steeds stijgende aardgasinkomsten van de overheid. Daarnaast dringt FME erop aan dat het kabinet zich inzet voor een betere Europese marktwerking. Dat kan ertoe leiden dat meer goedkopere elektriciteit uit de ons omringende landen kan worden geïmporteerd.

Onderwijs
FME is verheugd dat in de Miljoenennota vele honderden miljoenen aan het onderwijs zijn toebedeeld. Helaas besteedt het kabinet weinig aandacht aan verbetering van de aansluiting van het middelbaar en hoger beroepsonderwijs op het bedrijfsleven, waaraan sterke behoefte bestaat. De moderne Nederlandse technologische industrie bestaat immers uit een veelheid aan innovatieve ondernemingen en dat vereist een intensieve samenwerking tussen opleiders en bedrijven. Wil de overheid van de Nederlandse economie daadwerkelijk meer een kenniseconomie maken is deze samenwerking allerbelangrijkst. FME vraagt daarom aan de overheid bovenop het al gereserveerde geld, een extra bedrag van 150 miljoen te investeren in de praktijk van het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.
Een betere aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt is hard nodig voor het verkrijgen van voldoende gekwalificeerde werknemers. Om dit te bereiken werken bedrijven nu al steeds vaker en intensiever samen met scholen, waarbij het bedrijfsleven substantieel investeert in huisvesting, ontwikkeling en uitvoering van het beroepsonderwijs. Bedrijven ontwikkelen stageopdrachten, coachen studenten en worden betrokken bij hun beoordeling. Als bedrijven onderwijs voor een belangrijk deel financieel mogelijk maken, praktisch uitvoeren en daarvoor aanzienlijke kosten maken, is naar de mening van FME nodig dat ook de overheid extra investeert.

Bijtelling autogebruik
FME heeft er forse kritiek op dat de bijtelling van de auto van de zaak vanaf 2006 onder de loonheffing gaat vallen. Dit betekent opnieuw een administratieve lastenverzwaring voor werkgevers, wat in strijd is met de toezegging van het kabinet dat naar lastenvermindering wordt gestreefd. Bovendien wordt de werkgever medeverantwoordelijk voor de juistheid van rittenadministraties van werknemers die niet meer dan
500 kilometer privé rijden met de auto van de zaak. Ondernemingen lopen daardoor risico op naheffingen en boetes en zullen dus de rittenadministraties van de medewerker moeten gaan controleren. Hiermee raken zij privé-sfeer van hun werknemers, wat FME principieel afwijst.

Daarnaast betekent de maatregel ook juist in het huidige economische klimaat een ongewenste financiële lastenverzwaring, omdat de werkgever over de bijtelling extra premies voor werknemersverzekeringen verschuldigd is, hetgeen FME onjuist vindt.
FME spreekt overigens waardering uit voor de verlaging van de vennootschapsbelasting. Wel wil FME ervoor waken dat die geen sigaar uit eigen doos wordt vanwege de lastenverzwaring als gevolg van de nieuwe zorgverzekeringswet.

Export en investeringen
FME juicht toe dat, blijkens de Miljoenennota, de industrie weer op de agenda staat, al is dat geen garantie voor de noodzakelijke verbetering van het industrieklimaat. Export, vooral export uit de technologische industrie, blijkt telkens de motor van het economisch herstel te zijn. FME noemt het daarom onbegrijpelijk dat bij Economische Zaken bezuinigingen zijn ingeboekt op het vermarkten van (innovatieve) producten in het buitenland.

Het herstel van de Nederlands industrie is nog aarzelend. Hoge prijzen voor grondstoffen en vooral voor energie hinderen immers de opbloei van de technologische industrie. Om investeringen te laten aantrekken is FME van mening dat de overheid actiever moet zijn in het stimuleren van investeren dan dat zij in de Miljoenennota aangeeft. Dit kan onder meer door het mogelijk maken van versneld afschrijven van investeringen.

Administratieve lastendruk
FME juicht toe dat het kabinet er nu eindelijk van overtuigd lijkt dat verlaging van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven noodzaak is. De aangekondigde uniformering van het loonbegrip (wet Walvis) en vereenvoudiging van wetgeving op het gebied van de arbeidsomstandigheden juicht FME toe. Tegelijk wordt echter vastgesteld dat de cumulatie van maatregelen en wetswijzigingen per 1 januari 2006 (waaronder het zorgstelsel, de nieuwe arbeidsongeschiktheids- en pensioenwet, de wet Walvis) werkgevers juist opzadelt met veel extra administratieve lasten. FME vreest bovendien voor grote problemen bij de invoering van de nieuwe wetten.

FME beschouwt met het oog op de concurrentiepositie van de Nederlandse technologische industrie verlaging van administratieve lasten en terugdringing van regeldruk komende jaren als topprioriteit. De gehele Miljoenennota overziend, acht FME helaas de kans levensgroot dat in
2006 opnieuw weinig zal veranderen in deze lastendruk. De cultuur bij de departementen lijkt erop gericht de eigen regels te behouden en zaken zoveel mogelijk te willen bewerkstelligen met meer en gedetailleerdere regels. FME verlangt een omslag naar een cultuur die gericht is op het afschaffen en voorkómen van regels die een gering belang hebben maar wel veel lasten veroorzaken bij grote groepen bedrijven. Ook regels die de facto een afwenteling zijn van tekortschietende controle en die leiden tot enorme administratieve lasten moeten verdwijnen, evenals regels die nauwelijks handhaafbaar zijn. Elke regel zal vooraf veel beter op nut, eenvoud en handhaafbaarheid moeten worden getoetst, zodat ondernemers weer tijd krijgen om te ondernemen. Dat het kabinet eraan werkt de Nederlandse regels op het gebied van arbeidsomstandigheden niet strenger te laten zijn dan wat op Europees niveau is vastgesteld verheugt FME. In dit verband moet het kabinet er ook naar streven dat Europese regelgeving van kwaliteit is.

Innovatie
Innovatie is nog te veel een EZ-aangelegenheid. Dit terwijl innovatie als speerpunt door het gehele kabinet is omarmd. FME pleit hier nadrukkelijk voor een interdepartementale aanpak. Nederland heeft behoefte aan één geïntegreerd innovatiebeleid waarin alle departementen samenwerken aan de oplossing van nationaal maatschappelijke vraagstukken, zoals arbeidsproductiviteit, mobiliteit, zorg, energie en duurzaamheid.

FME juicht de vereenvoudiging van de huidige wirwar aan regelingen op het gebied van innovatie toe en beschouwt deze vernieuwing van het EZ-instrumentarium als een nuttige eerste stap van de herijkingsoperatie. FME wil graag een bijdrage leveren aan de verdere uitwerking van deze plannen. Voor bestaande succesvolle regelingen moet worden voorkomen dat gedurende de overgangsperiode waarin de plannen worden uitgewerkt er een vacuüm en daarmee discontinuïteit ontstaat. Wanneer dit vacuüm blijft bestaan, verwacht FME dat al in
2006 problemen ontstaan omdat succesvolle generieke regelingen zijn beëindigd, terwijl de pilot van de kennisvouchers en nieuwe programma's nog niet is afgerond.

Vereniging FME-CWM, Tom van der Maas, 079 - 353 13 67, 06 - 52 66 56
65, tma@fme.nl, of
Saskia de Jongh, 079 - 353 11 99, 06 - 52 36 23 45, sjo@fme.nl