20 september 2005
Nr. 05/152
De Geus en Van Hoof: 2006 wordt jaar van `werk in uitvoering`
In 2006 worden verschillende hervormingsplannen van het kabinet uitgevoerd. Als de Eerste Kamer akkoord gaat, start op 1 januari 2006 de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de opvolger van de WAO. Ook schaft het kabinet op die datum de belastingvoordelen voor VUT en prepensioen geleidelijk af. Er komt een levensloopregeling waarmee mensen zelf kunnen sparen om periodes van verlof financieel te overbruggen. Verder gaat het kabinet in 2006 de WW en het ontslagrecht herzien. Minister De Geus en staatssecretaris Van Hoof noemen 2006 daarom een jaar van werk in uitvoering . 2006 wordt tevens een jaar waarin voor het eerst de vruchten van de hervormingen kunnen worden geplukt. Door de aantrekkende economie is er weer ruimte voor lastenverlichting, waardoor de koopkracht van de meeste mensen licht zal stijgen. Bovendien wordt de koppeling tussen de lonen en de uitkeringen hersteld.
Dit schrijven de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de begroting voor 2006.
De hervormingsagenda van De Geus en Van Hoof is erop gericht meer mensen aan het werk te helpen. Hoe meer mensen een betaalde baan hebben, hoe makkelijker het wordt om de sociale voorzieningen, de gezondheidszorg en de oudedagsvoorzieningen op een hoog peil te houden. De bewindslieden streven naar een duurzaam solidaire samenleving. Om dat te bereiken zijn nieuwe evenwichten nodig in de sociale zekerheid en op de arbeidsmarkt. Het accent moet niet langer liggen op nazorg (een uitkering), maar meer op voorzorg (voorkomen van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid). Hierbij staat eigen verantwoordelijkheid voorop. In een modern stelsel van sociale zekerheid moet het vanzelfsprekend zijn dat mensen er alles aan doen om aan de slag te komen of te blijven, bijvoorbeeld door bij dreigend ontslag alvast zelf op zoek te gaan naar een baan. Tegelijkertijd moet er solidariteit blijven bestaan met mensen die het echt niet lukt om aan de slag te komen. Zij houden recht op een goede uitkering.
Het sociaal-economisch beeld
Nederland klimt langzaam, maar wel zeker uit het economische dal. Door de hervormingen in de sociale zekerheid en een verantwoord financieel beleid, staat de Nederlandse economie er structureel gezien gezond voor, aldus De Geus en Van Hoof in de begroting. Mede door het beleid van loonmatiging in de afgelopen jaren, profiteert Nederland van de groei van de wereldhandel. De groei van de economie zal naar verwachting van het Centraal Planbureau in 2006 weer langzaam gaan aantrekken tot 2½ procent. De werkgelegenheid groeit volgend jaar met 91.000. De werkloosheid daalt van 505.000 in 2005 naar 475.000 in 2006.
Door de aantrekkende economie is er ruimte voor lastenverlichting. Hierdoor krijgen naar verwachting de meeste mensen in 2006 weer iets extra s te besteden. Het kabinet herstelt de koppeling tussen lonen en uitkeringen. Met name voor gezinnen verbetert de koopkracht. Kinderopvang wordt goedkoper door een extra investering van 200 miljoen euro. Het lesgeld voor 16- en 17-jarigen vervalt per september 2005. Het nieuwe ziektekostenstelsel levert voor particulier verzekerde gezinnen extra voordeel op omdat de kindpremie vervalt. Het nieuwe zorgstelsel leidt tegelijkertijd tot veel verschillen in inkomensgevolgen voor individuele burgers. Een deel zal er dan ook op achteruit gaan. Bovendien wijst het Centraal Planbureau erop dat door onzekerheid over de ontwikkeling van de olieprijzen, ook het koopkrachtbeeld voor 2006 is omgeven met onzekerheden.
Koopkrachtontwikkeling 2006
Actieven
(De tabel die onder deze tekst hoort te staan, kan niet op uw computer worden weergegeven. U kunt deze zichtbaar maken door hier te klikken.)
Inactieven
(De tabel die onder deze tekst hoort te staan, kan niet op uw computer worden weergegeven. U kunt deze zichtbaar maken door hier te klikken.)
Een bruto modaal inkomen is ongeveer 30.000 euro. De cijfers laten de verwachte inkomensontwikkeling in 2006 zien voor een aantal standaardhuishoudens. Individuele omstandigheden kunnen verschillen en effecten van specifieke maatregelen gelden niet voor iedereen in een categorie. Daardoor kan de individuele inkomensontwikkeling afwijken van de cijfers in bovenstaande tabel.
WIA: een nieuw arbeidsongeschiktheidsstelsel
Als de Eerste Kamer akkoord gaat, treedt op 1 januari 2006 de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking, de opvolger van de WAO. Het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel is gericht op werk. De nadruk ligt niet langer op wat iemand niet kan, maar op wat iemand nog wel kan. Alleen mensen die echt niet meer kunnen werken, houden recht op een volledige uitkering. Dat geldt ook voor mensen met een geringe kans op herstel. Zij worden echter de eerste vijf jaar jaarlijks herkeurd. Mensen die tijdelijk of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, krijgen hulp bij het vinden van werk. Als ze gedeeltelijk aan de slag gaan, krijgen ze bovendien een loonaanvulling. Deze loonaanvulling stimuleert om (meer) te gaan werken omdat het inkomen stijgt naarmate iemand meer werkt. Het kabinet stimuleert werkgevers om gedeeltelijk arbeidsgeschikten in dienst te nemen. De werkgever betaalt dan een lagere premie en krijgt een tegemoetkoming voor de kosten van loondoorbetaling in het geval iemand ziek wordt. Het nieuwe stelsel geldt alleen voor nieuwe arbeidsongeschikten. Mensen die nu in de WAO zitten en jonger zijn dan 50 jaar, worden sinds 1 oktober 2004 wel opnieuw gekeurd volgens nieuwe, aangescherpte keuringseisen.
VUT, (pre)pensioen en levensloop
Op 1 januari 2006 treedt de Levensloopregeling in werking. Met deze regeling kunnen mensen zelf sparen om periodes van verlof financieel te overbruggen. Werknemers mogen jaarlijks maximaal 12 procent van hun inkomen belastingvriendelijk sparen voor verlof tot een maximum van ruim twee maal hun jaarsalaris. ATV- en vakantiedagen mogen ook worden gespaard. Het verlof kan worden gebruikt voor bijvoorbeeld scholing, de zorg voor kinderen of ouders of om even bij te tanken. Ook mag het spaartegoed worden gebruikt om eerder te stoppen met werken. Bij opname van het spaartegoed krijgen werknemers recht op een extra belastingkorting. Ook werkgevers kunnen bijdragen aan de Levensloopregeling van hun werknemers. Ouders die het spaartegoed willen gebruiken om ouderschapsverlof op te nemen, komen in aanmerking voor een extra belastingkorting ter hoogte van de helft van het minimumloon. Tegelijkertijd verdwijnen geleidelijk de belastingvoordelen voor VUT en prepensioen. Het belastingvoordeel vervalt in 2006 voor mensen die per 1 januari 2005 jonger zijn dan 55 jaar. Opgebouwde rechten worden niet aangetast. Uit een meting van de Nederlandsche Bank is gebleken dat voor circa 4,5 miljoen werknemers (75 procent) de pensioenregelingen inmiddels zijn aangepast aan de nieuwe regels. Vanwege het risico dat voor 25 procent van de werknemers de zaken niet tijdig zullen zijn geregeld, treft het kabinet voor 2006 een aanvullende overgangsregeling. Die houdt in dat nog tot 1 januari 2007 de mogelijkheid wordt geboden de regeling aan te passen aan de nieuwe regels. Het kabinet zal in 2006 alleen belasting heffen over de zogenoemde bovenmatige pensioenopbouw, dat wil zeggen pensioenopbouw die buiten de nieuwe regels voor VUT en prepensioen valt. Deze belastingheffing krijgt vorm als een eindheffing voor werkgevers. In 2006 wordt de nieuwe Pensioenwet, met daaraan gekoppeld een nieuw financieel toetsingskader, door het parlement behandeld. Het toetsingskader stelt eisen aan de financiële positie van pensioenfondsen, waardoor werknemers en gepensioneerden meer zekerheid krijgen over de (toekomstige) uitbetaling van hun pensioen. Pensioenfondsen moeten bovendien deelnemers beter informeren over hun opgebouwde pensioenrechten en over de aanpassing van pensioenen aan de lonen en prijzen.
WW en ontslagrecht
Het kabinet verwacht eind 2005 een wetsvoorstel in te dienen voor modernisering van de WW. Op advies van de Sociaal-Economische Raad verkort het kabinet de lengte van de WW-uitkering van maximaal vijf jaar tot drie jaar en twee maanden. De kortere uitkeringsduur benadrukt het tijdelijke karakter van de WW; de uitkering gaat meer dienst doen als een brug tussen twee banen, aldus de bewindslieden. Tegelijkertijd wil het kabinet het ontslagrecht versoepelen. Bedrijven moeten snel en eenvoudig mensen kunnen aannemen, maar ook snel en eenvoudig hun personeelsbestand kunnen aanpassen aan veranderde omstandigheden. De mogelijkheid om makkelijker banen te schrappen, zal bedrijven ook minder huiverig maken om nieuwe banen te scheppen, schrijven De Geus en Van Hoof. Herziening van het zogeheten last in-first out beginsel leidt ertoe dat niet langer de laatst binnengekomen werknemer als eerste voor ontslag in aanmerking komt. Daardoor krijgen met name jongeren en herintreders meer kansen op de arbeidsmarkt. Sociale partners krijgen de mogelijkheid per CAO afwijkende ontslagcriteria af te spreken. Hierdoor kunnen werkgevers en werknemers bij noodzakelijke ontslagen beter rekening houden met de specifieke belangen van de onderneming en die van de betrokken werknemers. Beperking van de verwijtbaarheidstoets in de WW leidt ertoe dat er een einde komt aan de zogeheten pro forma ontslagprocedures, die alleen worden gevoerd om het recht op de WW-uitkering veilig te stellen. In de toekomst kunnen noodzakelijke ontslagen worden gerealiseerd met wederzijds goedvinden van werkgever en werknemer, zonder dat de werknemer hierdoor zijn recht op WW verliest.
Bijstand en sociale werkvoorziening
De Wet werk en bijstand, die per 1 januari 2004 van kracht werd, heeft ertoe bijgedragen dat het aantal bijstandsgerechtigden in 2004 veel lager uitkwam dan aanvankelijk was voorzien. In 2003 werd nog uitgegaan van 390.000 bijstandsgerechtigden in 2004, maar dit aantal kwam uiteindelijk uit op 337.000. Omdat gemeenten met de nieuwe wet beleidsvrijheid hebben en zelf financieel verantwoordelijk zijn, worden ze maximaal gestimuleerd zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden aan het werk te helpen. Toch blijft er een groep bijstandsgerechtigden die het niet lukt om aan de slag te komen. De Geus en Van Hoof komen voor deze groep met een voorstel voor zogeheten participatiebanen. In zo n baan doen mensen voor wie een gewone betaalde baan nog te hoog gegrepen is, werkervaring op. Dit kan in de vorm van werken met behoud van uitkering of in de vorm van een loonkostensubsidie aan de werkgever. In 2006 wordt een wetsvoorstel ingediend voor modernisering van de sociale werkvoorziening. De sociale werkvoorziening blijft voorbehouden aan mensen die op een beschermde werkplek zijn aangewezen. Het gaat om mensen die als gevolg van een handicap uitsluitend onder aangepaste omstandigheden kunnen werken. Voor hen moeten gemeenten vaker werkplekken op maat zoeken, bij voorkeur bij een gewone werkgever. Gemeenten die veel begeleide arbeidsplaatsen creëren bij gewone werkgevers krijgen een financiële bonus. Hiervoor komt extra geld beschikbaar.
Leren en werken
Een nieuwe projectdirectie Leren en Werken van het ministerie van SZW en OC&W gaat komend jaar regionale samenwerking tussen betrokken partijen stimuleren, wat moet leiden tot 15.000 leer-werkbanen en een regionale infrastructuur voor loopbaanadvies en begeleiding. Naar aanleiding van een advies van de Raad voor Werk en Inkomen gaat het kabinet onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om leerwerktrajecten voor laaggeschoolde werklozen fiscaal te stimuleren. Bovendien komt er een proefproject waarbij het financiële risico voor werkgevers als gevolg van ziekteverzuim door jongeren wordt weggenomen.
De Taskforce Jeugdwerkloosheid moet ervoor zorgen dat er tot 2007 40.000 extra jeugdbanen bijkomen. Doel is dat werkloze jongeren en voortijdig schoolverlaters binnen een half jaar terug naar school gaan of werk hebben.
Ouderen
Om ouderen te stimuleren langer door te werken, zal het kabinet per 1 januari 2006 niet langer VUT en prepensioen via de belasting subsidiëren. Het kabinet stimuleert werkgevers om ouderen in dienst te nemen, zij hoeven voor hen geen WAO-premie te betalen. De komende tijd zal de Regiegroep Grijs Werkt acties gaan aanjagen van betrokken (regionale) partijen om ouderen langer aan de slag te houden. Ook zal de regiegroep goede voorbeelden van leeftijdsbewust personeelsbeleid verder verspreiden. De Geus en Van Hoof hebben tevens een stimuleringsmaatregel in het leven geroepen. Bedrijven die aan de slag gaan met leeftijdsbewust personeelsbeleid kunnen hiervoor subsidie krijgen.
Allochtonen
Het kabinet is begin 2005 gestart met het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding . Doel hiervan is het sociale klimaat te verbeteren en de binding van burgers met de samenleving te versterken. Op het terrein van werk zijn een groot aantal concrete actiepunten geformuleerd door de overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties, uitvoeringsorganisaties, minderhedenorganisaties en belangenorganisaties. Doel hiervan is de arbeidsdeelname van allochtonen te vergroten en discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Verder heeft het kabinet de Stuurgroep Allochtone Vrouwen en Arbeid in het leven geroepen. Deze stuurgroep moet de voortgang bewaken van de acties die de Commissie Participatie van allochtone vrouwen uit etnische minderheidsgroepen (PAVEM) in gang heeft gezet. Het plan van aanpak Emancipatie en Integratie beoogt de komende jaren 20.000 vrouwen en meisjes extra te laten deelnemen aan bijvoorbeeld taalcursussen, bijeenkomsten of arbeidsmarkttrajecten. Hierbij wordt intensief samengewerkt met de 30 grootste gemeenten.
Arbeidsmigratie
Voor de zogeheten kennismigranten heeft het kabinet de Nederlandse arbeidsmarkt toegankelijker gemaakt. In het voorjaar van 2006 neemt het kabinet een beslissing over het vrij verkeer van werknemers uit de vorig jaar toegetreden Midden- en Oosteuropese lidstaten. Volgens De Geus en Van Hoof gaan Nederlandse bedrijven uit bepaalde sectoren zich in toenemende mate oriënteren op werknemers buiten Nederland. Dit werpt een scherper licht op de noodzaak om Nederlandse uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden zonder uitkering actief bij de arbeidsmarkt te betrekken. Voor Nederlandse uitkeringsgerechtigden is in 2005 een project gestart om hen via een detacheringsconstructie aan de slag te helpen in de land- en tuinbouw. Dit project, dat wordt uitgevoerd door de Raad van Werk en Inkomen, loopt door tot in 2006.
Minder regels en administratieve lastenvermindering
De administratieve lasten voor het bedrijfsleven door SZW-regelgeving zijn in deze kabinetsperiode al met 15,6 procent (395 miljoen euro) gedaald. In 2006 dalen de lasten verder met 177 miljoen euro, waarmee de totale lastenvermindering uitkomt op 22,6 procent. In 2006 start voor werkgevers de gecombineerde inning van belasting en premies door de Belastingdienst. Ook bereidt het kabinet een nieuwe Arbowet en een nieuwe Arbeidstijdenwet voor, waarin fors is geschrapt in het aantal regels. De Tweede Kamer ontvangt eind 2005 een Plan van aanpak met concrete voornemens van SZW om ook burgers tijd en geld te besparen in de contacten met de overheid. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan uitkeringsgerechtigden.
Werk in uitvoering
2006 wordt een jaar waarin veel nieuwe regelingen hun beslag krijgen, waardoor burgers veel gaan merken van het ingezette beleid, schrijven de bewindslieden. De veranderingen in onder andere de WAO en WW leggen in 2006 een grote druk op uitvoeringsorganisaties. Het kabinet zal de vinger aan de pols houden bij de uitvoeringsorganisaties, zodat eventuele problemen op tijd kunnen worden aangepakt. Een goede samenwerking tussen uitvoeringsorganisaties bij bijvoorbeeld de uitwisseling van gegevens, vermindert de administratieve rompslomp. De bedoeling is dat de uitvoeringsorganisaties op het terrein van werk en inkomen in de toekomst elk gegeven maar eenmaal aan een burger vragen. Dit gaat het kabinet per 2007 in de wet vastleggen. Tegelijkertijd wordt een (organisatieoverstijgend) digitaal klantdossier ontwikkeld. Via dit dossier is alle informatie over cliënten beschikbaar voor alle betrokkenen, onafhankelijk van plaats en tijd.
Cijfers
De uitgaven op de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beslaan in 2006 24,4 miljard euro (2005: 24,2 miljard euro). De stijging wordt onder meer veroorzaakt door het extra geld voor de kinderopvang en hogere rijksbijdragen aan de sociale fondsen. De uitgaven aan de Wet werk en bijstand dalen ten opzichte van 2005. Van de begrotingsuitgaven is onder meer 4,3 miljard euro bestemd voor de Wet werk en bijstand en 1,6 miljard euro voor het flexibel reïntegratiebudget voor gemeenten, 3,3 miljard euro voor de kinderbijslag, 2,2 miljard euro voor de sociale werkvoorziening en 1,7 miljard euro voor de jonggehandicapten. Verder gaat 2,9 miljard euro als rijksbijdrage naar het Spaarfonds AOW en 5,8 miljard euro als rijksbijdrage naar de sociale fondsen.
De socialezekerheidsuitgaven die uit premies worden gefinancierd, bedragen in 2006 42,8 miljard euro (2005: 43,6 miljard euro). De daling wordt met name veroorzaakt door lagere uitgaven aan de WW en de WAO/WIA. Van de premiegefinancierde socialezekerheidsuitgaven is 5 miljard euro bestemd voor de WW en 10,9 miljard euro voor de uitkeringen als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Aan de AOW wordt 24,4 miljard euro uitgegeven.