LBR-reactie op nota's 'radicalisering' en 'integratie'
Rotterdam, 19 september 2005
Onderschrijving analyse, twijfels over aanpak
In het kader van de aanpak van radicalisme in Nederland heeft het kabinet recent twee notities naar de Kamer gezonden: 'Radicalisme en radicalisering' en 'Weerbaarheid en Integratiebeleid'. Het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie onderschrijft de analyses die het kabinet maakt, en kan zich op hoofdlijnen vinden in de door het kabinet voorgestelde aanpak.
Het LBR heeft ernstige twijfels bij de projecten die worden voorgesteld. De projecten zijn inhoudelijk onvoldoende onderbouwd en het is maar de vraag of ze feitelijk zullen bijdragen aan het tegengaan van radicalisering.
In de voorgestelde projecten is bijvoorbeeld geen aandacht voor de gevangenissen, een van de belangrijkste wervingsgebieden van de radicale islam. Voorgestelde activiteiten om rechts-radicalisme tegen te gaan, richten zich op de G30 gemeenten, terwijl de problemen zich met name voordoen in de kleinere gemeenten.
Het tegengaan van discriminatie is een van de belangrijkste peilers van het kabinetsbeleid. Maar in de vertaalslag van beleid naar concrete activiteiten wordt de gehele antidiscriminatie-infrastructuur genegeerd, terwijl het tegengaan en in kaart brengen van radicalisme een van de belangrijkste taken van organisaties binnen deze infrastructuur is.
Het kabinet legt de hoogste prioriteit bij de aanpak van islamitisch radicalisme. Een gedegen en adequate aanpak van rechts-radicalisme blijft daarnaast echter geboden, gezien de maatschappelijke onrust en onveiligheidsgevoelens die het teweeg kan brengen. Het is onverstandig om een hierarchisch onderscheid te maken tussen rechts-radicalisme en islamitisch radicalisme: zo'n onderscheid leidt tot beeldvorming die weer misbruikt kan worden door radicalen (zowel rechts als islamitisch) bij rekrutering en legitimering van hun daden. De boodschap moet eenduidig zijn: de samenleving wijst radicalisme uit welke hoek dan ook pertinent af. Activiteiten binnen het onderwijs moeten zich dan ook richten op iedere vorm van radicalisme en niet alleen op de radicale islam.
De nota wekt naar de mening van het LBR onterecht de indruk dat de Nederlandse moslimgemeenschap verantwoordelijk is voor de radicalisering, althans dat zij zich onvoldoende teweerstelt. "De" Nederlandse moslimgemeenschap bestaat niet. Net als bij andere geloofsgemeenschappen in Nederland is sprake van grote diversiteit en pluriformiteit. Het is opvallend dat de nota niet de indruk wekt dat 'witte Nederlanders' zich onvoldoende teweerstellen tegen rechts-radicalisme. Het tegengaan van radicalisme is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle burgers. Daarbij moet natuurlijk wel gebruik gemaakt worden van specifieke mogelijkheden die bepaalde groepen hebben bij de aanpak van radicalisme.
Onder dit bericht staat de volledige tekst van de reactie.
Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie