Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
nr. 2040520430 en nr. 2040520520 UB/S/05/68036
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Noorman-den Uyl 16 september 2005
en De Wit
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) over de
aantijgingen rond de huisvesting van het UWV (2040520430) en van het lid De Wit (SP) over
`heibel' rond het UWV (2040520520).
De Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over de aantijgingen rond de huisvesting van het UWV.
1
Bent u bereid om de juistheid van de aantijgingen 1 die worden gedaan jegens de Raad van Bestuur
van het UWV nader te onderzoeken en de Kamer daar op korte termijn over te berichten?
2
Herinnert u zich de deels vertrouwelijk gestelde vragen over de huisvestingsproblematiek van het
UWV van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan u en uw antwoorden
daarop?
3
Bent u bereid uw bevindingen te toetsen op de antwoorden die u eerder op de vragen van de vaste
commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gegeven, op zo kort mogelijke termijn
aan de Kamer ter beschikking te stellen? Wilt u daarbij aangeven welke maatregelen naar uw
oordeel noodzakelijk zijn?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerder vragen terzake van het lid Van Gent (GroenLinks),
ingezonden 25 augustus 2005, (vraagnummer2040520340).
1 De Telegraaf, 24 augustus 2005
Antwoorden
Antwoord vraag 1.
Zoals ik in mijn brief van 26 augustus jl. (Kamerstukken II, 2004/'05, 26 448, nr. 219) aan de
Kamer heb gemeld, zijn de aantijgingen die zijn gedaan jegens de Raad van Bestuur van het UWV
voor de voorzitter van de Raad van bestuur van UWV aanleiding een extern onderzoek te laten
uitvoeren. Zoals ik in bovenvermelde brief eveneens heb aangegeven, zal ik het afgeronde
onderzoek, voorzien van een bestuurlijk oordeel van UWV en mijn standpunt terzake, aan u doen
toekomen.
De voorzitter van de Raad van bestuur van UWV heeft daarnaast aan de Hoofdofficier van Justitie
te Amsterdam verzocht een onderzoek in te stellen naar de beweringen in het bedoelde
verweerschrift die de integriteit raken van een aantal leden van de Raad van bestuur UWV. De
voorzitter van de Raad van bestuur UWV zal mij informeren over de beslissing van de
Hoofdofficier of de beweringen in het verweerschrift van de heer De Jonge aanleiding zijn voor het
instellen van een onderzoek door de rijksrecherche. Ik zal u daarop zo spoedig mogelijk nader
informeren.
Antwoord vraag 2.
Ja.
Antwoord vraag 3.
Mijn antwoorden op de deels vertrouwelijk gestelde vragen over de huisvestingsproblematiek van
het UWV waren gebaseerd op alle, mij toen bekende informatie. Mochten zich in het kader van
het thans uit te voeren onderzoek nieuwe feiten voordoen, die een nieuw licht werpen op de door
mij gegeven antwoorden, dan zal ik dit aan de Kamer melden.
Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 is het aan de voorzitter van de Raad
van bestuur UWV om een bestuurlijk oordeel te geven over de bevindingen van het externe
onderzoek. Ik zal u dit oordeel doen toekomen met mijn reactie daarop.
Vragen van het lid De Wit (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over
heibel rond het UWV.
1
Waarom heeft u een persoonlijke brief geschreven aan UWV-voorzitter Linthorst? 1)
2
Wat is uw reactie op de uitspraak van UWV directeur de Jonge dat de controle op het UWV
door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op alle fronten faalt? Schieten uw
controlemiddelen tekort? En, zo neen, waarom heeft u de problemen in de UWV-top niet kunnen
voorkomen?
3
Hebt u kennisgenomen van het verweerschrift ex artikel 7:685 BW van UWV-directeur de Jonge?
2)
1) De Telegraaf, 24 augustus jl.
2) http://www.dft.nl/nieuws/8215368/Weer_heibel_rond_UWV.html
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Gent (GroenLinks),
ingezonden 25 augustus 2005, (vraagnummer 2040520340) en van het lid Noorman-den Uyl
(PvdA), ingezonden 26 augustus 2005, (vraagnummer 2040520430).
Antwoorden
Antwoord op vraag 1.
Zoals ik in mijn brief van 26 augustus jl. (Kamerstukken II, 2004/'05, 26 448, nr. 219) aan de
Kamer heb gemeld, heb ik op 22 augustus jl. het verweerschrift van de heer De Jonge ontvangen.
Ik heb de voorzitter van de Raad van Bestuur, de heer Linthorst, per ommegaande om een reactie
gevraagd, aangezien het verweerschrift passages bevat die de relatie tussen UWV en mij zouden
kunnen raken. Op 23 augustus ontving ik een eerste reactie van de voorzitter van de Raad van
Bestuur UWV, die ik u bij mijn bovenvermelde brief heb toegezonden.
Antwoord op vraag 2
Zoals ik de Kamer in mijn in het antwoord op vraag 1 vermelde brief heb gemeld, zal de voorzitter
van de Raad van bestuur UWV een extern onderzoek laten uitvoeren naar beweringen van de heer
De Jonge die de relatie raken tussen UWV en mij. Ik zal het afgeronde onderzoek, voorzien van
een bestuurlijk oordeel van UWV en mijn standpunt terzake, aan u doen toekomen.
Antwoord op vraag 3.
Ja.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid