Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- FACTSHEET -
Feiten en cijfers over de onderwijsarbeidsmarkt van nu en in de toekomst
Belangrijkste conclusies nota 'Werken in het onderwijs 2006'
Evenwicht
De arbeidsmarkt in het primair en voortgezet onderwijs is nu kwantitatief vrijwel in evenwicht. Er zijn
geen lerarentekorten meer en bijna alle leraren die in 2004 hun diploma behaalden, hebben in het
afgelopen jaar een baan gevonden. Deze gunstige (evenwicht)situatie is te danken aan een aantal
factoren.
Ten eerste is het evenwicht op de onderwijsarbeidsmarkt bereikt door beleidsintensiveringen om de
lerarentekorten op te lossen. Zo is de instroom in de opleidingen bevorderd, zijn de salarissen
verbeterd en is de zij-instroom van leraren gestimuleerd. Dit beleid heeft mede geleid tot een grote
toevloed van nieuw onderwijspersoneel. Daarnaast zijn er beleidsmaatregelen getroffen om oudere
onderwijsmedewerkers langer (gezond) aan het werk te houden. Deze maatregelen bleken succesvol.
Verder is de uitstroom naar de marktsector de afgelopen jaren gedaald door de aanhoudend magere
conjunctuur. Ook is de groei van het leerlingenaantal kleiner dan eerder werd verondersteld, waardoor
de vraag naar personeel minder sterk is toegenomen.
Vooruitblik
In de afgelopen jaren is duidelijk gebleken dat de onderwijsarbeidsmarkt gevoelig is voor
schommelingen in de conjunctuur. De nieuwe raming van de onderwijsarbeidsmarkt voor het primair
en voorgezet onderwijs kent dan ook twee conjunctuurscenario's: een hoogconjunctuurscenario met
een veronderstelde conjunctuurtop in 2010, en een laagconjunctuurscenario met een conjunctuurdal
in 2010. In beide scenario's is terugkeer naar een gemiddelde conjunctuur verondersteld in 2015.
Primair onderwijs
De verwachting is dat de arbeidsmarkt voor het primair onderwijs ook de komende jaren vrijwel in
evenwicht blijft. Op langere termijn, vanaf 2010, kan er echter een geleidelijk oplopend tekort aan
leraren ontstaan. In het laagconjunctuurscenario gaat het om een klein tekort, in het
hoogconjunctuurscenario zal het tekort een stuk groter zijn. Volgens de raming kan dit tekort in het
primair onderwijs in het hoogconjunctuurscenario zelfs oplopen naar een omvang die vergelijkbaar is
met de tekorten in de jaren 2000-2002. De onvervulde vraag kan dan oplopen tot circa 1,5 procent van
de werkgelegenheid in 2015.
Deze tekortraming voor het primair onderwijs valt overigens minder ongunstig uit dan in eerdere
ramingen. Dat komt in de eerste plaats doordat de huidige uitgangspositie beter is dan was voorzien bij
de onderwijsarbeidsmarktraming van 2002. Er is nu immers evenwicht op de onderwijsarbeidsmarkt.
Daarnaast dempt ook het beleid dat de afgelopen jaren in gang is gezet de tekorten. Verder heeft het
CBS de bevolkingsprognose neerwaarts bijgesteld. Ook hierdoor neemt de vraag naar leraren af. Als
gevolg van de CBS-bijstelling zijn er naar verwachting in 2010 62.000 minder leerlingen dan was
voorzien bij de onderwijsarbeidsmarktraming van 2002. Dat betekent dat er in 2010 zo'n 4.000 minder
voltijdbanen voor leraren in het primair onderwijs vervuld hoeven te worden. Uit deze bijstelling blijkt
wel hoe gevoelig de balans op de onderwijsarbeidsmarkt is voor schommelingen in de demografie. Het
is daarom van groot belang hier de vinger aan de pols te houden.
Voortgezet onderwijs
Voor het voortgezet onderwijs wordt in de onderwijsarbeidsmarktraming wel een aanzienlijk tekort
voorzien. Als de economie tot 2010 sterk aantrekt, kan het tekort aan leerkrachten zelfs oplopen tot
circa 5 procent van het totaal aantal banen in 2010. Bij economisch zwaarder weer in deze periode
blijft dit tekort beperkt tot circa 2 procent. In het laagconjunctuurscenario loopt het tekort in 2015
verder op naar 8 procent. In het hoogconjunctuurscenario bedraagt het tekort zelfs 10 procent van de
werkgelegenheid. Zoals gezegd gaan beide scenario's daarbij uit van een terugkeer naar een gemiddeld
conjunctuurniveau in 2015. De oorzaak van het grote verwachte tekort in het voortgezet onderwijs is
vooral de grote uitstroom van leraren die met (pre)pensioen gaan.
Grafiek 1.1 Spanningsindicator voor leraren in het primair onderwijs: percentage onvervulde vraag
(als aandeel van totale vraag) 2005-2015, hoogconjunctuur en laagconjunctuur
4,0%
3,5%
3,0%
2,5%
po, hoogconjunctuur
2,0% po, laagconjunctuur
1,5%
1,0%
0,5%
0,0%
10
20 05 06 07 008 009
20 20 2 2 20 2011 12 13 14 015
20 20 20 2
Grafiek 1.2 Spanningsindicator voor leraren in het voorgezet onderwijs: percentage onvervulde
vraag (als aandeel van totale vraag) 2005-2015, hoogconjunctuur en laagconjunctuur
12,0%
10,0%
8,0%
vo, hoogconjunctuur
6,0% vo, laagconjunctuur
4,0%
2,0%
0,0%
20 20 20 20 2009 010 11 12 13 14 015
05 06 07 08 2 20 20 20 20 2
De arbeidsmarkt voor leraren po en vo in 2005, in de periode 2006-2010 en daarna
Uitgangspositie Laagconjunctuurscenario Hoogconjunctuurscenario
2005 2006-2010 Na 2010 2006-2010 Na 2010
Leraren po Evenwicht Evenwicht Evenwicht Licht tekort Tekort
Leraren vo Evenwicht Tekort Zeer groot Groot tekort Zeer groot
tekort tekort
Instroom studenten onderwijsopleidingen
In 2004 zijn iets minder studenten aan de lerarenopleiding basisonderwijs begonnen dan in 2003: de
instroom nam met 350 studenten af. Toch waren er bijna duizend instromers meer dan in 2002. De
instroom in de lerarenopleiding voortgezet onderwijs is sinds 2003 licht gedaald. Deze daling is vooral
toe te schrijven aan een iets lagere instroom van deeltijdstudenten. Het aantal startende
voltijdstudenten aan deze opleiding is, in vergelijking met 2003, met ongeveer 200 gestegen. Ondanks
de lichte daling van de instroom, blijven nog steeds veel jongeren geïnteresseerd in een studie aan de
lerarenopleiding.
Instroom lerarenopleidingen, eerstejaars, per type lerarenopleiding
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Basisonderwijs 7.500 8.550 8.800 8.000 8.400 9.700 9.350
Voortgezet onderwijs 4.650 4.750 4.900 4.500 5.500 6.100 5.700
Universitaire 550 550 650 650 650 850 1.000
lerarenopleiding
Bron: nota WIO 2006, Tabel B.3.1
Salarissen
Het startsalaris van een leraar in het basisonderwijs is nu 2.120,-- en dat van een leraar in het
voortgezet onderwijs is 2.198,--. (Bron: nota WIO 2006, Tabel B.4.1). Dit is hoger dan het startsalaris
van de gemiddelde HBO'er, zoals blijkt uit het Beloningsonderzoekonderzoek van De Breed & Partners,
gepubliceerd op dinsdag 2 augustus 2005:
"Een HBO'er begint nu met een salaris van gemiddeld 1.988 per maand (bij een 40-urige werkweek,
exclusief toeslagen). Dat is 3 meer dan vorig jaar. Een academisch geschoolde starter begon in 2005
met gemiddeld 2.250 tegen 2.155 in 2004." (Bron: www.debreed.net)
Zij-instromers
Sinds de regeling zij-instroom in 2000 van kracht werd, is de zij-instromer in het onderwijs een
normaal verschijnsel geworden. Er zijn sinds de start van de regeling totaal ruim 3.500 zij-instromers
ingestroomd in het po en vo. Was het primair onderwijs in eerste instantie de grootste afnemer van zij-
instromers, het laatste jaar is dat het voortgezet onderwijs. Het aantal afgegeven
geschiktheidsverklaringen1 voor zij-instromers daalde in het primair onderwijs van bijna 450 in 2003
naar ruim 150 in 2004.
1 Een verklaring die een potentiële zij-instromer ontvangt nadat hij/zij geschikt is bevonden volgens het
geschiktheidsonderzoek. Deze verklaring verleent toegang tot een functie als zij-instromer.
Ook in het voortgezet onderwijs zijn in 2004 minder geschiktheidsverklaringen afgegeven dan in 2003
(een daling van 620 naar ruim 420), maar het zijn er nog altijd meer dan in 2002. Zij-instromers
vormen voor het voortgezet onderwijs dus nog steeds een interessante en belangrijke bron voor nieuw
personeel. Opvallend is dat in het voortgezet onderwijs in de tweede helft van 2004 vooral
geschiktheidsverklaringen voor eerstegraadsbanen zijn afgegeven.
Totaal aantal Scholing Voortijdig Werkzaam
geschiktheidsverklaringen afgerond gestopt
Peildatum Tot en met december 2004 2004 1 januari 2005
2004
Primair onderwijs 2.000 700 40 1.500
Voortgezet onderwijs 1.550 350 50 800
Totaal 3.550 1.050 90 2.300
Bron: nota WIO 2006, Tabel T.3.2
Ziekteverzuimpercentage
Het ziekteverzuim in het primair en voortgezet onderwijs is in 2004 licht blijven dalen. In het
basisonderwijs is het ziekteverzuimpercentage in 2004 gedaald tot 6,5 procent. In het voortgezet
onderwijs is het ziekteverzuim in 2004 gedaald naar 5,6 procent
2000 2001 2002 2003 2004
Basisonderwijs 8,9 8,4 7,6 6,8 6,5
Voortgezet Onderwijs 7,9 7,8 7,0 5,8 5,6
Bron: nota WIO 2006, cijfers van grafiek G6.1
5. Uitstroom naar marktsector
De uitstroom vanuit po, vo en bve (beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) naar de marktsector
daalde van 1.410 personen in 2001 naar 1.180 personen in 2004. Bron: nota WIO 2006, tabel T2.1