Ingezonden persbericht
Brief van het presidium
Aan de leden
's-Gravenhage, 19 september
Op 2 juni 2005, daags na het referendum over het Grondwettelijk Verdrag, verzocht u het Presidium van de Kamer en het kabinet bij motie van het lid Van Bommel cs. (bijlage 1) de voorbereiding van een brede maatschappelijke discussie (hierna: Nationale Europa Discussie) ter hand te nemen over de vraag waar wij met de Europese samenwerking naartoe willen en u vervolgens te informeren. Het Presidium en het kabinet hebben dit gedaan en overeenstemming bereikt over de aanpak.
Samenwerking in Europa is van grote invloed op onze samenleving, onze economie, onze nationale regelgeving en aspecten van het dagelijks leven. Het is essentieel dat burgers nauwer betrokken worden bij de besluitvorming over deze Europese samenwerking. Europa moet beter worden geïntegreerd in het nationale politieke proces. Een eerste stap daartoe is de Nationale Europa Discussie. De stem tegen het Grondwettelijk Verdrag was voor veel burgers geen stem tegen de Europese samenwerking maar wel tegen de wijze waarop deze in het Grondwettelijk Verdrag vorm leek te krijgen. Het doel van de Nationale Europa Discussie is daarom inzicht te verkrijgen in de gedachten, vragen en meningen van de Nederlandse burgers over de verdere ontwikkeling van de Unie en de Nederlandse inzet daarbij. Tevens moet inzicht worden verkregen in de vraag op welke terreinen de EU meer, dan wel minder zou moeten doen en hoe aspecten van samenwerking of integratie moeten worden vormgegeven. Eveneens is de vraag aan de orde hoe de Europese besluitvorming beter kan worden ingebed in ons nationale politieke stelsel. Het Grondwettelijk Verdrag zelf is nadrukkelijk geen voorwerp van discussie. Hierover ging immers het referendum en de uitslag daarvan wordt door de Tweede Kamer en het kabinet gerespecteerd.
In de Nationale Europa Discussie staat de mening van de Nederlandse burgers centraal. In deze discussie kunnen burgers alle onderwerpen aan de orde stellen die te maken hebben met Europese samenwerking en de Nederlandse rol daarin. Vooraf zal geen beperking zijn in de keuze voor gespreksthema's. Mogelijke onderwerpen zijn: Wat hebben burgers in Nederland aan de EU, wat verwachten zij van de EU, en hoe moet de toekomstige EU er uit zien? Andere onderwerpen zouden kunnen zijn: wat zijn de taken die de Unie moet verrichten in het licht van de uitdagingen waarvoor ook Nederland zich gesteld ziet? Welke rol speelt de EU bijvoorbeeld op het vlak van het sociaal-economisch beleid en wat is het Europese sociale model van de toekomst? Op welke wijze kan de Nederlandse overheid ervoor zorgen dat de juiste Europese regelgeving tot stand komt, in de juiste mate? Waar ligt de balans tussen een gemeenschappelijke aanpak en de verscheidenheid van de lidstaten? Hoe staan wij tegenover verdere uitbreiding van de Unie? De opvattingen die door de burgers ten beste worden gegeven zijn belangrijk voor de Nederlandse visie op de gewenste richting en de reikwijdte van de Europese integratie en samenwerking.
De Nationale Europa Discussie zal uiterlijk in november 2005 beginnen en wordt afgerond in mei 2006. De Nationale Europa Discussie zal zodoende een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de formulering van de Nederlandse inbreng in de Europese Raad van mei of juni 2006 aan het einde van de Europese bezinningsperiode. Kamer en kabinet zullen zich later beraden op de vraag hoe na afloop van de Nationale Europa Discussie de dialoog met de burger een vervolg kan krijgen.
Een breed scala aan middelen zal worden ingezet in de Nationale Europa Discussie, om zo alle burgers en organisaties, maximaal de kans te geven aan het woord te komen en een representatief beeld van de onder de bevolking levende wensen en gevoelens te krijgen.
De Nationale Europa Discussie zal een gestructureerd verloop kennen. De discussie zal alle ruimte bieden aan de Nederlandse burgers om hun mening te geven en aan de discussie mee te doen. Allereerst worden de Nederlandse burgers, maatschappelijke organisaties en belangengroepen in staat gesteld hun mening te geven over Nederland in de Europese Unie. Daarna worden de onderwerpen en standpunten die eerder zijn verzameld verder uitgediept. Betrokken worden gestimuleerd met elkaar in gesprek te raken. Het laatste deel van de Nationale Europa Discussie is het moment waarop alle deelnemers -burgers, organisaties, experts en politici- op een geordende manier met elkaar in discussie kunnen treden over de eerder door hen benoemde en uitgewerkte thema's.
Van de Nationale Europa Discussie wordt een schriftelijke rapportage gemaakt. Deze verslaglegging zal feitelijk en onpartijdig van aard zijn. Het verslag wordt opgesteld door rapporteurs en is gedurende de Discussie voor iedereen toegankelijk. De inhoud van dit verslag is politiek neutraal en onafhankelijk. Op basis van het verslag van de Nationale Europa Discussie zullen Kamer en kabinet, ieder voor zich, hun standpunt bepalen. De Kamer kan hierover met het kabinet in debat treden.
De verwachting is dat tijdens de Nationale Europa Discussie een vergrote vraag zal bestaan naar feitelijke informatie over Europa en naar overzichten van standpunten. Daarom zal aan een onafhankelijke instelling de opdracht worden verleend materiaal te ontwikkelen met feitelijke informatie over Europa, rekening houdend met de thema's die in de Nationale Europa Discussie ter sprake komen.
De discussie zelf moet in de eerste plaats door burgers gevoerd worden. Zij staan daarin centraal. Kamerleden en leden van het kabinet zullen met name in de laatste fase eveneens deelnemen aan de Nationale Europa Discussie. De Nationale Europa Discussie wordt georganiseerd door Kamer en kabinet gezamenlijk. Daartoe is de Stuurgroep Nationale Europa Discussie gevormd bestaande uit leden van het Presidium en de staatssecretaris voor Europese Zaken. De stuurgroep wordt voorgezeten door de tweede ondervoorzitter van de Kamer. De stuurgroep is namens Kamer en kabinet verantwoordelijk voor de opzet en de organisatie van de Discussie. De stuurgroep zal eind mei 2006 zijn werkzaamheden beëindigen, waarna hij verantwoording over de werkzaamheden zal afleggen.
De uitvoering is in handen van een projectorganisatie die zal bestaan uit ambtenaren van de Kamer en ambtenaren van ministeries, waarbij ook expertise van buitenaf wordt ingehuurd.
Inmiddels is de basis gelegd voor de voorbereiding van de activiteiten in het kader van de Nationale Europa Discussie. Een begin is gemaakt met het opzetten van een projectorganisatie. De kwartiermakers van de projectorganisatie zijn met hun werkzaamheden gestart.
In de komende weken worden de bovenstaande hoofdlijnen uitgewerkt. Op basis van deze meer gedetailleerde uitwerking zal een raming van kosten worden gemaakt. De kosten worden gezamenlijk gedragen door Kamer en kabinet. De besluitvorming daarover zal geschieden bij de najaarsnota van de Kamer, respectievelijk het kabinet over 2005 alsook bij de voorjaarsnota 2006.
De Voorzitter,
Weisglas
De Griffier,
Biesheuvel-Vermeijden
(Bijlage 1 bij 2005/185)
29 993 Referendum Europese Grondwet
Nr. 14 MOTIE VAN HET LID VAN BOMMEL C.S.
Voorgesteld 2 juni 2005
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gezien de uitslag van het referendum inzake de Europese Grondwet op
1juni 2005;
gehoord de uitspraak van de bevolking;
constaterende, dat bijna 62% van de deelnemers aan het referendum
tegen ratificatie van de Europese grondwet heeft gestemd;
van mening, dat deze stem van de meerderheid tegen de Europese
Grondwet niet opgevat dient te worden als een stem tegen Europese
samenwerking;
constaterende, dat met het afwijzen van deze Europese Grondwet het
debat over de wijze waarop de Europese samenwerking zich zou moeten
ontwikkelen, niet afgelopen is maar juist een beginpunt hoort te zijn van
de weg naar een Europa van de burgers;
spreekt de wens uit, te starten met de voorbereiding van een brede maatschappelijke
discussie waarin burgers op zo ruim mogelijke wijze kunnen
deelnemen, teneinde antwoorden te krijgen op de vraag waar wij met de
Europese samenwerking naar toe willen;
verzoekt het kabinet en het presidium van de Tweede Kamer deze voorbereiding
ter hand te nemen en de Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Bommel
Verhagen
Herben
Halsema
Rouvoet