D66
Toespraak door Lousewies van der Laan aan de Universiteit Utrecht over
terrorismebestrijding
Wij zijn hier vandaag om te praten over de balans tussen de vrijheid
van het individu en de veiligheid van de samenleving als geheel. Dat
is een oude discussie. Het is ook een discussie waarin mijn partij
doorgaans één van de polen is in het politieke debat. Waar aan de
rechterkant van het politieke spectrum de roep om meer repressie
altijd, op elke moment en bij elke gelegenheid te horen is, daar staat
een consequente reactie van links tegenover - met D66 en GroenLinks
voorop als wij aandacht vragen voor de andere kant van de medaille. Ik
begrijp dus wel waarom juist ik ben uitgenodigd hier vandaag voor u
over dit onderwerp te spreken.
Maar om eerlijk te zijn, vind ik dat de heldere simpelheid van de
tegenstelling tussen vrijheid en veiligheid zowel inhoudelijk als
politiek juist erg erg verduisterend werkt op de kwesties waar het
écht om gaan. Namelijk, hoe houden we onze samenleving vrij én veilig?
Een handzame, mediagenieke tegenstelling is prettig voor mensen die
seminars en debatten organiseren, maar wie beleid maakt moet daar
vooral ook doorheen kunnen kijken. Daarom wil ik voordat ik dieper op
de tegenstelling in ga, eerst die discussie wat relativeren.
Niet zwart-wit
De manier waarop het debat vaak wordt gevoerd, soms ook in mijn eigen
partij (maar gelukkig niet in mijn fractie), doet mij wat ouderwets
aan. In een tijd waarin iedereen behalve Jan Marijnissen accepteert
dat het links-rechts denken in sociaal-economische kwesties
achterhaald is, is het vreemd dat deze tegenstelling in de discussie
over veiligheid nog springlevend is. Temeer daar de discussies in het
licht van nieuwe dreigingen steeds vaker gaan (of zouden moeten gaan)
over wat slimme, effectieve en kostenefficiënte oplossingen zijn en
veel minder over de vraag, hoeveel vrijheid wij bereid zijn in te
leveren voor meer veiligheid.
Natuurlijk, in dictatoriale staten à la Cuba, waar op elke hoek van de
straat een al dan niet geheime politieagent staat, voel je je heerlijk
veilig als je 's avonds over straat loopt. Maar van enige vrijheid is
geen sprake. In een land als Haïti of Côte d'Ivoire is geen god of
gebod die je in de weg staat te doen wat je wilt. In die zin biedt
anarchie optimale vrijheid, maar veilig is het er zeker niet.
Ook in de praktijk van de Tweede Kamer lopen wij regelmatig tegen het
spanningsveld aan. Soms moeten we inderdaad een nieuwe balans vinden
en vaak is dat een dilemma. Maar vaker hebben deze discussies te maken
met een pavlovreactie van politici die vragen om méér mogelijkheden
voor politie en justitie. Of, eerlijk is eerlijk, van politici die
daar in eenzelfde soort pavlovreactie vóór gaan liggen. Ik voel mij
bij beide benaderingen in ieder geval niet erg thuis.
Laat ik dat met een concreet voorbeeld illustreren. In zowel het
Europees Parlement als in de Tweede Kamer wordt nu gesproken over de
opslag van verkeersgegevens van telefoon en internet. Wie heeft
wanneer met wie gebeld, wie heeft aan wie een email gestuurd? Soms is
het debat onwerkelijk. Aan de ene kant staan mensen als minister
Donner, die graag snel zoveel mogelijk informatie willen opslaan. Aan
de andere kant staan mensen van Groenlinks die deze maatregel zien als
een symptoom van een politiek die opsporing boven privacy stelt en
daarom a priori tegen zijn. Dit vanuit de gedachte: wij stáán voor de
burgerlijke vrijheden.
Beide redeneringen zijn op zichzelf valide. De één poogt immers de
veiligheid te vergroten terwijl de ander de onze vrijheden probeert te
waarborgen. Daar zit meteen het probleem. Want niemand is tégen
veiligheid en niemand, een enkele extremist wellicht uitgezonderd, is
tegen burgerlijke vrijheden.
Gaat het dan dus om de balans? Zelfs dat niet altijd. Hoe
aantrekkelijk dat simplistische beeld ook is, een rechte lijn met
links de vrijheid en rechts de veiligheid waartussen een plekje moet
worden gezocht, ook dat beeld is vals. Laten we wat dieper ingaan op
het vraagstuk van de dataretention, de opslag van de verkeersgegevens
van telefoon en internet.
Stel nu dat we zoveel mogelijk gegevens van iedereen opslaan. De
database die dit oplevert, is enorm. Wordt het daar veiliger van? Niet
als er nog voldoende mogelijkheden zijn voor mensen die kwaad in de
zin hebben om buiten dat systeem om te communiceren. Door versleutelde
emails bijvoorbeeld, of door het gebruik van een niet-Europees
mobieltje. Wat nu als de database zo groot wordt, dat het zoeken naar
relevante informatie verwordt tot het zoeken van een speld in een
hooiberg? Dan hebben we met elkaar een duur, imposant maar nutteloos
instrument gecreëerd. Het is opvallend hoe weinig aandacht er voor dat
soort praktische vragen is, wanneer zo'n onderwerp eenmaal tot
ideologisch strijdpunt is gepromoveerd.
Aan de andere kant: hoe wordt ik gehinderd in mijn vrijheid, wanneer
in een grote database wordt opgeslagen met wie ik heb gebeld of
gemaild, terwijl geen mens die informatie ziet zolang ik niet
betrokken ben bij een misdrijf? Schaam ik mij voor wat de computer
ervan denkt? Ik vind ook het a priori afwijzen van dataretention
kortzichtig, omdat de privacynadelen bij een goede uitvoering in de
praktijk verwaarloosbaar kunnen zijn.
Ik zeg expres kunnen zijn, want veel hangt af van de uitvoering.
Privacy wordt niet aangetast door het opslaan van op zichzelf weinig
zeggende data op een server. Het wordt pas een issue als we praten
over de toegang tot die gegevens. Moet iedereen die bij de overheid
werk erin kunnen grasduinen? Ja, dan is het een bedreiging. Maar wat
nu, als toegang strikt beperkt blijft tot AIVD-experts die voor een
search speciale toestemming van de rechter nodig hebben? In dat
laatste geval zijn de waarborgen niet anders dan bij het afluisteren
van een telefoon. Met het verschil dat bij een telefoontap ook de
inhoud van het gesprek bij de overheid bekend wordt en we nu slechts
spreken van de verkeersgegevens. Zolang er geen massaal verzet is
tegen het gericht afluisteren van telefoons van verdachten, is de
ophef over de dataretention tamelijk hypocriet.
Goed, over deze kwestie is nog wel meer over te zeggen. Ik zal dat
hier nu niet doen. Maar ik wil het maar even als illustratie geven dat
de vragen die er werkelijk toe doen doorgaans niet vallen op een
simpele schaal privacy versus rechtstaat. Veeleer zijn het vragen over
effectiviteit en over kwaliteit van wetgeving en de uitvoering
daarvan. Wordt daar niet goed over nagedacht, dan bedreigt dat onze
vrijheidsrechten maar óók de veiligheid.
De discussie over terrorismebestrijding gaat wat mij betreft dan ook
veel meer over zaken als goede samenwerking tussen de organisaties die
over onze veiligheid waken. Daar is veel meer te winnen dan met nieuwe
repressieve maatregelen. Goede inlichtingen zijn het meest effectieve
middel tegen terrorisme. Het echte debat gaat dus meer over het
doorbreken van de cultuur van informatie-eigendom bij politie,
justitie en AIVD. Gegevens die met veel moeite zijn verkregen, houdt
men liever voor zichzelf. Maar juist uitwisseling en analyse van
gegevens is essentieel `to connect the dots': om de grote lijn te zien
in vele losse gegevens. Een gebrek aan informatie-uitwisseling en
analyse kan catastrofale gevolgen hebben. Dat is waar het debat over
terrorismebestrijding vooral over zou moeten gaan in plaats van over
ideologische geschillen, hoe politiek handig dat voor sommige partijen
ook juist zou zijn.
Overigens, zelfs in abstracto is de tegenstelling tussen vrijheid en
veiligheid niet absoluut. Immers, hoe vrij ben je in Haïti of de
Ivoorkust, als je eigenlijk niet de straat op kunt zonder voor je
leven te vrezen? Dan is vrijheid alleen voor de sterkste. En hoe
veilig is een land als Cuba, als elke afwijking van het geijkte
patroon ervoor kan zorgen dat de staat die je veiligheid moet
garanderen opeens je ergste vijand wordt? Dan is veiligheid alleen
voor de machthebbers van het moment.
Terreurdreiging
De westerse wereld, ook Nederland, heeft vandaag te maken met een
nieuwe dreiging. Namelijk de dreiging van terreur. Niet eerder hadden
wij in Nederland te maken met mensen die hun eigen leven willen
opofferen om de vrije, democratische samenleving te beschadigen.
Die dreiging stelt de wetgever voor nieuwe vragen. In het traditionele
strafrecht gaan wij er vanuit dat straffen naast een functie als
vergelding, vooral ook een afschrikwekkende en dus preventieve werking
hebben. Maar iemand die van plan is om zichzelf op de Uithof in
Utrecht op te blazen laat zich natuurlijk niet afschrikken door een
eventuele levenslange gevangenisstraf. Tegenover die relatief geringe
mogelijkheden om hier via het strafrecht tegen op te treden staat, dat
het misdrijf doorgaans des te gruwelijker is. Hier ligt dus wel een
probleem voor de wetgever.
Met Schiphol als gateway to Europe, als bondgenoot van de VS, met
recent nog troepen in Irak en Osama Bin Laden die ons land zelfs in
één van zijn opgenomen toespraken noemt, is Nederland een reëel
doelwit voor terroristen. Dat bleek ook uit de aanslag op Theo van
Gogh.
Met geen enkel pakket aan voorgestelde maatregelen zullen we ooit
helemaal veilig zijn voor een terroristische aanval. Het plegen van
een aanslag wordt wel ingewikkelder, de drempel hoger, de vereiste
organisatiegraad bij terroristen groter, waardoor de kans om betrapt
te worden toeneemt. Dat kan net het verschil maken tussen een plan dat
wordt uitgevoerd en een plan dat terzijde wordt geschoven, tussen wel
of geen catastrofale aanslag. Maar de dreiging blijft ondanks
repressieve maatregelen. Dus zal er ook altijd een roep blijven om
méér repressieve maatregelen. Toch zullen we op een gegeven moment ook
de moeten kunnen zeggen: tot hier en niet verder. Een vrije
samenleving moet een zeker risico accepteren.
Effectiviteit
Ik zie dus niet zozeer een rechte lijn tussen vrijheid en veiligheid.
Het is veeleer een driehoek, met de polen vrijheid, veiligheid en
effectiviteit. Dat is voor D66 dan ook de centrale vraag bij het
beoordelen van de lijst van nieuwe maatregelen die over Nederland
wordt uitgestort: werkt het? Daarbij gaan wij zelfs zo ver, dat wij
maatregelen waarvan de effectiviteit niet duidelijk is toch vaak
steunen. Daarbij geld het adagium it's better to be safe than sorry.
Vandaar dat wij instemmen met een maatregel als het beroepsverbod voor
leerkrachten die op school werven voor jihad. Of bijvoorbeeld het
strafbaar stellen van samenspanning tot een terroristisch misdrijf. De
effectiviteit daarvan valt nog te bezien, maar zij krijgen van ons nu
in ieder geval het voordeel van de twijfel. Maar als van tevoren
duidelijk is dat een wet niet werkt, moeten we die ook niet invoeren.
Denk aan de meldplicht voor personen tegen wie geen enkele verdenking
bestaat, maar die zich toch elke week op het politiebureau moeten
melden omdat de overheid vind dat iemand zich opvallend of onaangepast
gedraagt. Zo`n plicht zal de potentiële jihadstrijder niet van een
aanslag afhouden en kan mogelijk zelfs verworden tot statussymbool
voor extremisten. Niet doen dus. Maar helaas is het politieke klimaat
in Nederland nu zo, dat er een solide kamermeerderheid is voor elke
maatregel die in de beeldvorming gericht is op het voorkomen van
terrorisme.
Apart wetboek van strafrecht
We zullen dus nog wel even met aardig wat nuttige, maar ook zinloze
wetten opgescheept worden. De aard en ernst van terrorisme maakt dat
veel van die wetten veel dieper ingrijpen in de rechtsstaat dan wij
tot dusver gewend zijn. Terecht: terrorisme vormt een ernstige
bedreiging van de rechtstaat en dat rechtvaardigt onorthodoxe
maatregelen. Maar die maatregelen moeten wel tot terrorismebestrijding
beperkt blijven.
De beste manier om dat te garanderen, is om van de nieuwe
terrorismewetgeving een enclave te maken in het strafrecht. Alleen
voor het bestrijden van terreur kunnen sommige rechtstatelijke
principes worden opgerekt. Dit mag niet als een olievlek over het hele
strafrecht uitvloeien, zoals in de VS gebeurt met de PATRIOT Act. Die
wordt net zo makkelijk ingezet voor het bestrijden van Newyorkse
straatbendes als voor Arabische vliegtuigkapers. Om de regels helder
af te grenzen, kunnen ze het best worden samengevoegd tot een Wetboek
van Terroristische Misdrijven. Zo kunnen niet eenvoudig méér
misdrijven worden gevoegd onder een bepaalde vergaande bevoegdheid.
Ook psychologisch heeft dit een heilzame werking, opdat de wetgever
niet vergeet dat we extreme maatregelen alleen nemen onder extreme
omstandigheden.
Tegelijkertijd zijn er ook in juridische zin wel parallellen te
trekken met andere situaties en gaat het niet helemaal om nieuwe
vragen. Zo gelden in tijden van oorlog andere wetten en regels, we
hebben speciaal oorlogsrecht. En bij acute dreigingen kan de
noodtoestand worden uitgeroepen. Het is dus vooral de vraag in
hoeverre terreur een reële bedreiging is. Lastig is, dat we om dat
vast te stellen afhankelijk zijn van de inlichtingendiensten. Die
organisaties en hun politieke bazen hebben er op zich belang bij de
dreiging zeer serieus voor te stellen omdat zij anders de schuld
krijgen als er iets mis gaat. Ook de politici die hen controleren
willen niet het verwijt krijgen "soft on terror" te zijn.
Horizonbepaling
De terreurdreiging is relatief snel op ons afgekomen. Ook voor de
wetgever is het nog experimenteren wat wel en niet werkt. Daarbij
raakt de wetgeving relatief vaak aan waarborgen van de rechtstaat.
Daarom vind ik, dat de mogelijke effecten van deze nieuwe regelgeving
steeds opnieuw tegen die waarborgen moeten worden afgewogen. Om een
reëel beeld te krijgen, moet terrorismewetgeving regelmatig op
effectiviteit en eventuele aantasting van burgerlijke vrijheden worden
geëvalueerd. D66 wil daarom dat alle nieuwe antiterreurwetten na vijf
jaar automatisch aflopen. Zijn ze in die tijd effectief gebleken en
proportioneel ten opzichte van de eventuele inbreuken op de
vrijheidrechten van mensen, dan kan het parlement ze na vijf jaar
opnieuw accorderen voor nog eens vijf jaar. Deze horizonbepalingen
(sunset clauses) voorkomen dat ineffectieve of onrechtvaardige
wetgeving langer voort bestaat dan nodig. Bovendien vormen ze de
erkenning dat we deze wetgeving alleen vanwege een specifieke, extreme
dreiging hebben ingevoerd. We moeten ze dan ook niet langer handhaven
dan strikt noodzakelijk. Zelfs de strenge Patriot Act die snel na de
aanslagen van 9/11 is aangenomen kent sunset clauses.
Verschil tussen preventie en rechtsgang
Bij het vaststellen van de balans tussen effectiviteit en aantasting
van de vrijheidsrechten is het belangrijk is een onderscheid maken
tussen maatregelen die zijn direct bedoeld om aanslagen te voorkomen
en maatregelen die zijn bedoeld om terroristen te veroordelen.
Maatregelen die bedoeld zijn om direct terreur te voorkomen, hebben -
los van de effectiviteit van een individuele maatregel - een hoog
rendement. De inperking van de vrijheidsrechten is doorgaans echter
beperkt. Denk aan de identificatieplicht. Natuurlijk, het is vervelend
zo'n kaart te moeten aanschaffen en bij je te dragen. In een extreem
geval kun je zelfs een paar uur de gevangenis ingaan omdat je `m niet
bij je draagt terwijl je net op de verkeerde tijd op de verkeerde
plaats bent. Bovendien zal een jonge Marokkaan of Turk vaker om zijn
pas worden gevraagd dan een gemiddeld CDA-kamerlid. Er is dus van
alles tegen in te brengen. Toch raakt dit minder aan de fundamenten
van onze rechtsstaat dan wanneer wij spreken over het veroordelen van
mensen tot lange gevangenisstraffen.
Want dat is waar de tweede categorie over gaat. Hoever mag je gaan bij
het toelaten van bewijsmateriaal dat bijvoorbeeld van de AIVD
afkomstig is? Kan iemand zich wel goed verdedigen als hij niet weet
wat de aanklacht precies is, als hij niet weet wat het bewijsmateriaal
precies is, als hij niet wie er tegen hem getuigt? Dat raakt direct
aan het wezen van de rechtsstaat, waarin iedereen onschuldig is totdat
het tegendeel is bewezen. Het vrijlaten van een mogelijke terrorist is
natuurlijk een bedreiging van de veiligheid, maar leidt niet
automatisch tot een aanslag. Tegenover hoge kosten in termen van
opoffering van de rechtszekerheid, staat een relatief klein rendement
wat betreft vergroting van de veiligheid. Juist wat betreft deze
tweede categorie zouden we daarom extra voorzichtig moeten zijn.
Conclusie
Rechten van burgers of veiligheid van de samenleving, dat was de keuze
waarover ik vandaag ben uitgenodigd te spreken. Zoals gezegd is dat
meestal gelukkig niet de keuze waar we voor staan, maar gaat dat
veeleer over slimme, effectieve maatregelen tegenover krachtdadig
klinkende maar zinloze wetten. Die keuze is wat mij betreft natuurlijk
snel gemaakt, hoewel in de Tweede Kamer de optische krachtdadigheid
het doorgaans wint van weinig sexy klinkende maar meer rendement
opleverende zaken als betere samenwerking tussen verschillende
opsporingsdiensten.
Waar de tegenstelling tussen vrijheidsrechten en veiligheid wel
aanwezig is, maken we het onderscheid tussen preventieve maatregelen
of maatregelen die worden genomen om terroristen achter tralies te
krijgen. D66 is bereid wat die eerste categorie betreft wat verder te
gaan dan we tot dusver gewend zijn, better to be safe than sorry. Maar
ook hier moet de effectiviteit voorop staan en moeten de wetten in een
apart wetboek voor terroristische misdrijven ofwel in een aparte
rechtsruimte worden vastgelegd. Bovendien willen we dat ze na vijf
jaar automatisch aflopen en alleen bij bewezen effectiviteit worden
verlengd. Zo voorkomen dat we sluipenderwijs afdalen tot een
politiestaat. Want wie dat wil, die kan altijd nog naar Cuba,
Noord-Korea of Kirgizië verhuizen.
16-9-2005 15:17