Ministerie van Defensie


---

Kamervragen en antwoorden

---

Antwoorden kamervragen Jaaroverzicht materieelprojecten

16-9-2005 16:56:00

Op 13 mei 2005 (Kamerstuk 27 830, nr. 33) bood ik u het Jaaroverzicht materieelprojecten over het jaar 2004 aan. Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de schriftelijke vragen die de Vaste Commissie voor Defensie op 17 juni jl. stelde naar aanleiding van deze brief.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. Hoe verhoudt zich het neerwaarts bijgestelde aantal van 12 NFH's tot de mogelijke aanschaf van patrouilleschepen? Is de regering bereid de wijziging van het contract aan te houden totdat de uitkomsten van de motie Kortenhorst inzake de patrouilleschepen met de Kamer gewisseld zijn en is de regering bereid dus geen onomkeerbare stappen te zetten tot die tijd?

De behoefte aan twaalf NFH´s en acht MTTH´s is gebaseerd op het ambitieniveau zoals geformuleerd in de Studie Integrale helikoptercapaciteit die op 20 september 2004 aan de Kamer is aangeboden. Momenteel wordt een studie uitgevoerd naar de toekomstige samenstelling van de Koninklijke marine, mede op basis van de motie-Kortenhorst c.s. (29 800 X, nr 34). Over de resultaten van de studie zal de Kamer tijdig voor de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd. Voor die tijd worden geen onomkeerbare stappen ten aanzien van het NH90-contract genomen.

2. Hoe groot is de projectomvang van het project Upgrade Harpoon Missiles? Wordt ook de Harpoon block III in overweging genomen, die geschikt is voor de bestrijding van landdoelen? Is de regering bereid de land-attack capaciteit nadrukkelijk te betrekken in de behoeftestelling?

Het project ´Upgrade Harpoon Missiles´ is in de behoeftestellingsfase, de A-fase van het Defensie Materieelproces. Op basis van de huidige inzichten wordt voorzien dat een projectbudget van ongeveer 23,5 miljoen euro nodig is voor de upgrade van het huidige bestand Harpoon-raketten, alsmede voor de benodigde aanpassingen aan boord van de huidige fregatten. Het project is er op gericht de huidige capaciteiten van de ´Harpoon anti-ship missiles´ in stand te houden en te verbeteren voor de bestrijding van relatief kleine doelen in kustwateren en niet voor het bestrijden van landdoelen.

Door hun korte bereik en de relatief geringe geschiktheid voor de bestrijding van landdoelen van zowel ´block´ II als III voorzien deze versies van de Harpoon-raketten niet in de behoefte aan vuursteun tegen uiteenlopende soorten landdoelen.

3. Gaat het bij de initiële aanschaf van munitie voor het LCF-kanon om lange afstands-precisiemunitie? Hoe ontwikkelt zich het Vulcano project ter vergroting van het bereik van het 127 mm kanon?

Nee, dit betreft de standaard munitie voor het LCF-kanon. Voor de ontwikkeling van lange afstand precisiemunitie voor het kanon aan boord van het LC-fregat is een samenwerkingsproject met Italië begonnen. In de projectdefinitiefase van dit Vulcano-programma is de haalbaarheid bevestigd van een (ongeleide) munitiesoort met een bereik van ongeveer zeventig kilometer. Op basis van deze resultaten wordt de samenwerking met Italië voortgezet. In de ontwikkelingsfase wordt deze munitie ook gereed gemaakt voor productie. Het Vulcano-programma behelst ook de ontwikkeling van een geleide variant met een nog groter bereik. Nederland doet aan dit deel van het programma vooralsnog niet mee en wacht eerst de resultaten van de huidige verbeteringen af.

4. Waarom staan maritieme TMD missiles al opgenomen in het project LCF-munitie terwijl de studie naar de technische haalbaarheid van MTMD nog niet is afgerond?

De doelstelling van het project LCF-munitie is om de LCF´n te voorzien van diverse soorten munitie. Of en in welke vorm TBMD-capaciteiten aan boord van de LCF´n wordt gerealiseerd is inderdaad afhankelijk van studies die thans nog worden uitgevoerd. Nederland heeft inmiddels samen met Duitsland een studie uitgevoerd waaruit blijkt dat het ´Anti-Air Warfare´-systeem van het LCF en de Duitse F124 een potentiële MTBMD-capaciteit heeft voor de onderschepping van ´Tactical Ballistic Missiles´ (TBMs) na terugkeer in de atmosfeer. Thans is een onderzoek gaande dat moet valideren of deze capaciteit kan worden uitgebreid met mogelijke onderscheppingen buiten de atmosfeer. Een dergelijke capaciteit vergroot het gebied dat kan worden beschermd tegen TBMs aanzienlijk. De resultaten van deze studie bepalen de uiteindelijke kenmerken van een MTBMD-capaciteit aan boord van de LCFn. Politieke besluiten zijn hierover echter nog niet aan de orde.

5. Kan de regering aangeven waarom de gepantserde Stingerplatforms opgenomen zijn onder zowel het project vervanging pantservoertuigen (licht pantserwielvoertuig) als het project Stinger Platform? Hoe verhoudt zich één en ander tot elkaar?

Zoals gemeld in de A-brief over de resultaten van de behoeftestellingsfase van het project Stingerplatform (Kamerstuk 29 466, nr. 1) omvat dit project de verwerving en plaatsing van de lanceerplatforms op achttien Mercedes-Benz terreinwagens en achttien Fennek-pantservoertuigen. De benodigde achttien Fennekvoertuigen (transportplatform) zijn inbegrepen in de bestelling van de Fennek AD-voertuigen van het project Licht pantserwielvoertuig.

6. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de RDM-affaire voor wat betreft de claims die de Staat nog heeft bij (onderdelen van) het RDM-concern, dat eerder betrokken was bij de productie van de Fennek?

Zoals u gemeld in mijn brief van 28 oktober 2004 (Kamerstuk 29 741, nr. 4) zijn de vorderingen van de ministeries van Defensie en van Financiën op de failliete RDM-bedrijven via de Landsadvocaat bij de curatoren ingediend.

Het voor de Fennek betaalde voorschot van 26 miljoen euro (SP aandeel) is terugontvangen. De nog resterende vordering van het ministerie van Defensie op RDM-T B.V. bedraagt 0,8 miljoen euro. De vordering van het ministerie van Financiën op RDM-T B.V. bedraagt 5,3 miljoen euro. De vordering van het agentschap SenterNovem (van het ministerie van Economische Zaken) op RDM-T B.V. bedraagt 3,8 miljoen euro. (Zie ook de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken van 6 december 2004; Kamerstuk 29 741, nr. 5).

De ingediende vorderingen zijn concurrent. Er is nog geen duidelijkheid over de definitieve afhandeling van de openstaande vorderingen. De verwachting is dat de opbrengsten van de boedel ontoereikend zijn voor een uitkering op de concurrente crediteuren.

7. Zullen alle bataljons van de Koninklijke Landmacht voorzien worden van het Battlefield Management System?

Het project Battlefield Management Systeem (BMS) is in de C-fase, de studiefase, van het Defensie Materieelproces (DMP). In deze fase wordt met een proef bij de 13e gemechaniseerde brigade de operationele meerwaarde van het BMS onderzocht. Op basis van die uitkomsten wordt bezien welke eenheden van de Koninklijke landmacht met BMS worden uitgerust. Voorts kan de omvang van de serie worden bepaald. De resultaten worden gemeld in de C-brief.

8. Hoe wordt er met de financiering van Modernized Target Acquisition and Designation Sight (MTADS) omgegaan nu er een Apache neergestort is? Vallen de vijf te verkopen Apaches ook onder het project MTADS? Wanneer verwacht de regering ze te kunnen verkopen?

De begroting van MTADS berust op vierentwintig helikopters. Het is nog niet duidelijk wanneer de vijf overtollige Apache gevechtshelikopters zullen worden verkocht. Een aantal landen heeft belangstelling getoond voor de Apaches. Met één land worden oriënterende gesprekken gevoerd over de verkoop van vijf exemplaren. Tot contractonderhandelingen is het tot nu toe niet gekomen.

9. In de begroting van 2005 had het project Patriot Update tot PAC-3 een omvang van 117,2 miljoen, nu wordt een bedrag genoemd van 128,2 miljoen. Wat is de oorzaak van deze stijging?

De 128,2 miljoen euro betreffen het projectbudget, zoals dat is vermeld in de Begroting 2004 en in de Kamerbrief over de gecombineerde B/C/D-fase (27 830, nr. 20). Door een gunstige dollarkoers kan nu worden volstaan met een bedrag van 117,2 miljoen euro. Dit bedrag is inmiddels in de begroting opgenomen. Hiervoor zijn termijndollars aangeschaft, zodat er geen koerseffecten meer kunnen optreden.

10. Welke besparingen beoogt de regering te realiseren met de aanschaf van de derde DC-10?

De twee KDC-10´s worden momenteel volledig ingezet voor strategisch luchttransport en ´air-to-air refuelling´ (AAR). Na de sluiting van de vliegbasis Twenthe in 2007 zal de behoefte aan AAR-vluchten toenemen, waardoor een deel van het strategische luchttransport - ongeveer 1.000 vlieguren per jaar - anders zal moeten worden belegd. Bij inhuur geldt een prijs van bij benadering 15.000 euro per vlieguur voor vluchten met een korte reactietijd naar gebieden met een verhoogd risico.

De aanschaf- en modificatiekosten voor de derde DC-10 bedragen 43,5 miljoen euro. De exploitatiekosten bedragen 10,2 miljoen euro per jaar, bij gemiddeld 1.000 vlieguren per jaar. Op basis van een verwachte levensduur van vijftien jaar resulteert dit in een prijs per uur van ongeveer 13.000 euro. Dat bedrag ligt lager dan de vlieguurprijs voor huur, waar in de planning vanuit is gegaan.

Met de derde DC-10 beschikt Defensie over een vliegtuig dat te allen tijde kan worden ingezet ter ondersteuning van expeditionair optreden van de Nederlandse krijgsmacht. Defensie wordt daarmee minder afhankelijk van andere partijen. Bovendien wordt een bijdrage geleverd aan de opheffing van het Europese tekort aan strategische luchttransportcapaciteit.

11. Kan de regering nader ingaan op de upgrade van de cockpit van de DC10s? Is in het bedrag van 43,5 miljoen voor het Project verbetering strategisch luchttransport ook de cockpitverbetering voorzien?

Het totale projectbudget van ruim 43 miljoen euro omvat, naast de feitelijke aanschafkosten van de DC-10, kosten voor de inrichting van de cabine inclusief een ´palletized seat´-systeem, een vlootstandaardisatieprogramma, infrastructuur op Eindhoven, een ´cockpitupgrade´ en éénmalige bijscholingskosten. De upgrade, die voorziet in een verbetering van de avionica en de cockpit-inrichting om aan civiele en militaire luchtwaardigheids- en onderhoudbaarheidseisen te voldoen, wordt ook uitgevoerd bij de twee reeds in gebruik zijnde KDC-10s van de Koninklijke luchtmacht. Dit is een apart project, waarvoor in de periode 2005 tot en met 2008 17 miljoen euro is geraamd.

12. Welke gevolgen hebben het afstoten van de Pantserrupsen tegen Luchtdoelen en het niet doorgaan van de Patriot-deal met de Duitsers voor de omvang van het project Infrastructuur De Peel? Zullen de Stingerplatforms gehuisvest worden op De Peel?

In de A-brief van 25 maart 2002 over het project "Infrastructuur de Peel" werd nog een totaal benodigd investeringsbedrag geraamd van 54,6 miljoen euro, exclusief de ingenieurskosten. Onder meer doordat de PRTL wordt afgestoten en het afstel van de Patriot-overeenkomst is de infrastructurele behoefte opnieuw bezien. De financiële omvang van het project is afgenomen tot 27,5 miljoen euro. De stingerplatforms worden inderdaad ondergebracht op De Peel.

13. Hoe verhoudt het recente uitstel van de aanschafbeslissing en de beslissing over het aantal JSFs in Australië zich tot het Nederlandse tijdpad voor de beslissing over een mogelijke opvolger van de F-16?

14. Zijn de vertragingen en onzekerheden in het JSF-project ook voor Nederland reden om de door de regering al enige tijd geleden aangekondigde aanschafbeslissing uit te stellen, aangezien de JSF na ontwikkeling eventueel in aanmerking komt voor de vervanging van de F-16?

Tijdens de besprekingen over toetreding tot de Production Sustainment and Follow-on-Development (PSFD-) MoU hebben de JSF-partners de intentie uitgesproken het document eind 2006 gezamenlijk te ondertekenen. De Australische overheid heeft de overige partners geen mededelingen gedaan over enig uitstel van de aanschaf van de F-35. Integendeel, tijdens formele gesprekken heeft Australië te kennen gegeven snel behoefte te hebben aan een opvolger voor de F-111 jachtvliegtuigen, vanwege steeds hoger oplopende exploitatiekosten. Er is dan ook geen aanleiding om het tijdschema voor ondertekening van de MOU te herzien.