Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Persbericht ministerraad
16 september 2005

WW WORDT BRUG TUSSEN TWEE BANEN

Werklozen krijgen minder lang recht op WW en de eerste twee maanden een hogere uitkering. Het (snel) vinden van nieuw werk en het voorkomen van werkloosheid komt meer centraal te staan. Verder wordt de WW eenvoudiger, dalen de administratieve lasten voor werkgevers en wordt het ontslagrecht versoepeld. Dat is de kern van een wetsvoorstel voor de modernisering van de WW en het ontslagrecht, waarmee de ministerraad op voorstel van minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ingestemd. Met dit voorstel werkt het kabinet een unaniem advies van de Sociaal-Economische Raad over de WW uit in wetgeving. Het kabinet streeft ernaar de maatregelen per 1 oktober 2006 in te voeren.

In de nieuwe WW wordt de maximale uitkeringsduur verkort van vijf jaar tot drie jaar en twee maanden. Deze maximale duur wordt bereikt bij een arbeidsverleden van 38 jaar. Het niveau van de WW-uitkering gaat in de eerste twee maanden omhoog naar 75 procent van het loon. Vanaf de derde maand bedraagt de uitkering 70 procent van het loon. De kortdurende uitkering van zes maanden tegen 70 procent van het minimumloon wordt omgezet in een op het loon gebaseerde uitkering van drie maanden. Deze uitkering geldt voor werknemers die wel aan de wekeneis voldoen, maar niet aan de eis dat zij in minimaal 4 van de laatste 5 kalenderjaren over minimaal 52 dagen loon hebben ontvangen. Na deze omzetting en de eerdere afschaffing van de vervolguitkering kent de WW nog maar één soort uitkering. Dit betekent een aanzienlijke vereenvoudiging van de WW.

De verkorting van de maximale duur van de uitkering past in het streven van het kabinet de WW een meer tijdelijk karakter te geven. De positie van ouderen krijgt daarbij bijzondere aandacht. De nieuwe wet biedt de mogelijkheid om (financiële) prikkels in te bouwen om werkloosheid van ouderen te voorkomen en werkgevers te laten investeren in hun inzetbaarheid.

Het voorstel voorziet verder in een soepeler toets of werkloosheid de werknemer is aan te rekenen (en dus of hij of zij wel recht heeft op een WW- uitkering). Dit ontlast werkgevers, werknemers en de rechterlijke macht omdat zogeheten pro forma procedures, die alleen worden gevoerd om het recht op WW veilig te stellen, niet meer nodig zijn. Dit leidt tot minder kosten en een soepeler ontslagpraktijk. Het wetsvoorstel verduidelijkt ook hoe omgegaan moet worden met verwijtbare werkloosheid bij een ontslag als gevolg van verwijtbaar gedrag jegens de werkgever. De WW-uitkering wordt in dat geval alleen geweigerd als het gedrag een dringende reden voor ontslag oplevert.

Eerder heeft het kabinet al aangegeven dat het criterium 'last in, first out' in een modern ontslagrecht niet langer het leidende beginsel moet zijn bij bedrijfseconomisch ontslag. Het afspiegelingsbeginsel, waarbij ontslagen meer gespreid worden over de verschillende leeftijdscategorieën in een bedrijf, zal daarom hoofdregel worden. De sociale partners krijgen nu ook de mogelijkheid bij CAO andere ontslagcriteria overeen te komen.

Het wetsvoorstel van het kabinet leidt tot een besparing die oploopt tot 254 miljoen euro in 2011. Voor werkgevers betekent het voorstel een lastenbesparing van 92 miljoen euro (2007) tot structureel 98 miljoen euro (vanaf 2009).

De hervorming van de WW omvat overigens ook een aanscherping van de toegang tot de WW per 1 april 2006. Bovendien komt er voor ouderen na afloop van de WW een speciale uitkering (de Inkomensvoorziening voor Oudere Werklozen). Beide maatregelen worden niet in dit wetsvoorstel geregeld, maar in aparte wetsvoorstellen.

De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor spoedadvies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

RVD, 16.09.2005