Vereniging Nederlandse Gemeenten

Terugblik bestuurlijk overleg ambulancezorg

De landelijke Veiligheidskoepel van gemeenten en hulpdiensten heeft op 12 september opnieuw een gesprek gevoerd met de ministers Hoogervorst van VWS en Remkes van BZK over het wetsvoorstel Ambulancezorg. Dit gesprek was het vervolg op het bestuurlijk overleg met de ministers van 16 juni jl. Centraal in dit gesprek stond de noodzakelijke mate van publieke borging van de positie van de meldkamer ambulancezorg.

In het overleg van juni was toegezegd over de positie van de meldkamer op korte termijn verder te praten. Voor de Veiligheidskoepel heeft de meldkamer een cruciale positie in de aansturing van de hulpdiensten bij incidenten en rampen, waarvoor de burgemeesters van gemeenten en het veiligheidsbestuur verantwoordelijk zijn. De Veiligheidskoepel pleit er dan ook voor de verantwoordelijkheid voor het instellen én instandhouden van de meldkamer bij het GHOR-bestuur, te zijner tijd het Veiligheidsbestuur, te behouden. Minister Hoogervorst was vooralsnog van mening dat de publieke borging voldoende in het huidige wetsvoorstel is geregeld. Hij gaf aan wel een wettelijke regeling te willen treffen voor de eisen waaraan het instandhouden van de meldkamer t.b.v. de GHOR moet voldoen, bijvoorbeeld via de WGHOR. De Veiligheidskoepel heeft haar bezwaren tegen dit voorstel duidelijk gemaakt:


- De meldkamer is sinds juli 2004 juist met het oog op de Veiligheidsregios via de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding tot een verantwoordelijkheid van het GHOR-bestuur (straks Veiligheidsbestuur) gemaakt. Voor het Veiligheidsbestuur is dit een fundamenteel onderdeel (voor de versterking) van de witte kolom in de Veiligheidsregio en de multidisciplinaire samenwerking met brandweer en politie. Met het voorstel van VWS verliest men die recent gerealiseerde publieke borging op regionaal niveau en kan de veiligheidsregio geen sterke witte kolom bouwen;


- Het splitsen van instellen en instandhouden van de meldkamer roept nieuwe problemen op.

De Veiligheidskoepel heeft een alternatief voorgelegd aan de ministers, waarin instellen en instandhouden van de meldkamer bij het veiligheidsbestuur blijven. Ten behoeve van de verhoging van de doelmatigheid wordt de uitvoering van meldkamertaken en ambulancevervoer wel in één hand gesteld, conform het huidige wetsvoorstel. Er wordt transparant gemaakt waar premiemiddelen en waar publieke middelen voor ingezet worden. De afspraken daarover worden vastgelegd. De Veiligheidskoepel gaf aan dat ook de multidisciplinaire samenwerking in de gemeenschappelijke meldkamer een vorm van doelmatigheid is, die behouden moet blijven en versterkt moet worden.

Minister Remkes toonde zich positief over het voorstel van de Veiligheidskoepel. Hij verwees naar de recente gebeurtenissen in Londen, waar het belang van een goede publieke sturing, ook vanuit de meldkamer duidelijk naar voren is gekomen. De huidige terreurdreiging verhoogt volgens de minister de noodzaak om als openbaar bestuur maatregelen te kunnen treffen en daarvoor verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Hij zag een mogelijkheid om met dit voorstel te gaan werken en na een aantal jaar te bekijken of dat goed uitpakt.

De zorgverzekeraars, vertegenwoordigd door directeur Chiel Bos van Zorgverzekeraars Nederland, benadrukte vooral de wens om snel tot overeenstemming te komen. ZN ziet als voornaamste punt dat de doelmatigheid binnen de ambulancezorg wordt verhoogd, met name door een landelijk protocol voor triage en indicatiestelling in de meldkamer. De Veiligheidskoepel heeft toegezegd graag aan zo'n protocol te willen meewerken.

Op verzoek van Hoogervorst wordt er deze week vanuit de Veiligheidskoepel een brief verzonden aan de ministers met een uitwerking van het voorstel van de Veiligheidskoepel. Hoogervorst zal dat dan nogmaals bestuderen en hier op zeer korte termijn op reageren. Ook zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over dit bestuurlijk overleg. Wanneer het tot behandeling in de kamer komt is nog onbekend.

Wat betreft de andere bespreekpunten van het overleg in juni is de stand van zaken als volgt:


- Het traject om de positie van de Regionaal Geneeskundig Functionaris en zijn bevoegdheden (middels het GHOR-bestuur) op eenzelfde wijze te verankeren als de regionaal brandweercommandant is in gang gezet;


- Er loopt een onderzoek naar de financiering voor het opleiden en oefenen van de geneeskundige hulpverlening;


- De termijn van vier jaar voor de vergunningverlening van de RAV wordt verlengd, maar het is nog onduidelijk met hoeveel jaar.