Groen!

Inloopplan voor allochtonen in het onderwijs. Groen! lanceert 15 voorstellen voor gelijke kansen voor allochtonen |

Brussel, 16 september 2005

Tinne Van der Straeten Mieke Vogels Tinne Van der Straeten, ondervoorzitter Groen!
Mieke Vogels, Vlaams volksvertegenwoordiger

Persdienst Groen! Ron Hermans - woordvoerder Sergeant De Bruynestraat 78-82 | 1070 Anderlecht | tel 02 219 19 19 | fax 02 223 10 90 | gsm 0473 90 30 66

e-mail pers@groen.be | persteksten http://www.groen.be/pers/

Inloopplan voor allochtonen in het onderwijs. Groen! lanceert 15 voorstellen voor gelijke kansen voor allochtonen

SAMENVATTING

Groen!-ondervoorzitter Tinne Van der Straeten en Vlaams volksvertegenwoordiger Mieke Vogels (Groen!) lanceren vandaag hun Inloopplan voor allochtonen in het onderwijs. Dat plan vormt een antwoord op de problematische situatie van allochtone kinderen in het onderwijs. Groen! wil een efficiëntere organisatie van het taalonderwijs, een efficiëntere organisatie van het lesgebeuren en een interculturele lerarenopleiding en heeft daaromtrent 15 concrete voorstellen. Zo wil Groen! een talentencentrum in elke Vlaamse provincie, intercultureler lesmateriaal en extra aandacht voor taalvaardigheidsonderwijs. Volksvertegenwoordiger Mieke Vogels zal de voorstellen in het Vlaams parlement op de agenda plaatsen.

De gegevens zijn erg zorgwekkend: amper 13% van de allochtone kinderen volgt les in het ASO, allochtone leerlingen worden vaker doorverwezen naar het BSO en naar het buitengewoon onderwijs. Of nog: 33% van de niet-Europese leerlingen heeft een schoolse vertraging in het 6^de leerjaar lager onderwijs. In het 1^ste jaar secundair onderwijs loopt dat al op tot 65%. Het risico op ongekwalificeerde uitstroom is heel hoog: een jongere met een werkloze vader, waarvan beide ouders laag opgeleid zijn en de thuistaal geen Nederlands is heeft 54% kans op een ongekwalificeerde uitstroom.

En nog: één kind op vijf dat in Vlaanderen wordt geboren, is kind van een allochtone moeder. Kortom, als we er niet voor zorgen dat allochtone jongeren gelijke kansen krijgen in het onderwijs dan zal de komende generatie jongeren gemiddeld minder goed opgeleid zijn dan de huidige. Dit staat haaks op de doelstelling om van Vlaanderen een kennismaatschappij te maken.

Groen! presenteert vandaag dan ook het Inloopplan voor allochtonen in het onderwijs.

Volgende week start de Vlaamse onderwijsraad (VLOR) een reeks van discussiedagen met de Gelijke OnderwijsKansen (GOK) leerkrachten om een stand van zaken op te maken na drie jaar werking met GOK leerkrachten.

Volgens Vlaams volksvertegenwoordiger Mieke Vogels (Groen!) is de extra inzet van GOK leerkrachten echter niet het juiste antwoord op de problematische situatie van allochtone leerlingen. Er wordt een te grote verantwoordelijkheid gelegd op deze leerkrachten. Zullen zij in staat zijn de fatale achterstellingscijfers te keren? Ik ben bang van niet.

Mieke Vogels formuleert, samen met Groen!-ondervoorzitter Tinne Van der Straeten, 15 voorstellen voor gelijke kansen voor allochtone leerlingen.

Met deze 15 voorstellen voor gelijke kansen voor allochtone leerlingen willen we hefbomen aanreiken om de achterstand van allochtonen in ons onderwijs en in het verlengde hiervan de ongelijke kansen in onze samenleving weg te werken, aldus Groen!-ondervoorzitter Tinne Van der Straeten.


1. Taalvaardigheidsonderwijs. Nederlands kennen en kunnen is een noodzakelijke voorwaarde om in Vlaanderen mee te kunnen. Nederlands is de sleutel tot emancipatie en participatie. Bovendien is taal voor allochtone leerlingen vaak een belangrijke barrière die al begint in het kleuteronderwijs, en vaak nog voortduurt in het hoger onderwijs.

Groen! pleit ervoor dat taalvaardigheidsonderwijs zoveel mogelijk in interactie plaats vindt, en dat leerlingen daarvoor niet uit de klas genomen worden. In Wallonië en Brussel wordt in het basisonderwijs geëxperimenteerd met andere talen in de vorm van taal- en taakgericht onderwijs. Groen! wil dat dit, bij wijze van experiment, ook in Vlaanderen kan gebeuren.

In het lager onderwijs:


2. Groen! wil de extra leerkrachten inzetten voor het realiseren van kleine klasjes: 1 leerkracht voor maximum 15 leerlingen.


3. Afstappen van het jaarklassensysteem en overstappen naar een modulair systeem onder de vorm van graadklassen. Leerlingen zitten dus in een basisklas, waarbij ze voor een bepaald vak een niveau hoger of een niveau lager zitten. Op het einde van de graad moeten leerlingen dezelfde vaardigheden en kennis onder de knie hebben. De eindtermen moeten maar gehaald worden op het einde van een graad, niet op het einde van elk jaar.

In het secundair onderwijs:


4. Groen! wil scholen die er zich toe verbinden om extra inspanningen te doen om de slaagkansen van allochtone leerlingen in het algemeen secundair onderwijs te vergroten extra middelen geven. Streefdoel is procentueel evenveel allochtone jongeren te laten afstuderen in het ASO dan er autochtone jongeren afstuderen. De daarvoor nodige extra ondersteuning kan geboden worden via extra GOK-leerkrachten. Hiervoor zullen de GOK-criteria voor de 2^de en 3^de graad secundair onderwijs moeten aangepast worden.


5. Groen! wil een talentencentrum per provincie en in de steden om deze scholen hierbij te ondersteunen. Dit talentencentrum is een overkoepelende structuur om allochtone leerlingen te stimuleren uit zichzelf te halen wat erin zit. De talentencentra organiseren studiekeuzebegeleiding, ondersteunings- en onthaalprojecten voor allochtonen in hoger onderwijs. Het talentencentrum biedt ook plaats voor studieruimte en sluit overeenkomsten af met gemeente- en stadsdiensten om studieruimte te voorzien (bijvoorbeeld langere openingsuren voor bibliotheken tijdens examenperiodes). Het talentencentrum volgt ook succesvolle studenten en portretteert ze. Op die manier worden oorbeeldfiguren gecreëerd.


6. Groen! wil overal afstappen van het jaarklassensysteem en overstappen naar een modulair systeem onder de vorm van graadklassen.


7. Groen! wil een extra stimulansenkrediet voor allochtone jongeren. Studiebeurzen zijn weinig gekend bij allochtone ouders. Hierrond moet extra campagne gevoerd worden. Alleen bestaat er in het secundair onderwijs geen joker zoals in het hoger onderwijs. Daarom wil Groen! een stimulansenkrediet invoeren. Jongeren die wel het potentieel hebben, maar om een of andere reden niet slaagden, krijgen nog een extra kans om jaar over te doen in het ASO dan automatisch - anders georiënteerd te worden


8. Groen! wil ook dat in de lerarenopleiding plaats wordt gemaakt voor het verwerven van kennis en inzicht in de maatschappelijke realiteit die multicultureel is. Meer aandacht dus voor verschillende culturen en hun eigenheden.


9. Groen! wil ook extra aandacht voor taalvaardigheidsonderwijsbinnen de lerarenopleiding.


10. Ook het lesmateriaal dient meer intercultureel te worden.


11. Een inhaaloperatie moet er voor zorgen dat meer allochtone leerkrachten voor de klas verschijnen, als voorbeeldfiguur. Allochtone leerlingen die verder studeren kiezen vaak voor prestigieuze beroepen als arts of advocaat en niet voor leerkracht. Ook hier kan een stimulansenkrediet helpen om allochtonen extra aan te zetten een lerarenopleiding aan te vatten.


12. Groen! meent dat een brede informatiecampagne voor en door de allochtone gemeenschap moet worden uitgewerkt die, net zoals dat gebeurde voor de arbeidersgezinnen in de jaren zestig, het belang van onderwijs en het halen van een diploma onderlijnt. Zelforganisaties en ook imams, Kind & Gezin, vakbonden, moeten hierin een belangrijke rol spelen.


13. Groen! rekent ook op initiatieven in het kader van de buitenschoolse opvang (IBO). Bij een experiment in Antwerpen haalden kinderen tussen 10 en 20% meer op hun rapport na 6 maanden buitenschoolse opvang. De lokale besturen moeten met steun van de Vlaamse overheid deze IBO werking structureel uitbouwen in die wijken waar volgens de recente GOK tellingen veel GOK leerlingen wonen.


14. Tenslotte: de motivatie om te studeren en een diploma te halen is nauw verbonden met de kansen op de arbeidsmarkt. Allochtonen hebben aanwijsbaar minder kansen op de arbeidsmarkt. Werkgevers en werknemers moeten er dan ook alles aan doen om concrete afspraken te maken over quota. Werkgevers mogen niet discrimineren op grond van etniciteit. Groen! steunt het voorstel van het centrum voor gelijke kansen om praktijktests te gebruiken om zo deze discriminaties in kaart te brengen.


15. School in de buurt en buurt in de school. Door activiteiten, zoals een filmprogramma, te laten organiseren door een externe organisatie, vermindert de taaklast van de leerkracht en breng je allochtone leerlingen in contact met een andere wereld. Door de speelplaats of gymzaal open te stellen of een speel-o-theek in te richten op school krijg je ouders makkelijker op school en kan je ze meer betrekken.
---

UITGEBREIDE TEKST

Inloopplan voor allochtonen in het onderwijs

Een nieuw pact rond democratisering van het onderwijs dringt zich op. 50 jaar geleden heeft Vlaanderen de moed gehad om arbeiderskinderen alle mogelijke kansen te bieden in het onderwijs. Vandaag is eenzelfde moed nodig om allochtone kinderen ook alle kansen te bieden. Een te algemene benadering van gelijke kansen focust te weinig op de problematische situatie van allochtonen in het onderwijs. De Vlaamse onderwijsraad (VLOR) organiseert vanaf maandag in alle provincies themadagen rond het GOK, het Gelijke KansenOnderwijs. Groen! meent dat een gelijke onderwijskansenbeleid een doelgroepenbeleid niet mag in de weg staan. Groen! doet vandaag voorstellen voor een efficiëntere organisatie van het taalonderwijs, een efficiëntere organisatie van het lesgebeuren en een interculturele lerarenopleiding.

Immigratie is in Vlaanderen een permanent verschijnsel dat niet onder één noemer te vatten is. Vlaanderen kent veel typen migranten die uit veel verschillende landen komen. Er zijn de gastarbeiders uit de jaren 60 en hun nakomelingen, volgmigranten, vluchtelingen, asielzoekers, mensen zonder papieren, studenten, stagiairs, De Vlaamse samenleving is dus heel divers, heel verschillend van duur, heel beweeglijk. Deze realiteit weerspiegelt zich ook in de schoolgaande jeugd. Scholen worden vandaag geconfronteerd met een heel divers leerlingenpubliek. Sommige scholen geven uitsluitend les aan Vlaamse leerlingen, terwijl andere scholen wel tot tientallen nationaliteiten tellen.

Daarnaast loopt Vlaanderen hoog op met innovatie en promoot ze volop haar kenniseconomie. Deze veronderstelt investeren in de grijze massa van de onderdanen en vereist dus een hoge scholingsgraad. Op die manier wordt onderwijs een zeer bepalende factor voor de toekomst. Wie goed opgeleid is, vindt een goede job, heeft meer kans op goede huisvesting, een goede gezondheid,

Het Vlaamse onderwijs heeft dus een cruciale taak. Hoe gaat het onderwijs om met diversiteit? Hoe integreert het met andere woorden de verschillende leefwerelden en achtergronden van haar leerlingen in enge zin, en, van de samenleving in brede zin? Maar: het onderwijs heeft ook als opdracht ervoor te zorgen dat iedereen uitstroomt met de beste troeven en zoveel mogelijk goede kansen om mee gestalte te geven aan de Vlaamse samenleving.


1. Problematische schoolsituatie voor allochtone kinderen Verschillende onderzoeken hebben al uitgewezen dat de schoolse situatie van allochtone kinderen allesbehalve rooskleurig is. Slechts 13% van de allochtone kinderen volgt les in het ASO. Allochtone leerlingen worden vaker doorverwezen naar het BSO (60% allochtone leerlingen in de 2^de en 3^de graad) en ook naar het buitengewoon onderwijs. In het basisonderwijs worden allochtone kinderen meer gehinderd door de socio- professionele status van hun ouders, in het secundair onderwijs spelen er ook etnisch-culturele barrières.

Als we kijken naar de schoolachterstand blijkt dat 33% van de niet-Europese leerlingen een schoolse vertraging heeft in het 6^de leerjaar lager onderwijs. In het 1^ste jaar secundair onderwijs loopt dat al op tot 65%. Het risico op ongekwalificeerde uitstroom is heel hoog: een jongere met een werkloze vader, waarvan beide ouders laag opgeleid zijn en de thuistaal geen Nederlands is heeft 54% kans op een ongekwalificeerde uitstroom.

Deze gegevens zijn extra zorgwekkend als men weet dat één kind op vijf dat in Vlaanderen wordt geboren, kind is van een allochtone moeder. Als we er niet voor zorgen dat allochtone jongeren gelijke kansen krijgen in het onderwijs dan zal de komende generatie jongeren gemiddeld minder goed opgeleid zijn dan de huidige. Dit staat haaks op de doelstelling om van Vlaanderen een kennismaatschappij te maken.

Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat Vlaamse leerlingen uitzonderlijk goed zijn in wiskunde, maar dat er ook een heel grote kloof is tussen sterke en zwakke leerlingen.

Ook als je kijkt naar de scholen zelf, merken we een sociaal-etnische tweedeling. Het basisonderwijs zijn achterstandsleerlingen vaker geconcentreerd in slecht uitgeruste, gestigmatiseerde scholen in kansarme stadswijken. In het secundair onderwijs zijn achterstandsleerlingen vooral geconcentreerd in deeltijds onderwijs en bepaalde studierichtingen. Deze feiten worden bevestigd door de resultaten van de driejaarlijkse telling van de gelijke-onderwijskansenleerlingen die recent bekend werden. Vooral in en rond de grote steden neemt het aantal GOK leerlingen toe en stijgt tot percentages van meer dan 40%.

In de Antwerpse scholen binnen de ring is het aantal leerlingen dat thuis geen Nederlands spreekt ondertussen opgelopen tot 58%.

Deze cijfers en vaststellingen tonen aan dat kinderen met een andere etnisch-culturele achtergrond het veel minder goed doen in ons onderwijs. Of je kan deze vraag ook omdraaien, is ons onderwijs wel aangepast om iedereen met gelijke kansen te laten uitstromen? Is ons onderwijs wel aangepast aan een pluriculturele schoolgaande jeugd?


2. Gelijke kansen als antwoord? Het GOK-decreet heeft als ambitie alle talenten van alle leerlingen te ontwikkelen. Dit decreet heeft als doelgroep alle kansarme leerlingen en wil aan scholen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod doen onder de vorm van GOK-uren, GOK-leerkrachten, Een dergelijke algemene benadering van gelijke kansen focust te weinig op de problematische situatie van allochtonen in het onderwijs. Migrant zijn impliceert immers niet automatisch louter een taalprobleem of een kansarme situatie. Kinderen van een andere etnisch-culturele achtergrond ondervinden ook specifieke, etnisch-culturele hindernissen. Een verklaring hiervoor is dat het Vlaamse onderwijs uitermate monocultureel is in al haar aspecten: de opleiding van leerkrachten, het gehanteerde didactische materiaal, de eindtermen, evaluaties, oriëntaties van leerlingen, Het monoculturele karakter blijkt ook uit de moeilijkheden en weerstand om andere onderwijsvormen te introduceren, bijvoorbeeld bij proefprojecten rond meertalig onderwijs.

Een beleid dat zich alleen richt tot leerbedreigde jongeren of kansarmen schiet dus tekort om allochtonen een eerlijke kans te geven in het onderwijs en bijgevolg in de samenleving. Een gelijke onderwijskansenbeleid mag een doelgroepenbeleid niet in de weg staan. Het onderwijs heeft immers niet alleen de herwaardering van bepaalde richtingen nodig, maar ook het herwaarderen van bepaalde leerlingen. Alleen door specifieke aandacht voor de specifieke problemen van jongeren van een andere etnisch-culturele origine kunnen we de kennismaatschappij verzekeren. Deze aanpak werd ook gebruikt 50 jaar geleden toen men arbeiderskinderen betere kansen wilden geven in het onderwijs. Door specifieke maatregelen voor een specifieke doelgroep vond er toen een eerste democratisering van het onderwijs plaats. Nu moeten we zorgen voor een tweede democratiseringsgolf.


3. Interculturalisering van het onderwijs Om gelijke onderwijskansen te realiseren zal in eerste instantie het onderwijs moeten omgaan met diversiteit. Hierbij is het essentieel dat er wordt uitgegaan van een maatschappelijke realiteit. Het heeft dus geen zin om leerlingen af te scheiden in aparte klassen en aparte lesuren waardoor je leerlingen als het ware gaat opsluiten in hun achtergrond. Het is dus belangrijk om kinderen te laten leren van elkaar door interactie, waarbij al hun talenten worden aangeboord, zonder een aantal van die talenten (bijvoorbeeld een andere thuistaal dan het Nederlands) te verbannen naar de achtergrond. Het gaat erover om extra dingen te organiseren voor die leerlingen op zon manier dat iedereen er baat bij heeft.

De school is ook geen eiland in de samenleving. Een eerlijkere kans op een beloftevolle toekomst voor allochtone jongeren is dan ook niet de verantwoordelijkheid van de school alleen. Naast de school hebben ook ouders, leerlingen, middenveld organisaties en de samenleving als geheel een verantwoordelijkheid.

Om geslaagd te interculturaliseren is er concrete actie nodig op 4 terreinen
1. Efficiënt organiseren van taalonderwijs
2. Efficiëntere organisatie van het lesgebeuren
3. Een interculturele lerarenopleiding

4. Een brede maatschappelijke betrokkenheid

Taal en onderwijs in de 21^ste eeuw Nederlands kennen en kunnen is een noodzakelijke voorwaarde om in Vlaanderen mee te kunnen. Nederlands is de sleutel tot emancipatie en participatie. Bovendien is taal voor allochtone leerlingen vaak een belangrijke barrière die al begint in het kleuteronderwijs, en vaak nog voortduurt in het hoger onderwijs.

De zorg is altijd geweest om ervoor te zorgen dat iedereen zo goed en zo snel mogelijk Nederlands onder de knie krijgt. Daarom werd er geëxperimenteerd met taalbaden, taallessen, Alleen hebben deze taalbaden er niet altijd voor gezorgd dat de taalachterstand wordt weggewerkt. Kinderen worden immers uit de gewone klas genomen, ze zitten niet meer bij leeftijdsgenoten, en op 1 jaar tijd moeten ze alles kunnen. Ons taalonderwijs is te weinig taalvaardigheidsonderwijs. Taal leren wordt teveel gezien als een taak van het vak Nederlands alleen, maar in alle situaties waar kinderen taal uitwisselen wordt taal geleerd, bij sporten, knutselen, wiskunde, ... Taal leer je dan ook best in een zo natuurlijk mogelijke omgeving in sociale interactie, door taal uit te wisselen. Taalvaardigheidsonderwijs is dus geen zaak van het vak Nederlands alleen. Zo is wiskunde ook taalonderwijs, omdat wiskunde gebruik maakt van abstracte begrippen zoals optellen, aftrekken breuken, maten, figuren, lijnen,

Daarnaast gaat het huidige beleid voorbij aan de multiculturele realiteit van de Vlaamse samenleving. In sommige scholen zitten soms wel leerlingen van meer dan 10 nationaliteiten. Leerkrachten geven les in klassen waar Nederlandstaligen en anderstaligen samen zitten. Maar toch worden anderstalige leerlingen vaak als probleemgevallen gepercipieerd, omdat ze het algemene niveau naar beneden zouden halen.

Wij pleiten ervoor dat taalvaardigheidsonderwijs zoveel mogelijk in interactie plaats vindt, en dat leerlingen daarvoor niet uit de klas genomen worden. Taal leer je door taal uit te wisselen. Er moet dus plaats komen voor taalstimulerende activiteiten, ook in het intensieve taalonderwijs. Zo is er een school in Brussel die in haar onthaalklas anderstalige nieuwkomers een heel inburgeringstraject heeft opgezet. Kinderen worden in situaties gebracht waar ze Nederlands kunnen oefenen en tegelijkertijd kennis maken met hun nieuwe leefwereld. Zo werd een bustour georganiseerd met gidsen van Onthaal en Promotie Brussel, waarbij de kinderen gegidst werden langs de toeristische locaties in Brussel in het Nederland. Hier gebeurt een vermenging van taal en inhoud. Via taal leren kinderen iets anders, hoe hun wereld eruit ziet, en andersom. Via hun leefwereld leren ze taal.

Ook in het gewone onderwijs moeten experimenten opgezet worden om de taalgevoeligheid en taalkennis te verbeteren op eenzelfde manier. In Wallonië en Brussel wordt in het basisonderwijs geëxperimenteerd met andere talen in de vorm van taal- en taakgericht onderwijs. Vakken als wiskunde of wereldoriëntatie worden herhaald in een andere taal. Uit de resultaten blijkt dat leerlingen die deze vorm van onderwijs volgen betere resultaten halen en beter aansluiten in het secundair onderwijs, dat ze een beter abstractievermogen hebben, en dat hun taalgevoeligheid verbetert. Bovendien heeft deze vorm van onderwijs een sociaal voordeel, alle kinderen vertrekken in die les van eenzelfde basis, de teller wordt dus op nul gezet. Deze vorm van onderwijs heeft ook een positief effect op hun zelfbeeld, houding en gedrag, en maakt van taal iets leuk in plaats van iets dat moet.

Organisatie van het lesgebeuren Als antwoord op de recente GOK tellingen stelt minister van onderwijs Vandenbroucke voor om in de steden 140 extra leerkrachten in te zetten in het basisonderwijs en 50 extra leerkrachten in het middelbaar onderwijs. De verantwoordelijkheid van deze leerkrachten lijkt bijzonder groot. Zijn zij in staat de fatale achterstellingscijfers te keren? Het louter toevoegen van extra leerkrachten is onvoldoende. Er moet te gronde geremedieerd worden aan de organisatie van het lesgebeuren. Het lesgebeuren moet aangepast worden aan leerlingen die leren aan verschillende snelheden. Alleen zo kan je voorkomen dat leerlingen die minder presteren voortijdig verkeerd georiënteerd worden naar andere richtingen of schooltypen. Verder moet ook het lesgebeuren aangepast worden aan een diverse leerlingpopulatie.

Er moeten drie dingen tegelijkertijd gerealiseerd worden:
1. Een veilig klasklimaat, wat mogelijk is door kleine klasjes
2. Het onderwijs moet bestaan uit zinvolle, talige taken: taal- en taakgericht onderwijs

3. Ondersteuning van de zwakke leerlingen tijdens de uitvoering van de taak

schema

Voor het lager onderwijs pleiten wij voor:


1. Extra leerkrachten inzetten voor het realiseren van kleine klasjes:
1 leerkracht voor maximum 15 leerlingen. Het fragmenteren van de onderwijsopdrachten en deze verdelen over verschillende leerkrachten is een miskenning van de basisopdracht van elke leraar; kinderen vormen en dat is veel meer dan alleen kennisoverdracht. Kennisoverdracht kan trouwens enkel als die leraar een zicht heeft op de problemen en of achtergrond van zijn leerlingen. Dit toevertrouwen aan GOK leerkrachten betekent voor de klasleraar alleen meer vergaderingen en overleg. Groen! pleit er dan ook voor om de extra leerkrachten die minister Vandenbroucke wil inzetten, te gebruiken om kleinere klasjes te realiseren. Op die manier kan de leraar meer tijd steken in wat zijn basisopdracht is het vormen van kinderen en jongeren rekening houdend met hun individuele behoeften.


2. Overal afstappen van het jaarklassensysteem en overstappen naar een modulair systeem onder de vorm van graadklassen. Leerlingen zitten dus in een basisklas, waarbij ze voor een bepaald vak een niveau hoger of een niveau lager zitten. Op het einde van de graad moeten leerlingen dezelfde vaardigheden en kennis onder de knie hebben. De eindtermen moeten maar gehaald worden op het einde van een graad, niet op het einde van elk jaar. Leerlingen moeten immers pas uitstromen in het 6^de jaar.

Voor het middelbaar onderwijs pleiten wij voor:


3. Scholen die er zich toe verbinden om extra inspanningen te doen om de slaagkansen van allochtone leerlingen in het algemeen secundair onderwijs te vergroten krijgen hiervoor extra middelen. Streefdoel is procentueel evenveel allochtone jongeren te laten afstuderen in het ASO dan er autochtone jongeren afstuderen. Hiervoor is er extra ondersteuning nodig die geboden kan worden via extra GOK-leerkrachten. Hiervoor zullen de GOK-criteria voor de 2^de en 3^de graad secundair onderwijs moeten aangepast worden.


4. 1 Talentencentrum per provincie en in de steden kan deze scholen hierbij ondersteunen. Dit talentencentrum is een overkoepelende structuur om allochtone leerlingen te stimuleren uit zichzelf te halen wat erin zit. Een talentencentrum is een overkoepelende structuur die op verschillende fronten werkt, de school alleen kan deze doelstelling immers niet waarmaken. Binnen het talentencentrum worden in samenwerking met hogescholen en universiteiten mentorprojecten opgezet. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn studenten uit hogeschool of universiteit die leerlingen uit het secundair onderwijs begeleiden. De talentencentra organiseren studiekeuzebegeleiding, ondersteunings- en onthaalprojecten voor allochtonen in hoger onderwijs. Het talentencentrum biedt ook plaats voor studieruimte en sluit overeenkomsten af met gemeente- en stadsdiensten om studieruimte te voorzien (bijvoorbeeld langere openingsuren voor bibliotheken tijdens examenperiodes). Het talentencentrum volgt ook succesvolle studenten en portretteert ze. Op die manier worden voorbeeldfiguren gecreëerd.


5. Overal afstappen van het jaarklassensysteem en overstappen naar een modulair systeem onder de vorm van graadklassen. Leerlingen zitten dus in een basisklas, waarbij ze voor een bepaald vak een niveau hoger of een niveau lager zitten. Op het einde van de graad moeten leerlingen dezelfde vaardigheden en kennis onder de knie hebben. De eindtermen moeten maar gehaald worden op het einde van een graad, niet op het einde van elk jaar. Leerlingen moeten immers pas uitstromen in het
6^de jaar.

6. Extra stimulansenkrediet voor allochtone jongeren. Studiebeurzen zijn weinig gekend bij allochtone ouders. Hierrond moet extra campagne gevoerd worden. Alleen bestaat er in het secundair onderwijs geen joker zoals in het hoger onderwijs. Daarom wil Groen! een stimulansenkrediet invoeren. Jongeren die wel het potentieel hebben, maar om een of andere reden niet slaagden krijgen nog een extra kans om jaar over te doen in het ASO dan automatisch- anders georiënteerd te worden

Voor de leerkrachtenopleiding pleiten wij voor


7. In de lerarenopleiding moet plaats gemaakt worden voor het verwerven van kennis en inzicht in de maatschappelijke realiteit die multicultureel is. Meer informatie dus over de verschillende culturen en hun eigenheden. In de opleiding marketing wordt een cursus gegeven die de toekomstige verkoper duidelijk maakt met welke culturele eigenheden hij of zij moet rekening houden als men wil verkopen aan Nederlanders, Amerikanen, Chinezen, Afrikanen Informatie over deze culturele diversiteit past ook in een opleiding voor leerkrachten en zal het hen makkelijker maken om hun toekomstige leerlingen te begrijpen. In hogescholen komen vakken als interculturele vorming nu slechts aan bod in het laatste jaar of in de vorm van navormingspakketten. Het komt er dus slechts bij, en maakt er geen intrinsiek deel vanuit.


8. Er moet extra aandacht zijn voor taalvaardigheidsonderwijs binnen de lerarenopleiding. Wiskunde is ook een taalvak. Leerkrachten moeten opgeleid worden om taal- en taakgericht onderwijs te geven zodat de taalcompetentie van leerlingen aangescherpt en verbeterd wordt. Leerkrachten moeten ook inzicht krijgen in hoe taal werkt. Kinderen leren het makkelijkste taal in een functionele context, in interactie. Veel kansarme kinderen hebben ook geen voeling met abstracte instructietaal die te ver staat van hun thuistaal.


9. Ook het lesmateriaal dient meer intercultureel te worden. Dit heeft te maken met taal, het ontwikkelen van didactisch materiaal om bepaalde vakken in het Frans of Engels te geven bijvoorbeeld. Dit heeft ook te maken met de inhoud van het lesmateriaal. Het is belangrijk om in de lessen geschiedenis of aardrijkskunde te benaderen vanuit een brede invalshoek, en niet louter Eurocentrisch. Dit houdt ook in die lessen ingegaan wordt op de realiteit van de landen van herkomst van de kinderen in de klas eerder dan uren te blijven stilstaan hoe onze middeleeuwen er uit zagen. In een geglobaliseerde wereld worden leerlingen al zeer vroeg geconfronteerd via een verre reis, consumptie, reclame of Internet, met andere culturen en werelden en is het belangrijk te weten waarom de wereld er uitziet zoals vandaag. De meeste leerlingen bijvoorbeeld dragen kleren made in China hoe komt dit? Leerboeken moeten ook gescreend worden op taalgebruik. Wiskundevraagstukken veronderstellen vaak niet alleen inzicht om het gestelde probleem op te lossen maar ook kennis van een bepaald soort cultuur en woordenschat. Een vraagstuk dat een probleem schetst over een bezoek aan een restaurant waar twee personen kreeft, drie anderen Sint-Jakobsschelpen eten is niet zo makkelijk te vatten als je nog nooit op restaurant ging laat staan dat je weet hoe een kreeft er uitziet.


10. Werken met voorbeeldfiguren. Een inhaaloperatie om meer allochtone leerkrachten voor de klas te krijgen. De leerlingen van nu zijn de leerkrachten van de toekomst, en zij zijn de ondersteuners van de kinderen van de volgende generatie. Allochtone leerlingen die verder studeren kiezen vaak voor prestigieuze beroepen als arts of advocaat en niet voor leerkracht. Ook hier kan een stimulansenkrediet helpen om allochtonen extra aan te zetten een lerarenopleiding aan te vatten. De scholen die werk maken van een multicultureel personeelsbeleid kunnen rekenen op extra steun van het talentencentrum.

Taken voor de school of voor de samenleving?

De positie van allochtonen op school verbeteren is een verantwoordelijkheid van de samenleving. Het is makkelijk om het takenpakket van scholen extra uit te breiden, leerkrachten meer opdrachten te geven dan dat waarin ze goed zijn: namelijk lesgeven.


11. Er moet een brede informatie campagne voor en door de allochtone gemeenschap worden uitgewerkt die net zoals dat gebeurde voor de arbeidersgezinnen in de jaren zestig, het belang van onderwijs en het halen van een diploma onderlijnt. Zelforganisaties en ook imams, Kind & Gezin, vakbonden, moeten hierin een belangrijke rol spelen.


12. In het kader van de initiatieven buitenschoolse opvang nemen steeds meer gemeenten initiatieven om kwalitatieve naschoolse opvang te organiseren voor kinderen tot 12 jaar. Deze opvang versterkt de sociale vaardigheden van de kinderen en via allerlei spelletjes wordt hun geheugen getraind. Deze IBOs bereiken echter zeer weinig allochtone kinderen. Bij een experiment in Antwerpen door de Federatie van Marokkaanse Verenigingen hebben Mohamed Chakkar en Mark Lacquiere aangetoond dat een naschoolse begeleiding en dit is veel meer dan een huiswerkklas, tot schitterende resultaten leidt. Kinderen haalden tussen 10 en 20% meer op hun rapport na 6 maanden buitenschoolse opvang. De lokale besturen moeten met steun van de Vlaamse overheid deze IBO werking structureel uitbouwen in die wijken waar volgens de recente GOK tellingen veel GOK leerlingen wonen.


13. De motivatie om te studeren en een diploma te halen is nauw verbonden met de kansen op de arbeidsmarkt. Allochtonen hebben aanwijsbaar minder kansen op de arbeidsmarkt. Werkgevers en werknemers moeten er dan ook alles aan doen om concrete afspraken te maken over quota. Werkgevers mogen niet discrimineren op grond van etniciteit. Groen! steunt het voorstel van het centrum voor gelijke kansen om praktijktests te gebruiken om zo deze discriminaties in kaart te brengen.


14. School in de buurt en buurt in de school. Leerkrachten moeten zich kunnen bezighouden met waar ze goed in zijn: les geven. Alle andere activiteiten kunnen uitbesteed worden aan andere organisaties of partners zodat het onderwijzend personeel minder taakbelasting heeft. Zo kan samengewerkt worden met het kunstonderwijs voor de tekenlessen, kunnen studenten film een filmprogramma in elkaar steken of kan er samengewerkt worden met de bibliotheek voor leesuurtjes. Door gecoördineerde acties over de departementen heen kan je zo allochtone jongeren laten kennis maken met een andere werelden. Door de school te verbinden met de buitenwereld en andersom kan je ook de ouders meer betrekken: bijvoorbeeld door het inrichten van een speel-o-theek op school. Of het openstellen van de gymzaal of speelplaats voor de buurt. Zo weten mamas ook wat er gebeurt op school en creëer je een win-win situatie op school.