ProRail
Persbericht
15-09-2005
ProRail neemt maatregelen na ontsporingen Amsterdam-Centraal
ProRail gaat spoortrajecten nadat deze zijn gerepareerd na een
ongeval, voortaan intensiever controleren voordat het weer in dienst
wordt genomen. Ook is direct na het ongeval van 10 juni opgedragen de
verslaglegging van de herstelwerkzaamheden te verbeteren. Dat zijn de
belangrijkste maatregelen die ProRail neemt op basis van de uitkomst
van het IVW-onderzoek naar het ongeval van 10 juni 2005 in Amsterdam.
Het controleren van het spoor na herstelwerkzaamheden gebeurde in het
verleden door de spooraannemer die ook de reparatiewerkzaamheden
verrichtte. Dit werd niet altijd door een andere partij nog eens extra
gecontroleerd. Dat zal voortaan wel gebeuren. Tevens zullen deze
maatregelen landelijk worden ingevoerd zowel bij herstelwerk na een
ongeval, als bij nieuwbouw van spoor. De maatregelen zijn na de
ontsporing van 15 augustus 2005 in Amsterdam reeds toegepast. Met de
genomen maatregelen wil ProRail de veiligheid borgen en de afstemming
tussen de spooraannemers en ProRail verbeteren.
Op 6 en 10 juni 2005 ontspoorden goederenwagons op het emplacement
Amsterdam-Centraal. De ravage was groot en het treinverkeer enige
dagen ontregeld. De eerste ontsporing op 6 juni was te wijten aan een
kapot wiel van een goederenwagon. Het tweede ongeval op 10 juni
ontstond omdat van een wissel de wisseltongen niet goed aansloten op
de rails en vervolgens een wiel van een goederenwagon uit de rails
liep en daarna de gehele wagon uit het spoor kantelde.
Onderzoek Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)
De Inspectie wijt het ongeval van 10 juni aan een onduidelijke
verdeling van de verantwoordelijkheden tussen ProRail en de
spooraannemer Strukton. ProRail gaat de maatregelen die nu landelijk
worden uitgerold mede invoeren naar aanleiding van de resultaten van
het onderzoek dat de Inspectie heeft uitgevoerd naar de ongevallen van
6 en 10 juni 2005 (het onderzoek naar het derde ongeval van 15
augustus 2005 is nog niet afgerond). De maatregelen die ProRail neemt
moeten de verantwoordelijkheden en procedures verbeteren en de
feitelijke controle âbuitenâ scherper regelen.
Samenhang tussen de ongevallen
In beide rapporten doet IVW de aanbeveling het emplacement te
beoordelen op ligging en - indien nodig - de wijze van onderhoud aan
te passen. Opmerkelijk daarbij is dat beide IVW-rapporten spreken over
een emplacement waarvan de spoorinfrastructuur in goede staat is.
ProRail wil daarom van IVW een nadere onderbouwing waaruit de noodzaak
voor het uitvoeren van de aanbeveling blijkt.
Directe oorzaken
Het wissel waarop de ontsporing van 10 juni gebeurde, ligt in het
werkgebied van de eerste ontsporing (6 juni). Op woensdag 8 juni is
het wissel in de rechtsleidende stand vastgelegd om beperkt
treinverkeer tijdens de herstelwerkzaamheden mogelijk te maken. Bij
het wissel werden buiten wisselklemmen en in het relaishuis
elektrische verbindingen aangebracht. Door deze combinatie van
maatregelen wordt gezorgd dat het wissel in de rechtsleidende stand
veilig kon worden bereden en niet meer linksleidend gelegd kon worden.
Nadat buiten de wisselklemmen waren verwijderd, is het wissel op 9
juni weer in dienst genomen, echter zonder dat de elektrische
verbindingen waren verwijderd en zonder dat het wissel was getest (bij
toepassing van de voorgeschreven test zou de aanwezigheid van de
verbindingen zijn opgemerkt). Hierdoor werd het wissel voor de
treindienstleider steeds rechtsleidend gemeld, ook nadat het na een
mislukte poging tot bediening in werkelijkheid linksleidend lag. De
wisseltongen zijn door passerende treinen grotendeels, maar niet
volledig âteruggeduwdâ naar de rechtsleidende stand. De wisseltongen
lagen hierdoor voor zowel de rechts- als linksleidende stand niet goed
tegen de rails aan. Deze situatie bleef zo bestaan totdat op 10 juni
2005 de goederentrein het wissel passeerde en één van de laatste
wagons ontspoorde.