Integriteit van de politie
Politie en wetenschap
'Integriteit van de politie. Wat we weten op basis van Nederlands onderzoek', nieuwe
uitgave in de reeks Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap.
Embargo tot woensdag 14 september, 06.00 of 12.00 uur
Een integere politie is van onschatbaar belang. Wanneer de politie zich niet aan de normen
en regels houdt, is dat niet alleen funest voor het aanzien van de politie maar ondermijnt
dat ook het vertrouwen van de burger in de overheid. Het boek Integriteit van de politie
geeft een overzicht van de stand van onderzoek naar de aard en inhoud van de integriteit
van de politie en de morele dilemma's die zich op dat terrein voordoen. Waarvan liggen
politiemensen wakker? Wat gaat er mis in de dagelijkse politiepraktijk en hoe wordt tegen
integriteitschendingen aangekeken? En hoe belangrijk zijn leiderschap en cultuur?
De antwoorden worden gegeven in deze overzichtstudie die in opdracht van het Programma
Politie en Wetenschap is uitgevoerd door prof. dr. Leo Huberts en prof. dr. Jan
Naeyé van de Vrije Universiteit Amsterdam, met medewerking van drs. Barbara
Berger, dr. Vittorio Busato, prof. dr. Muel Kaptein, drs. Terry Lamboo, drs. Karin
Lasthuizen en drs. Corien van Zweden. De bestaande kennis is op een rij gezet,
journalisten hielden diepte-interviews en databestanden werden (opnieuw) geanalyseerd.
Enkele van de belangrijkste inzichten en conclusies van deze overzichtstudie zijn:
1. In het algemeen gesproken is onder politiemensen sprake van een gedeelde
'politiemoraal' met betrekking tot wat wel en niet deugt in het politiewerk. Het normen-
en waardenpatroon lijken in de eerste jaren bij de politie, de periode van het
straatwerk, te worden gevormd, de taal van de politiemoraal komt in die jaren tot stand.
Dat biedt perspectieven voor het verbeteren van het integriteitsbeleid.
2. Sinds het begin van de jaren negentig heeft de verhoogde aandacht voor integriteit
vruchten afgeworpen. Vooral op de volgende drie punten is een sprong voorwaarts gemaakt:
het bedingen van kortingen voor eten en drinken behoort tot het verleden, de invloed van
de machocultuur is tanende en de politiechefs geven het goede voorbeeld. Deze dynamiek
stemt optimistisch over de veranderbaarheid van opvattingen en gedrag. Maar aandacht voor
het effectiever maken van het integriteitsbeleid blijft noodzakelijk.
3. Hoewel de laatste jaren het nodige verbeterd is, doen zich nog steeds diverse vormen
van niet-integer gedrag voor. Ook zijn de normen niet altijd duidelijk. De meeste interne
onderzoeken vinden plaats naar wangedrag in de vrije tijd (22 %), de minste naar corruptie
(1.5 %) en het aannemen van giften en kortingen (0,2 %).
4. Ook blijkt - mede uit de interviews - dat, ondanks het bestaan van een gedeelde
politiemoraal, er toch verschillende normen en waarden zijn die voor politiemedewerkers
onvoldoende duidelijk zijn. Zeker geldt dat voor (wan)gedrag in privé-tijd (zoals
drugs- en alcoholgebruik, huiselijk geweld en contacten met criminelen).
Politiemedewerkers beseffen dat zij in een glazen huis wonen. Maar het punt waarop hun
voorbeeldfunctie ophoudt en de bescherming van hun privésfeer begint, is vaak
onduidelijk.
5. Een kritische analyse van de omvang en aanvaardbaarheid van de diverse
integriteitschendingen in de ogen van politiemedewerkers kan helpen om verschillende
typen integriteitsproblemen te onderscheiden en de urgentie van de aanpak ervan te
bepalen. Een dergelijk analyse zou een vast onderdeel van het integriteitsmanagement van
de korpsen moeten zijn.
6. Enquêteonderzoek laat zien dat er een duidelijke relatie bestaat tussen
leiderschap, groepscultuur en werksfeer enerzijds en de omvang van niet-integer gedrag
(gepercipieerd door politiemedewerkers) anderzijds. Succesvol integriteitsbeleid is erbij
gebaat dat politiechefs leiding geven met de juiste mix van strikt, toegankelijk en
vertrouwenwekkend optreden.
Het onderzoeksrapport is uitgegeven als 'state-of-the-art' uitgave in de reeks
Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap. Dat is een onafhankelijk
(onderzoeks)programma dat in mei 1999 is ingesteld door de minister van BZK om het
wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op het gebied van politie en
veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te geven aan een betere benutting van
onderzoeksresultaten in politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig
onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma geschiedt onder leiding
van de directeur van het programmabureau, G.C.K. Vlek.
Nadere informatie:
Van de zijde van de onderzoekers:
- prof.dr. Jan Naeyé: 020 - 5986231
- prof.dr. Leo Huberts: 020 - 5986837
Van de zijde van het Programma Politie en Wetenschap :
- G.C.K. Vlek tel. 055 - 5397215 of 06 - 22778644
L.W.J.C. Huberts & J. Naeyé, Integriteit van de politie. Wat we weten op basis
van Nederlands onderzoek. Zeist: Uitgeverij Kerckebosch (Politie & Wetenschap nr.
22).
Ook een van de onderliggende deelrapporten is vanaf nu beschikbaar:
K. Lasthuizen, L.W.J.C. Huberts & M. Kaptein, Integriteitsopvattingen bij de politie.
Beschrijving en verklaring van de omvang en aanvaardbaarheid van integriteitsschendingen
op basis van surveyonderzoek onder politiemedewerkers. (ISBN 90-6720-358-0); via
www.politieenwetenschap.nl als PDF-file beschikbaar).
Exemplaren van het boek zijn te verkrijgen bij de uitgever: Kerckebosch te Zeist; tel.
030-6984222