Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer AV/CAM/2005/72250 333

Onderwerp Datum Contactpersoon Afwijzing dispensatie VIA-CAO 13 september 2005

Zowel in antwoord op kamervragen van dhr. De Wit (SP) over een aparte CAO voor buitenlanders (Kamerstukken II, 2004-2005, Aanhangsel, 2248), als in antwoord op een vraag van mevrouw Stuurman (PvdA) tijdens het Algemeen Overleg over de evaluatie van de Wet flexibiliteit en zekerheid (d.d. 8 september jl.), deel ik u bij deze mijn beslissing mee over het dispensatieverzoek van de Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars (VIA) en de Landelijke Bedrijfsorganisatie Verkeer (LBV) voor hun CAO Arbeidsbemiddeling Buitenlandse Werknemers, met betrekking tot het verzoek tot algemeenverbindendverklaring van de CAO Uitzendkrachten.

Bij besluit van 13 september 2005 is de CAO Uitzendkrachten algemeen verbindend verklaard. Op dezelfde datum is bij beschikking besloten het dispensatieverzoek van de VIA en de LBV voor hun CAO Arbeidsbemiddeling Buitenlandse Werknemers niet te honoreren. De tekst van de beschikking en de bijbehorende overwegingen om geen dispensatie te ./. verlenen stuur ik als bijlage bij deze brief mee.

Voor de CAO Arbeidsbemiddeling Buitenlandse Werknemers is geen dispensatie verleend, omdat volgens de werkingssfeerbepaling alle CAO-artikelen uitsluitend van toepassing zijn op buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland verblijven. Dit levert direct onderscheid op naar nationaliteit, hetgeen in strijd is met de Algemene Wet Gelijke Behandeling.

Normaliter worden CAO's, waarvoor dispensatie van algemeen verbindend verklaarde CAO- bepalingen wordt verzocht, niet inhoudelijk getoetst. Dit neemt echter niet weg dat als strijd met het recht wordt geconstateerd, dit wel degelijk betrokken kan worden in de afweging om al dan niet dispensatie te verlenen. Het onderhavige geval is daarnaast bijzonder omdat de geconstateerde strijd met de wet betrekking heeft op de gehele CAO.


2

Mede naar aanleiding van de procedure van algemeenverbindendverklaring en het afhandelen van de daarmee gepaard gaande dispensatieverzoeken met betrekking tot de CAO Uitzendkrachten wordt de toepassing van het huidige dispensatiebeleid opnieuw bezien.
Het Toetsingskader AVV laat toe dat op schriftelijke mededeling van bedenkingen tegen algemeenverbindendverklaring in principe dispensatie wordt verleend van het besluit tot algemeenverbindendverklaring aan werkgevers die direct (niet door
algemeenverbindendverklaring) gebonden zijn aan een andere rechtsgeldige CAO. Hiermee kunnen ondernemingen of subsectoren in staat worden gesteld arbeidsvoorwaarden overeen te komen en toe te passen die toegesneden zijn op de desbetreffende onderneming of subsector. Wel dienen daarbij de doelstellingen van de Wet AVV in ogenschouw te worden genomen. De Wet AVV is immers bedoeld om de stabiliteit van de arbeidsverhoudingen te bevorderen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Daarbij wordt tevens door de mogelijkheid van het verlenen van dispensatie, het recht op collectief onderhandelen c.q. het CAO-overleg zoveel mogelijk ondersteund.

Ten slotte wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om een antwoord te geven op een vraag in het Algemeen Overleg van 8 september jl. met de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Wet flexibiliteit en zekerheid.
In genoemd overleg is gevraagd te bezien of de vereenvoudiging van de laatst afgesloten ABU CAO Uitzendkrachten navolging kan krijgen in de Wet flexibiliteit en zekerheid. Bedoelde vereenvoudigingen in de uitzend-CAO hebben echter specifiek betrekking op onderwerpen in de vorige ABU CAO Uitzendkrachten en niet op de daaraan ten grondslag liggende wettelijke regels. De wettelijke regels zijn bovendien van algemene toepassing en niet uitsluitend op de uitzendsector. Het ligt daarom niet in de rede de wettelijke regels aan te passen aan genoemde uitzend-CAO.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)