Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VD. 2005/2312
datum: 12-09-2005
onderwerp: De TSE-roadmap
Bijlagen: 2
Geachte Voorzitter,
In antwoord op uw bovengenoemde brief kan ik u betreffende de verzoeken van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (VC-LNV) het volgende berichten.
Toekomstig BSE-beleid in de EU
De VC-LNV heeft mij verzocht de discussie over de toekomst van het BSE-beleid in de Europese Unie eerst te voeren na overleg met uw Kamer.
In navolging van mijn brief van 10 juni 2005 (VD. 2005/1635) kan ik u nu nader informeren over de mogelijke concrete aanpassingen in het Europese BSE-beleid. De aanleiding daarvoor is dat de Europese Commissie onlangs de 'TSE-roadmap' publiceerde1. Dit is het strategische document van de Europese Commissie waaraan ik in mijn brief refereerde en dat denkrichtingen bevat voor mogelijke aanpassingen in het Europese BSE/TSE-beleid.
Dit document zal dienen als uitgangspunt voor de discussie over toekomstig BSE-beleid in EU-verband. Het startschot voor de discussie wordt gegeven op 23 en 24 september a.s. tijdens de TSE-rondetafelbijeenkomst van het Europese Parlement met de Chief Veterinary Officers van de 25 lidstaten.
Graag maak ik tijdens het AO van 14 september a.s. van de gelegenheid gebruik met u aan de hand van deze roadmap een eerste gedachtewisseling te hebben over de gewenste strategie en de Nederlandse inzet voor het BSE/TSE-beleid. Ik heb de roadmap tevens voor commentaar voorgelegd aan diverse stakeholders.
De TSE-roadmap
De Europese Commissie start met dit document een brede discussie over de mogelijke herziening van de maatregelen die genomen zijn in het kader van de BSE-problematiek (zie bijlage). Aanleiding vormden de Europese monitoringsgegevens waaruit blijkt dat de BSE-epidemie sterk op z'n retour is. Zoals ik in mijn brief van juni heb aangegeven blijkt uit het rapport van het CIDC dat deze positieve trend ook in Nederland zichtbaar is.
Daarnaast signaleert de Commissie mondiale ontwikkelingen die een heroverweging van het maatregelenpakket BSE/TSE eveneens wenselijk maken. Eén hiervan betreft de kosteneffectiviteit.
De TSE-roadmap poneert twee randvoorwaarden die van prominent belang zijn bij de voorgestelde aanpassingen:
* een herziening van de maatregelen mag niet leiden tot extra risico's voor de consument;
* de dalende trend in het aantal gevallen van BSE/TSE zet zich voort.
De roadmap maakt onderscheid tussen mogelijke aanpassingen op de korte en middellange termijn (periode 2005-2009) en aanpassingen op de lange termijn (periode 2009-2014) (zie bijlage).
Hoewel het document een opsomming geeft van de mogelijkheden voor aanpassingen van de maatregelen is daarin geen prioritering aangebracht anders dan het onderscheid korte/middellange en lange termijn. Dit geldt zowel tussen de hoofdthema's als binnen de hoofdthema's. De voorstellen voor verlichting van de maatregelen zullen op weinig bezwaar stuiten vanuit het oogpunt van voedselveiligheid en diergezondheid.
De samenhang tussen de verschillende maatregelen, de te volgen strategie en ethische overwegingen verdienen echter nadere aandacht. De Europese Commissie onderkent dat de keuzes politiek moeten worden gemaakt, in samenspraak met de stakeholders en met een duidelijke communicatiestrategie richting consument. De uiteindelijke prioritering van de herziening van de BSE/TSE-maatregelen zal in overleg tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement, de lidstaten en de stakeholders moeten worden vastgesteld.
Mijn eerste indruk van de TSE-roadmap is die van herkenning:
* Instemming met het strategische doel
* Het doel van het maatregelenpakket blijft het behoud en bewaken van het huidige niveau van bescherming van de consument.
* Instemming met risicobenadering
* Ik ben van mening dat het concept van risicoanalyse moet worden toegepast waar dat mogelijk is. Een aantal van de huidige maatregelen is gebaseerd op het voorzorgprincipe, en was gerechtvaardigd omdat bij aanvang van de epidemie weinig wetenschappelijke informatie beschikbaar was over het agens en de mogelijke routes van verspreiding. Inmiddels is veel meer wetenschappelijke informatie beschikbaar en kan een betere risico-inschatting worden gedaan.
* Dit concept is overigens ook leidend bij de vaststelling van de Codes van de World Organisation for Animal Health (OIE).
* Kostenefficiëntie
* Ik ben van mening dat er langzamerhand een scheefgroei is ontstaan in de kosten van het maatregelenpakket BSE/TSE in relatie tot het resterende feitelijke gezondheidsrisico.
* Herkenning van de positieve trend
* De geschetste positieve ontwikkeling die in Europa is gesignaleerd is ook in Nederland waar te nemen, getuige mijn brief aan u van 9 juni 2005 jl. (ref. VD. 2005/1635) waarin ik u het rapport toezond van het CIDC inzake het onderzoek naar de risicofactoren die een rol hebben gespeeld bij het optreden van BSE bij de Nederlandse runderen.
* Instemming met de randvoorwaarden waaronder de voorgestelde verlichting in het BSE-maatregelenpakket kan plaatsvinden
* De randvoorwaarden zijn dat de positieve trend zich voortzet, dat er voldoende wetenschappelijke informatie aan voorgestelde veranderingen ten grondslag ligt en dat het hoge niveau van bescherming van de volksgezondheid en diergezondheid blijft behouden.
Standpunt OIE over het toekomstig BSE-beleid
U heeft mij gevraagd u te informeren over het standpunt van de OIE omtrent het toekomstig BSE-beleid.
De OIE geeft geen richtlijnen voor het beleid ten aanzien van BSE. Zij biedt een internationaal aanvaard beoordelingskader voor de veiligheid van een aantal producten afkomstig van runderen, de onderzoeksmethoden en de monitoring van BSE en de indeling van landen in risicocategorieën. Deze vormen een onderdeel van de OIE Terrestrial Animal Health Code.
Tijdens haar 73e jaarvergadering in mei 2005 heeft de OIE de richtsnoeren ten aanzien van BSE aangepast aan de meest recente internationaal geldende wetenschappelijke inzichten.
Deze aanpassing behelst met name een nieuwe, vereenvoudigde indeling van landen naar BSE-risico's en eisen ten aanzien van het monitoren van BSE in runderpopulaties.
Tevens is door de OIE vastgesteld, dat het BSE-risico van ontbeend spiervlees verwaarloosbaar klein is en dat dit derhalve vrij verhandelbaar zou moeten zijn, vooropgesteld dat aan bepaalde eisen bij de slacht voldaan wordt. Op voorstel van de EU-lidstaten werd die norm voor vrijgave beperkt tot ontbeend spiervlees afkomstig van runderen tot een leeftijd van 30 maanden. De dieren dienen bij de keuring voor en na het slachten klinisch niet verdacht van BSE te zijn en er mogen bij het slachten geen dodingsmethoden worden gebruikt die een risico inhouden dat het karkas kan worden verontreinigd met zenuwweefsel.
Nederland heeft in de OIE-jaarvergadering van mei 2005 ingestemd met deze aanpassing van de internationale code.
Voorstel voor de dialoog
Graag wil ik in overleg met u en met de stakeholders van gedachten wisselen over de randvoorwaarden bij de mogelijke afbouw van maatregelen en over een mogelijke prioritering. Uitgaande van de randvoorwaarden die de TSE-roadmap zelf aangeeft, is het relatief eenvoudig om een prioritering aan te brengen in de maatregelen die in de roadmap zijn opgesomd. Dit betreft:
* het verhogen van de minimumleeftijd waarop de runderen moeten worden getest op BSE,
* het verhogen van de minimumleeftijd waarop het specifieke risico materiaal (SRM) moet worden verwijderd,
* de beperkingen ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk kunnen gelijk worden geschakeld met het beleid van de overige landen van de Europese Gemeenschap die met gevallen van BSE zijn geconfronteerd,
* het ruimen van de cohorten van een rund waarbij BSE is vastgesteld hoeft niet meer plaats te vinden uit oogpunt van dier- en volksgezondheid,
* de vereenvoudigde indeling van landen naar hun BSE-risico,
* herziening van het ruimingsbeleid met betrekking tot TSE bij kleine herkauwers, indien de inzet van een onderscheidende testmethode t.o.v. BSE is aanvaard.
Naast de randvoorwaarden die in de TSE-roadmap zijn opgenoemd in relatie tot de gezondheidsrisico's, spelen echter ethische en sociale aspecten alsmede milieu- en duurzaamheidsaspecten een rol.
Zoals ik reeds eerder constateerde zijn deze aspecten en die van kosteneffectiviteit niet of onvoldoende opgenomen in de TSE-roadmap. De discussie over een afbouw van het BSE maatregelenpakket kan niet alleen op wetenschappelijke argumenten worden gevoerd; een bredere afweging van deze aspecten is noodzaak.
Met name de voorstellen voor het niet meer doden van cohorten alsmede de voorstellen voor het wederom toestaan van dierlijke eiwitten in diervoeders vragen een bredere afweging dan alleen die van de gezondheidsrisico's.
Ik heb de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) eerder dit jaar reeds gevraagd te adviseren welke belangen en afwegingen een rol spelen bij het versoepelen van het verbod op gebruik van dierlijke eiwitten in voeders voor landbouwhuisdieren en welke versoepelingen haalbaar en acceptabel zijn. Ik verwacht dit advies eind 2005.
Het moge overigens duidelijk zijn dat afbouw geen terugkeer betekent naar de situatie zoals die bestond bij aanvang van de BSE-epidemie. Sommige beleidsmaatregelen zullen gehandhaafd blijven. Ook hierover wissel ik graag met u van gedachten.
Zoals ik hierboven heb aangegeven, hecht ik in dit opzicht veel waarde aan overleg over deze complexe materie met de diverse stakeholders.
Ik heb de TSE-roadmap inmiddels voor consultatie aan diverse stakeholders gestuurd.
Ik zal u op de hoogte stellen van uitkomst van deze consultatie alsmede van de toekomstige voorstellen voor wijzigingen in het diervoederbeleid, voordat definitieve besluitvorming plaatsvindt.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 http://europa.eu.int/comm/food/food/biosafety/bse/roadmap_en.pdf
Bijlage: The TSE Roadmap
Bijlage: Aanpassingen op korte, middellange en lange termijn
Op de korte termijn zijn mogelijke versoepelingen voorzien ten aanzien van:
* Monitoring BSE-prevalentie: Verhoging van de minimumleeftijd waarop de geslachte dieren getest worden op BSE.
* Verwijdering SRM: Uit het monitoringsprogramma en volgens het standpunt van de EFSA blijkt dat de leeftijd van verwijdering van het SRM verhoogd kan worden van 12 maanden naar 21 of 30 maanden.
* Versoepeling van de beperkingen voor het Verenigd Koninkrijk: Op basis van adviezen van o.a. de Food Standard Agency (FSA) versoepelen van de aanvullende beperkingen die gelden voor de export van rundvlees en rundvleesproducten.
* Ruimingsbeleid ten aanzien van runderen: beëindigen van het onmiddellijk ruimen van een cohort bij vaststelling van BSE.
* De indeling van de landen naar hun BSE-risico: versimpeling van de criteria voor categorisering en indeling van landen in categorieën voor 1 juli 2007.
* Herziening van het ruimingbeleid met betrekking tot TSE in kleine herkauwers: herziening en versoepeling van de ruimingsmaatregelen waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe diagnostiek, maar tegelijkertijd handhaven van huidige niveau van consumentenbescherming.
Op korte of middellange termijn worden versoepelingen voorgesteld:
* Vismeel in diervoeders: In voeders voor éénmagigen mag vismeel gebruikt worden. Nu kan het voorkomen dat door kruisbesmetting voeders voor herkauwers besmet zijn met vismeelsporen. Deze voeders dienen afgekeurd te worden. Het voorstel is om de nul-tolerantie van vismeel in herkauwervoeder te versoepelen, zodat de gevolgen van een kruisbesmetting niet inhouden dat volledige partijen voeders afgekeurd moeten worden.
* Dierlijke eiwitten in diervoeders: Op dit moment is het niet mogelijk om dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers, pluimvee en varkens van elkaar te onderscheiden. Vooruitlopend op geschikte testen waarmee de verschillende eiwitten van elkaar onderscheiden kunnen worden zou de nultolerantie ten aanzien van deze eiwitten versoepeld kunnen worden.
Op de lange termijn zijn mogelijke versoepelingen voorzien ten aanzien van:
* Surveillance, daarbij zijn een drietal scenario's voorzien.
* Specified risk material: als uit de monitoringsgegevens blijkt dat BSE niet wordt vastgesteld bij dieren beneden een bepaalde leeftijdsgrens of onder een vastgesteld niveau komt, dan zou de verplichting om SRM bij deze categorie dieren te verwijderen kunnen komen te vervallen. Als alternatief zou een minimale lijst van SRM-materialen kunnen worden vastgesteld die verwijderd moeten worden.
* Certificering van kuddes: na het testen van alle vee met een levende dierentest zou certificering van de kuddestatus kunnen worden geïntroduceerd zoals ook het geval is bij brucellose en tuberculose.
* Erfelijke ongevoeligheid bij geiten, als net als bij schapen: als uit nader onderzoek zou blijken dat sommige genotypen binnen de geitenpopulatie erfelijke ongevoeligheid hebben tegen BSE dan zou de uitroeiingsstrategie in het licht van deze nieuwe ontwikkelingen kunnen worden herzien.
Het document bevat ook denkrichtingen voor het geval de positieve trend zich niet voortzet.
Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen:
* BSE ten algemene: in dat geval is dan een beleid voorzien waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen 'goedpresterende landen' en minder presterende landen, waarbij landspecifieke maatregelen zullen worden getroffen ten einde niet alle lidstaten te 'straffen' voor negatieve ontwikkelingen.
* De ontwikkeling van BSE bij kleine herkauwers: mocht blijken dat BSE bij kleine herkauwers zich op veel grotere schaal voordoet dan zullen de maatregelen met betrekking tot deze categorie worden aangescherpt.
* Chronic wasting disease in hertachtigen: Indien uit de monitoring in 2006 blijkt dat CWD ook in Europa voorkomt, dan is voorzien dat het besluit om SRM weg te halen een permanente verplichting wordt.
Bijlagen
The TSE Roadmap