Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: IZ. 2005/2396
datum: 12-09-2005
onderwerp: Hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker

bijlagen: 4

Geachte Voorzitter,

In 2003 en 2004 heeft de Raad in Luxemburg het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ingrijpend hervormd. Met name het loskoppelen van de inkomenssteun van de productie resulteert in een GLB dat duurzamer, marktgerichter en minder handelsverstorend is. Dit zogenaamde Akkoord van Luxemburg vormde het hoofdbestanddeel van een reeks hervormingen, die is ingezet met de MacSharry-hervorming in 1992.

Alleen de marktordening voor suiker is de afgelopen jaren niet hervormd. In feite is er in de suikersector gedurende de afgelopen vier decennia weinig veranderd. De Raad heeft de Commissie dan ook in 2003 (na het bereiken van het Akkoord van Luxemburg) verzocht een rapport te presenteren over de perspectieven van de Europese suikersector en over het functioneren van de marktordening voor suiker. Op basis van dit rapport heeft de Commissie in het najaar van 2003 een drietal hervormingsscenario's opgetekend. In mijn brief aan uw Kamer van 11 november 2003 heb ik destijds al het kabinetsstandpunt over de gewenste richting van een suikermarkthervorming uiteengezet (TK 2003-2004, 28 625, nr. 12).

Het drietal hervormingsscenario's is in de Raad besproken en mede op grond van deze discussie heeft de Commissie vervolgens in juli 2004 een mededeling gepresenteerd, waarmee zij nader richting heeft gegeven aan de hervorming van de suikermarkt. Dit plan van toenmalig Commissaris voor Landbouw Fischler behelsde onder meer een institutionele prijsverlaging van 33% in combinatie met een forse korting van het productiequotum. Voor de bietentelers was een compensatie van 60% van de prijsdaling voorzien en de export met restituties van Europese suiker zou vrijwel tot nul worden gereduceerd. Onder mijn voorzitterschap heeft de Raad hier tweemaal over gediscussieerd.

Op 22 juni jl. heeft de Commissie haar definitieve plannen voor de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker gepresenteerd. Deze plannen gaan in een aantal opzichten verder dan de mededeling van juli 2004, maar hebben ook een langere looptijd. In deze brief ga ik in op de inhoud en de achtergrond van de voorstellen en zal ik het standpunt van de Nederlandse regering uiteenzetten.

Internationaal kader - WTO

Met haar voorstel wil de Commissie de marktordening voor suiker hervormen volgens de beginselen die reeds in andere sectoren zijn toegepast. Want, zo redeneert zij, de suikersector kan na de hervormingen van 2003 en 2004 niet als enige uit de pas lopen. Dat betekent dat het verschil met de wereldmarktprijs substantieel moet worden verkleind en dat de concurrentiekracht van de sector groter moet worden.

Maar de noodzaak tot hervorming wordt ook ingegeven door internationale ontwikkelingen. In de eerste plaats is het Europese suikerbeleid onlangs door het beroepsorgaan van de WTO op een aantal punten onrechtmatig bevonden. Het beroepsorgaan is tot het oordeel gekomen dat de export van het equivalent aan suiker dat uit de ACS-landen1 wordt geïmporteerd, niet additioneel aan het WTO-plafond voor exportsubsidies mag worden geëxporteerd. Bovendien is zogenaamde C-suiker bestempeld als gesubsidieerde export en valt de uitvoer daarvan bijgevolg eveneens onder het WTO-plafond van de EU. Omdat de EU zich echter blijft verplichten aan de invoerafspraken uit het ACS Suikerprotocol, betekent dit concreet dat de productie van suiker in de EU fors teruggeschroefd moet worden.

Een tweede aanleiding voor hervorming is het gegeven dat de 49 Minst Ontwikkelde Landen (MOL's) onder het Everything But Arms-initiatief (EBA) vanaf 2009 tarief- en quotumvrije toegang hebben tot de Europese suikermarkt. Dit kan leiden tot een forse toename van de import van suiker uit de MOL's. Indien de prijsdaling te lang op zich zou laten wachten, bestaat voor de MOL's met hogere productiekosten het risico dat daar investeringen in de suikerteelt worden gepleegd, die uiteindelijk niet rendabel zullen blijken. Mede tegen die achtergrond stelt de Commissie een substantiële prijsverlaging in twee jaar voor.

Op de derde plaats wil de Commissie met deze hervorming de sector een langetermijn perspectief bieden. Dat betekent dat het voorstel ook anticipeert op de uitkomsten van de lopende WTO-onderhandelingen (Doha Development Agenda - DDA), die onvermijdelijk zullen resulteren in een verdere afbouw van de tariefbescherming van de Europese suikermarkt. Met de voorgestelde hervormingen wordt ook voor investeringen binnen de EU stabiliteit en zekerheid geboden.

Inhoud voorstel

De Commissie stelt voor de huidige interventieprijs voor witte suiker te vervangen door een referentieprijs en deze in twee jaar te verlagen met 39%. De minimum bietenprijs wordt verlaagd met tenminste 42,6%. De bietentelers worden in het Commissievoorstel gecompenseerd met een ontkoppelde inkomenssteun die gelijk is aan 60% van de prijsdaling. De inkomenssteun wordt geïntegreerd in het bestaande systeem van bedrijfstoeslagen. De uitbetaling is daarmee verbonden aan voorwaarden op het gebied van voedselveiligheid, dierenwelzijn, landschapsbeheer en milieu. De nieuwe marktordening heeft een looptijd tot en met september 2015. De bestaande verplichtingen van het ACS Suikerprotocol en het EBA-initiatief worden onverkort gehandhaafd.

Voorts stelt de Commissie voor om de huidige A- en B-quota samen te voegen tot één productiequotum. Om tot een nieuw marktevenwicht te komen, wordt in eerste instantie geen quotumkorting toegepast. In plaats daarvan wordt een herstructureringsfonds in het leven geroepen, dat suikerproducenten de gelegenheid biedt vrijwillig quota te koop aan te bieden. Dit fonds wordt gefinancierd door in de eerste drie jaar aan de houders van een quotum een degressieve herstructureringsheffing op te leggen (aflopend van EUR 126,40 naar EUR 64,50 per ton quotum). De vrijwillige opkoopregeling zou gedurende vier jaar van kracht moeten zijn. De opkoopprijs daalt in die vier jaar echter wel van EUR 730,- naar EUR 420,- per ton en biedt dus een stimulans om de quota zo snel mogelijk te koop aan te bieden. De vrije verhandelbaarheid van quota, waarvan in de mededeling van juli 2004 nog sprake was, is in dit definitieve voorstel verdwenen.

De opkoop van quota en het afschaffen van C-suiker hebben tot gevolg dat de EU na de hervorming nauwelijks meer suiker exporteert. Exportrestituties zullen bijna uitsluitend nog aangewend worden voor de export van suiker in verwerkte producten. Deze zullen gezien de voorziene prijsdaling echter aanmerkelijk lager uitvallen en te zijner tijd in WTO-verband in aanmerking komen voor uitfasering.

Indien de opkoopregeling niet voldoende quotum uit de markt neemt om vraag en aanbod in een nieuw evenwicht te brengen, kondigt de Commissie aan in 2010 alsnog een generieke quotumkorting toe te willen passen. Als de marktprijs beneden de referentieprijs zakt, treedt het systeem van private opslag in werking. Daarnaast blijft het mogelijk surplussuiker door te schuiven naar het volgend jaar. In een uiterst geval kan de Commissie ook besluiten een deel van de quota tijdelijk uit de markt te nemen. Hiermee kan een overschot op de markt tijdelijk worden weggewerkt. In beide gevallen mag er in een volgend jaar minder worden geproduceerd.

Voor de landen die op dit moment C-suiker produceren, waaronder Nederland, wordt een additioneel quotum van 1 miljoen ton beschikbaar gesteld. Hiervoor moet echter wel in het verkoopseizoen 2006/7 eenmalig EUR 730,- per ton worden betaald. De opbrengsten komen ten goede aan het herstructureringsfonds. Hoewel quota niet tussen de lidstaten verhandeld mogen worden, worden de meest competitieve industrieën op deze manier toch in de gelegenheid gesteld hun productie voor een deel uit te breiden. Hierdoor kan een zekere mate van herverdeling van productie binnen de EU plaatsvinden.

De chemische en farmaceutische industrie ontvangt op dit moment - om het prijsverschil met de wereldmarkt te compenseren - een productierestitutie voor de quotumsuiker die zij gebruiken. In de nieuwe marktordening stelt de Commissie voor deze afnemers de beschikking te geven over suiker die buiten het productiequotum wordt geproduceerd. Mocht dit systeem geen garantie bieden voor voldoende suiker tegen wereldmarktprijzen, dan kan alsnog een productierestitutie worden verleend of een speciaal tariefcontingent tegen wereldmarktprijzen worden geopend.

Een daling van de suikerprijs heeft ook gevolgen voor de producenten van isoglucose, een suikervervanger die voornamelijk uit granen wordt gemaakt. De productie van isoglucose is onderdeel van de suikermarktordening en kent net als suiker een quotum. Dit garandeert een vaste balans tussen de productie van suiker en isoglucose. Nu het prijsverschil tussen suiker en isoglucose kleiner wordt, zullen veel isoglucoseproducenten bij een gelijkblijvend quotum echter niet langer rendabel kunnen produceren omdat zij de daarvoor benodigde schaalgrootte missen. Daarom stelt de Commissie voor het productiequotum voor isoglucose met 300.000 ton (in drie jaar) uit te breiden tot 900.000 ton in totaal. Dit moet de isoglucoseproducenten in staat stellen het verlies door middel van schaalvergroting te compenseren. Overigens kunnen zij net als de suikerproducenten gebruik maken van de vrijwillige opkoopregeling, want ook zij betalen een herstructureringsheffing op hun quota. Hetzelfde geldt voor producenten van gehydroliseerde inulinestroop, een suikervervanger op basis van cichoreiwortels. Bovendien wordt voor de telers van cichorei - net als voor de bietentelers - een nationale enveloppe voor compensatie beschikbaar gesteld.

Als alternatief voor suikerproductie wil de Commissie de productie van bio-ethanol uit suikerbieten bevorderen. Daarom stelt zij voor om toe te staan dat suikerbieten worden geteeld op braakgronden, indien zij niet voor voeding of vervoedering worden geteeld. Daarnaast komt de teelt van suikerbieten als energiegewas in aanmerking voor een premie van EUR 45,- per hectare.

De referentieprijs van ruwe suiker daalt met 39%, gelijk aan de prijsdaling voor witte suiker. Omdat de raffinadeurs van ruwe suiker geen herstructureringsheffing betalen, zit er ten opzichte van witte suiker een vertraging in de prijsdaling. De ACS-landen en de MOL's ontvangen een minimumprijs en profiteren dus twee jaar langer van een hogere prijs. Gedurende de eerste drie jaar is de raffinage van ruwe suiker overigens voorbehouden aan voltijd raffinadeurs. Na 2009 - wanneer de MOL's volledige vrije toegang hebben tot de Europese markt - is het ook de bietsuikerproducenten toegestaan om ruwe suiker te importeren en te raffineren. Wel is het zo dat voltijd raffinadeurs een voorkeurspositie behouden.

Omdat de exportopbrengsten van de landen die profiteren van het ACS-suikerprotocol als gevolg van de voorziene prijsdaling aanmerkelijk zullen dalen, zal de Commissie voor deze landen een actieplan met flankerende maatregelen opstellen. Deze zullen gericht zijn op het versterken van de concurrentiekracht in de landen waar de suikerindustrie een perspectief heeft. Voor die landen waar de productie van suiker voor uitvoer naar Europa als gevolg van de lagere suikerprijs niet langer levensvatbaar is, wordt ingezet op economische diversificatie. Afgelopen januari heeft de Commissie al een werkdocument gepresenteerd met daarin de uitgangspunten van dit actieplan. Op 22 juni jl. is een aanvullend voorstel gepubliceerd, met daarin het juridisch kader voor de financiering en de criteria voor de verdeling van financiële steun tussen de ACS-landen. Deze criteria zullen door de Commissie nog verder worden uitgewerkt. In dit verband zij ook vermeld dat binnen het Europees Parlement ontwerpvoorstellen bestaan om het instrument van de herstructureringsheffing ook aan te wenden voor financiering van aanpassingsmaatregelen in ACS-landen.

Financieel kader

De budgettaire kosten van het voorstel zijn gelijk aan de kosten van het handhaven van het huidige beleid. De besparingen die worden bewerkstelligd met de afschaffing van de raffinagesteun en het verminderen van exportrestituties, worden aangewend voor de noodzakelijk geachte directe inkomenssteun. In het eerste jaar van de hervorming gaat het om EUR 907 miljoen. Vanaf het tweede jaar - wanneer de prijsdaling van 39% volledig is doorgevoerd - loopt de jaarlijkse inkomenssteun op tot EUR 1.542 miljoen. Nederland ontvangt hiervan respectievelijk EUR 42 en EUR 74 miljoen in een nationale enveloppe.

De Commissie heeft de verwachte opbrengsten van het door de sector zelf te financieren herstructureringsfonds begroot op EUR 4.225 miljoen. Dit budget zal onder de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie en Garantie Fonds voor de Landbouw (EOGFL) worden gebracht. In de eerste drie jaar is het alleen beschikbaar voor het opkopen van quota. Per jaar kan niet meer quotum uit de markt worden gekocht dan de hoogte van het fonds toelaat. Daarbij geldt dat wie het eerst komt, het eerst maalt. Vanaf het derde jaar kan een deel van het fonds ook worden ingezet voor economische diversificatie in de zwaarst getroffen gebieden.

Voor wat betreft de kosten van het ACS actieplan, stelt de Commissie voor de uitgaven voor 2006 (ten bedrage van EUR 40 miljoen) te financieren door het flexibiliteitsinstrument in te schakelen. Voor de periode 2007-2013 is nog geen bedrag vastgesteld, maar de Commissie stelt al wel voor dit te financieren uit het instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking (categorie 4 van de nieuwe Financiële Perspectieven).

Kabinetsstandpunt

De hervorming van de marktordening voor suiker is een politiek gevoelig dossier. De belangen van telers van suikerbieten, de belangen van de producenten van suiker en suikervervangers in de EU, de belangen van de suikerverwerkers en consumenten, de internationale context en de positie van verschillende groepen ontwikkelingslanden moeten zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dat is geen gemakkelijke opgave, te meer omdat sommige belangen zich moeilijk laten verenigen.

In voorbereiding op het kabinetsstandpunt heb ik een aantal studies naar de diverse aspecten van de hervorming laten uitvoeren. Het gaat om drie studies van het Landbouw Economisch Institutuut (LEI) over de gevolgen van de voorstellen voor het inkomen van de Europese bietenteler, voor de suikerproducenten en de tweedegraadsverwerkers en voor de betrokken ontwikkelingslanden. Daarnaast is een studie uitgevoerd waarin de mogelijkheden voor de productie van bio-ethanol in de MOL's zijn onderzocht. Conform eerdere toezeggingen aan de Kamer, zijn deze studies als bijlage bijgevoegd.

Algemeen

Uw Kamer heeft op 7 juni jl. met eenparigheid van stemmen een motie (TK 2004-2005, 21 501-32, nr. 125) aangenomen, waarin het kabinet wordt opgeroepen te streven naar een hervorming van de suikermarktordening die aansluit bij de plannen van het Platform Toekomst Suikermarkt. De nu door de Commissie gepresenteerde voorstellen gaan in diverse opzichten aanzienlijk verder dan de door uw Kamer omarmde voorstellen van het Platform.

Ten algemene is het kabinet van mening dat de hervorming moet resulteren in een meer concurrentiekrachtige Europese suikersector, die duurzaam en marktgericht opereert met een substantieel lager prijspeil dan nu. De handelsverstorende effecten van het huidige beleid moeten zo snel mogelijk verdwijnen en de WTO-uitspraak moet onverkort worden geïmplementeerd. Dit laatste betekent dat de productie van suiker in de EU op zeer korte termijn fors moet inkrimpen. Ik heb dit standpunt eerder verwoord in genoemde brief van 11 november 2003 en meer recent in mijn antwoord van 17 december 2004 op vragen over het alternatieve hervormingsplan van het Platform Toekomst Suikermarkt (TK 2004-2005, 28 625, nr. 25).

Looptijd

Het kabinet ondersteunt de Commissie in haar streven de Europese suikersector een langetermijn perspectief te bieden. Met een looptijd tot en met 2015 wordt naar de mening van het kabinet hieraan goed invulling gegeven, mits er sprake is van een substantiële hervorming bijvoorbeeld langs de lijnen zoals de Commissie nu voorstelt. Daarbij is het van belang dat een politiek akkoord snel tot stand komt. Niet alleen is het wenselijk dat de EU vóór de ministeriële WTO-conferentie in Hongkong (december 2005) zijn zaken op orde heeft. Het is voor de bietentelers en de industrie ook belangrijk om voor het begin van het nieuwe seizoen te weten waar men aan toe is. Het inzaaien van de bieten voor het nieuwe seizoen vindt in Nederland plaats in maart/april 2006. Daar komt bij dat de huidige regeling per 1 juli 2006 afloopt.

Prijsdaling

Voor wat betreft de prijsdaling heeft het kabinet altijd gezegd dat deze substantieel en richting wereldmarktniveau moet zijn. Bovendien moet het kabinet - in het licht van de toezegging van de EU om op voorwaarde van parallelliteit exportrestituties op termijn uit te faseren - ook rekening houden met de internationale concurrentiepositie van de suikerverwerkende industrie.

Het kabinet steunt de doelstelling van de Commissie om te komen tot een ingrijpende herstructurering waartoe de thans door de Commissie voorgestelde prijsdaling, hoewel fors, een goed middel is. De prijsdaling moet immers, in combinatie met de opkoopregeling, in elk geval voldoende zijn om de productie zover te laten dalen als nodig is om de marktordening in lijn te brengen met de recente WTO-uitspraak. Daarbij moet rekening worden gehouden met de concurrentiepositie van de Europese suikerindustrie en het belang van de consument, alsook met de belangen van de suikerproducerende ontwikkelingslanden met preferentiële toegang. De prijsdaling zal immers negatieve inkomensgevolgen hebben voor bietentelers2, terwijl landen met preferentiële toegang tot de EU opbrengsten zullen mislopen. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat onvoldoende hervorming van de suikersector voor de Unie een obstakel vormt bij de afsluiting van de lopende WTO-onderhandelingen.

Compensatie

De prijsdaling zal grote gevolgen hebben voor het inkomen van de bietenteler. Geheel in lijn met de hervormingen van 2003 en 2004, meent het kabinet dat dit verlies gedeeltelijk gecompenseerd moet worden in de vorm van een ontkoppelde inkomenssteun. De Commissie stelt voor de telers voor 60% van de prijsdaling te compenseren. De bietentelers zien zich - in tegenstelling tot andere recent hervormde sectoren - niet alleen geconfronteerd met een forse prijsdaling maar ook met een aanzienlijk productiedaling. Daarom meent het kabinet dat in het licht van de definitieve prijsdaling de inkomenscompensatie voor de boeren procentueel hoger mag uitvallen. Daarbij steunt het kabinet overigens de Commissie in het streven naar een budgetneutrale hervorming.

Instrumenten voor marktbeheer

Hoewel de voorkeur van het kabinet in eerste instantie uitging naar de verhandelbaarheid van quota tussen de lidstaten, heb ik in mijn brief van 17 december 2004 al aangegeven de vrijwillige opkoopregeling een goed alternatief te achten. Het kabinet constateert dan ook met tevredenheid dat de Commissie op dit punt de gedachten van het Platform Toekomst Suikermarkt heeft overgenomen. Daarbij is het wel van groot belang dat snel een nieuw marktevenwicht ontstaat. Omdat vooraf niet valt in te schatten hoeveel quota met de opkoopregeling uit de markt worden genomen, hecht het kabinet groot belang aan goede alternatieve instrumenten voor marktbeheer zoals private opslag, het doorschuiven van quota naar volgend jaar, het tijdelijk uit de markt nemen van quota en een pro-rata quotumkorting voor afloop van de opkoopregeling.

Suikervervangers

De Commissie heeft voorgesteld het quotum voor isoglucose uit te breiden met 300.000 ton tot ongeveer 900.000 ton in totaal. Het kabinet acht het belangrijk dat tegemoet wordt gekomen aan de zorgen over het verdampen van het relatieve concurrentievoordeel van deze jonge, veelbelovende industrietak. Daarom dient aangestuurd te worden op een additionele vergroting van het quotum in de orde van grootte van vijf procent van de uit de markt gekochte suikerquota. Daarbij is het belangrijk dat dit extra quotum vrij verhandelbaar is.
De isoglucoseproducenten die ondanks de uitbreiding van hun quotum niet langer rendabel produceren, kunnen net als de suikerindustrie gebruik maken van de opkoopmogelijkheid. Hier is echter de voorwaarde aan verbonden dat de gehele fabriek ontmanteld wordt. Deze voorwaarde is erg strikt, omdat in dezelfde productielijn ook andere producten - die buiten de suikermarktordening vallen - worden geproduceerd. Het kabinet is van mening dat de vrijwillige opkoopregeling ook voor deze sector goed werkbaar moeten zijn en dus aanpassing behoeft om te voorkomen dat zij uitstraalt op andere productieprocessen. Hetzelfde geldt voor de producenten van gehydroliseerde inulinestroop, die tevens inuline produceren. De productie hiervan maakt geen deel uit van de suikermarktordening en moet dus kunnen worden voortgezet.

Tweedegraads verwerkers

Het is zeer waarschijnlijk dat het voorstel van de Commissie om de chemische en farmaceutische industrie beschikking te geven over non-quota suiker die buiten het quotum wordt geproduceerd, onvoldoende garantie biedt op voldoende hoeveelheden tegen om en nabij de wereldmarktprijs. Het kabinet hecht dan ook aan het handhaven van de bestaande productierestitutie-regeling.
Om de internationale concurrentiepositie van de Europese bakkerij-, zoetwaren- en frisdrankenindustrie niet in gevaar te brengen, steunt het kabinet het gebruik van de bestaande exportrestituties op suiker in verwerkte producten. Het kabinet streeft in WTO-kader niettemin onveranderd naar de totale en parallelle afschaffing van exportsteun. Dit geldt ook voor exportrestituties op suiker in verwerkte producten, al vallen deze zoals reeds opgemerkt aanmerkelijk lager uit als gevolg van de prijsdaling.

Bio-ethanol

In het kader van de bredere kabinetsinitiatieven om het aandeel van biobrandstoffen in de Nederlandse energiehuishouding te vergroten, verwelkomt het kabinet de verruimde mogelijkheden die de Commissie voorstelt om suikerbieten als energiegewas te telen. Daarbij dient aangetekend te worden dat suikerbieten wat energiebalans betreft, in Nederland niet het gunstigste energiegewas zijn.

Internationale verplichtingen

Ten aanzien van de externe verplichtingen van de EU, moet naar oordeel van het kabinet onverkort worden vastgehouden aan de verplichtingen van het ACS Suikerprotocol en het EBA-initiatief. In aanvulling daarop zal Nederland pleiten voor een proportionele vergroting van het EBA-contingent tot 2009, om op deze wijze tegemoet te komen aan de suikerproducenten in de armste ontwikkelingslanden. Hiermee worden de MOL's met een competitieve suikerindustrie tevens in staat gesteld hun concurrentiepositie op de internationale markt vanaf 2009 te versterken. Het kabinet wijst er verder op dat in het kader van duurzame handelsbetrekkingen tussen de MOL's en de EU, het belangrijk is dat suiker die onder het EBA-initiatief wordt ingevoerd ook daadwerkelijk uit een MOL afkomstig is. In dit licht moet met zorg worden gekeken naar bestaande maatregelen inzake oorsprong en vrijwaring en naar een adequaat monitoringsmechanisme. Waar nodig kan overwogen worden deze maatregelen aan te passen. Daarbij geldt het uitgangspunt dat alleen suiker die in de MOL's zelf is geteeld, kwalificeert voor rechtenvrije toegang tot de EU. Dit betekent in de praktijk dat de MOL's nooit meer suiker naar de EU kunnen exporteren dan zij zelf produceren.

Voor wat betreft de ACS-landen steunt het kabinet de Commissie in haar streven om een actieplan met op maat gesneden flankerend beleid op te stellen. Daarbij hecht het kabinet belang aan een versnelde reallocatie van het quotum van 1,3 miljoen ton van niet-competitieve ACS-landen naar ACS-landen waar de productie van suiker wel een rendabele economische activiteit blijft. Mocht blijken dat hiermee voor die laatste groep onvoldoende ruimte vrijkomt, dan zal Nederland aandringen op een verruiming van het totale ACS-contingent.

Financieel kader

Het kabinet is van mening dat de kosten van de hervorming gefinancierd moeten worden onder het plafond zoals vastgelegd in de Europese Raad (oktober 2002). Ten aanzien van de financiering van het ACS actieplan is het kabinet van mening dat geen aanspraak gemaakt moet worden op het flexibiliteitsinstrument, zoals de Commissie voorstelt. Dat instrument is bestemd voor onvoorziene uitgaven en kan bovendien slechts met instemming van het Europees Parlement worden ingezet als onderdeel van de jaarlijkse begrotingsprocedure. Het kabinet is van mening dat de uitgaven die gereserveerd staan voor het actieplan additioneel zouden moeten zijn ten opzichte van de huidige ontwikkelingsuitgaven en onder het EU-landbouwplafond kunnen worden gebracht.

Krachtenveld

De voorstellen voor de hervorming van de suikermarkt komen op een moment dat de internationale handelsgemeenschap zich voorbereidt op de ministeriële WTO-conferentie in december in Hongkong. De Commissie en het Britse voorzitterschap sturen aan op een akkoord in november, zodat de EU een helder signaal afgeeft aan haar handelspartners. De noodzaak tot deze strakke tijdsplanning wordt echter niet door alle lidstaten gedeeld. Sommige lidstaten zijn van mening dat de hervorming van de suikermarkt moet worden doorgeschoven naar volgend jaar. Zij menen dat de EU beter kan wachten met de hervorming tot de uitkomst van de WTO-onderhandelingen bekend is.

Er bestaan bij verschillende lidstaten ook grote inhoudelijke bezwaren tegen de voorstellen van de Commissie. Die voorstellen gaan zoals opgemerkt in een aantal opzichten verder dan de mededeling van juli 2004, waarover de Raad onder mijn voorzitterschap reeds enkele malen debatteerde. Tijdens die debatten werd duidelijk dat een aantal lidstaten wil terugkomen op de gemaakte afspraken over het EBA-initiatief en bovendien geen noodzaak ziet voor een forse prijsdaling. Voor een aantal lidstaten - met name in de periferie van de EU - betekent de voorgestelde prijsdaling het einde van de suikerindustrie met het bijkomende risico van verlies van een groot aantal banen. Ook de suikerproducerende MOL's en de landen die zijn aangesloten bij het ACS Suikerprotocol pleiten voor een verlenging van de contingentering van de suikerimport onder het EBA-initiatief als daar een minimale prijsdaling tegenover staat. De lidstaten met een meer concurrentiekrachtige suikerindustrie, voornamelijk in Noordwest Europa, staan over het algemeen positiever tegenover de hervormingsplannen.

Het kabinet is van mening dat de hervormingen van het GLB moeten worden voortgezet op de ingeslagen weg en vanuit dat opzicht worden de voorstellen van de Commissie dan ook verwelkomd. Het kabinet zal net als in de onderhandelingen over de hervormingen in 2003 en 2004, ambitieus en met een realistische inslag een constructieve bijdrage leveren aan de discussie.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

1 De EU heeft een groep van 77 landen uit Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) handelspreferenties toegekend die zijn vastgelegd in de zgn. Cotonou-overeenkomst (voorheen Lomé-overeenkomst).
2 Zie berekeningen Landbouw Economisch Instituut: 'Europees suikerbeleid in ontwikkeling. Een oordeel over de hervormingsvoorstellen van juni 2005'(LEI, juli 2005)

Bijlagen

Europees suikerbeleid in beweging - Beoordeling van de hervormingsvoorstellen van juni 2005
Feasibility study on an effective and sustainable bio-ethanol production program by Least Developed Countries as alternative to cane sugar export
Hervorming suikermarktordening - Gevolgen voor de suikerproducenten, de suikerverwerkers en de (sucro)chemische industrie
Impacts of the EU sugar policy reforms on developing countries